In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant], die een loonvordering en andere vorderingen heeft ingesteld tegen de vennootschap onder firma [naam V.O.F.] en haar vennoten. [Appellant] was werkzaam als chauffeur en stelt dat hij vanaf 25 oktober 2006 werkzaamheden voor de Vof heeft verricht, terwijl de Vof dit betwist. De vordering betreft onder andere achterstallig loon, nettoloon en een vergoeding voor verblijfskosten. Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld en de vorderingen van [appellant] beoordeeld. Het hof oordeelt dat de vordering voor de periode vóór 13 augustus 2007 onvoldoende onderbouwd is, maar dat de vordering voor de periode van 13 augustus 2007 tot 5 mei 2010 voldoende onderbouwd is. Het hof heeft vastgesteld dat de Vof geen urenverantwoordingsstaten heeft verstrekt, waardoor een deugdelijke urenregistratie ontbreekt. Dit leidt tot de conclusie dat de vordering van [appellant] voor deze periode gegrond is. Het hof heeft ook de verweren van de Vof tegen de vorderingen beoordeeld, waaronder verjaring en rechtsverwerking. Het hof heeft besloten om een inlichtingencomparitie te gelasten om meer duidelijkheid te krijgen over de arbeidsovereenkomst en de omstandigheden waaronder [appellant] heeft gewerkt. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling en het hof heeft partijen verzocht om specifieke informatie te verstrekken over de verblijfskostenvergoeding. De uitspraak is gedaan op 7 april 2015.