Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[appellant],wonende te [woonplaats],
[appellante],wonende te [woonplaats],
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om een hoger beroep van een huurder tegen een verhuurder, InBev Nederland N.V. De zaak betreft een geschil over de betaling van huurpenningen en de vermeerdering van de eis door de verhuurder in appel. Het hof had eerder een tussenarrest gewezen op 26 augustus 2014, waarin de grieven van de huurder werden verworpen. In het eindarrest van 20 januari 2015 heeft het hof de in appel door de verhuurder vermeerderde eis betreffende de contractuele boete over de verschuldigde huurpenningen toegewezen. De huurder, vertegenwoordigd door mr. J.W. de Rijk, voerde aan dat de vermeerderde vordering in eerste aanleg had moeten worden ingesteld, maar het hof oordeelde dat ook in appel de eis mag worden gewijzigd of vermeerderd, mits dit niet leidt tot onredelijke vertraging van de procedure.
Het hof heeft geoordeeld dat de grieven van de huurder falen en dat het bewijsaanbod van de huurder als niet terzake doende wordt gepasseerd. De huurder werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep voor zover dit gericht was tegen eerdere vonnissen. Het hof heeft de huurder veroordeeld tot betaling van de contractuele boete van 2% per maand over de huurpenningen die na 1 november 2009 zijn vervallen, en heeft het vonnis van de rechtbank voor het overige bekrachtigd. De proceskosten van het hoger beroep zijn voor rekening van de huurder gesteld, met een specificatie van de kosten aan de zijde van de verhuurder.