Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
9.Het verloop van de procedure
- het tussenarrest van 15 april 2014;
- de processen-verbaal van de enquête van 25 juni 2014 en 17 september 2014.
10.De verdere beoordeling
“De [buren] is altijd aanwezig als ik naar buiten ga of thuis kom en wanneer ik in de tuin werk of een praatje op straat maak. Als ik mijn auto parkeer of thuis kom is er een soort van ontvangstcomité. Ik bedoel dat er altijd iemand de deur uit komt. Ook mijn gasten worden zo ontvangen. Het is zo dat er altijd iemand aanwezig is en dat ik daar niet aan ontkom. Ik voel mij achtervolgd. [de buurvrouw] is altijd aan het vegen of aan het ramen zemen of ze loopt vlak langs mij en dan bedoel ik echt rakelings langs mij. Ze spookt altijd rond mijn huis en ik voel mij bespied. Het zou nog kunnen, in de zin van ‘normaal zijn’, wanneer het gewoon regelmatig zo zou gebeuren dat zij buiten was, maar na vijf keer op een dag en dat dag in dag uit al jaren lang, dat is gewoon vreemd.”en
“Ik heb het gevoel dat ik een obsessie ben voor haar”en
“(…) met ontvangstcomité bedoel ik het volgende. De eerste keer dat je thuis komt en de buurvrouw staat er, kun je nog denken wat aardig, de buurvrouw groet mij. Maar als dat iedere dag gebeurt sinds 2003 zowel bij het weggaan als bij het thuiskomen en ook bij mijn bezoekers dan is dat niet meer toevallig. [de buurvrouw] begroet mij niet, dit gebeurt woordeloos. Ik begroet haar ook niet. Ze kijkt daarbij alsof de stoom uit haar oren komt. Ik probeer uit te leggen wat er zo vervelend is aan het constante gepoets van [de buurvrouw]. Het gaat niet zo zeer om het poetsen, maar om de beklemmende sfeer, de dreiging en het intimiderende wat ik daarvan uit voel gaan. Het gaat om het constant aanwezig zijn, het rakelings langs mij lopen en het weggooien van het sop langs mij. En voorheen de kinderen die spuugden als ze langs liepen ergens in 2010-2012.”.
“Als ik er kom, komt zij[hof: [de buurvrouw]]
de deur uit en dan staat ze zo (raadsheer commissaris: getuige maakt zich breed en zet handen in de zij). (…) Als ze opgewonden is gaat ze als een gek vegend te keer en veegt ze alles wat los en vast zit. Dat doet ze ook langs de auto van mevrouw [appellante]. (..) Over dat vegen kan ik vertellen dat ze dit met een bezem doet, drie keer per dag, zeven dagen in de week. Dat doet ze ook tussen de stoep en de auto van mevrouw [appellante] en de auto zit dan ook vol met krassen aan die kant. Als [appellante] op vakantie is let ik op haar huis en zorg ik er voor dat ik direct de post haal als de postbode komt, omdat anders [de buurvrouw] die meeneemt. Ik heb gehoord dat [de buurvrouw] wel eens een brief uit de bus van mevrouw [appellante] heeft genomen. Als ik de post uit de bus van mevrouw [appellante] kom halen, dan staat ze er altijd al. Het lijkt wel alsof ze camera’s heeft, dat ze me ziet aankomen, want het is echt niet normaal. Het is dreigend en meestal zitten we bij mevrouw [appellante] binnen om die reden. Het is zo dat ik niet meer in de buurt durf te komen, omdat [de buurvrouw] dan met de hond langs komt (…) Als u mij vraagt wat er zo erg is aan het feit dat [de buurvrouw] buiten staat antwoord ik dat het komt door de blik in haar ogen en hoe ze er bij staat en hoe ze dan loopt dat ik er buikpijn van krijg.”
“Zodra wij naar buiten komen ziet [de buurvrouw] ons en ze loopt dan vlak langs ons. Of wij nu naar binnen of naar buiten gaan, het lijkt wel of ze bij de voordeur staat om direct naar buiten te komen als wij er zijn. Het lijkt wel alsof ze ons naar de auto begeleidt. Als ik kom dan voel ik gewoon de dreiging meteen. Ook als ik bijvoorbeeld met [appellante][hof: [appellante]]
in de keuken sta en ik kijk uit het raam dan zie ik dat er aan de andere kant van het raam in het huis er tegenover iemand staat te kijken die zich dan snel wegtrekt of weg loopt. Het is alsof we 24 uur worden bewaakt”.
“Als ik aankom dan komt zij[hof: [de buurvrouw]]
altijd naar buiten. In het begin denk je dan nog ‘dat is best leuk’ maar inmiddels word ik er niet goed van. Dat is elke keer namelijk zo, het lijkt alsof ze weet wanneer je aankomt. Je voelt je dan gecontroleerd en bekeken. Wanneer wij bijvoorbeeld gaan wandelen dan weten we tevoren nog niet wanneer we terug komen. Maar als we dan terug komen dan gaat de deur van [de buurvrouw] meteen open. Of [de buurvrouw] zelf of haar kinderen komen dan meteen naar buiten. Er wordt niks door hen gezegd. De houding van [de buurvrouw] is dreigend. Zij straalt negativiteit en woede uit. Ik zie het aan haar lichaamstaal en aan haar blik met priemende ogen.”.
“De laatste jaren dat ik bij [appellante][hof: [appellante]]
kom dan is de aankomst al heel onprettig. Er staat dan bij wijze van spreken een ontvangstcomité. De buurvrouw staat dan driftig te vegen of ze komt direct naar buiten. Hoe zij weet wanneer ik aankom, weet ik niet. Dit werkt heel intimiderend en ik word er heel naar van. Er wordt niks gezegd, het is non-verbaal. Dit gebeurt niet alleen bij aankomst, maar ook tussendoor, telkens bij ons komen of gaan. Zij is dan telkens aanwezig. U vraag wat het zo naar maakt. Om u een concreet voorbeeld te geven kan ik u het volgende vertellen: het had eens gesneeuwd, ik denk in januari vorig jaar, en ik was sneeuw gaan wegscheppen om de auto vrij te maken. Ik ging even naar binnen om op te warmen en toen ik terug kwam lag de sneeuw daar weer. Ik heb duidelijk gezien dat [de buurvrouw] dat had gedaan. Een ander voorbeeld: als we in de tuin zitten dan loopt er iemand in de steeg of gaat iemand de steeg vegen. Als het geen mooi weer is dan word ik begluurd van achter de ramen. Dit zijn dingen die telkens weer opnieuw gebeuren. (…) U vraagt mij om te proberen wat concreter te omschrijven hoe [de buurvrouw] is of hoe zij bij mij over komt. Ik vind dat heel lastig. In mijn eigen buurt zitten er wel mensen buiten en die begroet ik dan en dan maak ik een praatje, maar bij [de buurvrouw] is dat niet. Er is altijd een spanningsveld. Ik kan het niet goed omschrijven, het is vooral non-verbaal. (…) Het treiteren zit ‘m in het constant duidelijk aanwezig zijn; het non-verbale pesten”.
“Ik heb de [buren] leren kennen toen ik in de buurt kwam wonen. (…) Ze kwam bij mij over de vloer en op een verjaardag sprak zij er over dat het Godgeklaagd was dat de woning naast haar werd vergeven aan een alleenstaande die niet op de woning had hoeven wachten zoals zij wel daar op had moeten wachten. [de buurvrouw] zei toen iets in de trant van dat ze er voor zou zorgen dat die vrouw er uit zou gaan. Dit speelde ik denk eind 2004 of 2005. Ik kende mevrouw [appellante] toen helemaal nog niet. Dit werd door [de buurvrouw] gezegd in dialect en in bewoordingen die ik zo niet kan navertellen. Het ging mij veel te ver en ik heb haar toen de deur gewezen en gezegd dat ik zo iets niet accepteerde en daar niets mee te maken wilde hebben. Ik heb last gekregen van represailles.”.Voorts heeft de getuige [getuige 1] verklaard dat [de buurvrouw] haar heeft bedreigd, dat er strooizout over haar heen is gegooid en dat [de buurvrouw] het sopwater van het vegen over haar schoenen heeft gegooid.