ECLI:NL:GHSHE:2015:1169

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
2 april 2015
Publicatiedatum
2 april 2015
Zaaknummer
HV 200 155 587_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming bijzondere curator in omgangsregeling tussen ouders en minderjarige

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om een hoger beroep van de vader tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 10 juni 2014. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. E.M.A. Leijser, verzocht het hof om de bestreden beschikking te vernietigen en zijn verzoek tot wijziging van de zorgregeling voor zijn minderjarige kind, geboren in 2004, toe te wijzen. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. K.B. Spoelstra, verzocht het hof om het hoger beroep van de vader af te wijzen en de beschikking van de rechtbank te bekrachtigen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 19 maart 2015 werd duidelijk dat de ouders het niet eens konden worden over de omgangsregeling voor hun kind. Het hof constateerde dat de minderjarige klem dreigt te raken tussen de ouders, die niet in staat zijn om samen tot een werkbare regeling te komen. Om de belangen van de minderjarige te waarborgen, besloot het hof om ambtshalve een bijzondere curator te benoemen, drs. [orthopedagoog], die de belangen van de minderjarige zal behartigen.

Het hof heeft de ouders erop gewezen dat zij verplicht zijn om de instructies van de bijzondere curator op te volgen. De bijzondere curator zal gesprekken voeren met de ouders en de minderjarige om te onderzoeken hoe de omgang tussen de moeder en het kind kan worden vormgegeven. Het hof heeft de verdere behandeling van het hoger beroep aangehouden voor een periode van drie maanden, in afwachting van het rapport van de bijzondere curator, dat vóór 2 juli 2015 moet worden ingediend.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
Uitspraak: 2 april 2015
Zaaknummer: HV 200.155.587/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/270998/ FA RK 13/6101
in de zaak in hoger beroep van:
[de man],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. E.M.A. Leijser,
tegen
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
verweerster,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. K.B. Spoelstra.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
vestiging: [vestigingsplaats 1],
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 10 juni 2014.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 8 september 2014, heeft de vader verzocht dat het hof, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het inleidend verzoekschrift van de vader alsnog zal toewijzen.
2.2.
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 17 november 2014, heeft de moeder
verzocht dat het hof het hoger beroep van de vader zal afwijzen en de bestreden beschikking zal bekrachtigen, met veroordeling van de vader in de proceskosten van het geding.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 19 maart 2015. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de vader, bijgestaan door mr. E.M.A. Leijser;
  • de moeder, bijgestaan door mr. K.B. Spoelstra.
2.3.1.
Namens de Raad voor de Kinderbescherming is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niemand ter zitting verschenen.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- een op 22 januari 2015 door de advocaat van de man ingediend V8-formulier, inhoudende het verzoek om de zaak voor mondelinge behandeling te plannen.

3.De beoordeling

3.1.
Partijen zijn op 28 mei 1999 met elkaar gehuwd.
Uit het huwelijk van partijen is geboren:
- [minderjarige] (hierna: [minderjarige]), op [geboortedatum] 2004 te [geboorteplaats].
Partijen oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over [minderjarige] uit. [minderjarige] heeft het hoofdverblijf bij de vader
.
3.2.
Bij beschikking van 16 december 2010 heeft de rechtbank ‘s-Hertogenbosch tussen partijen de echtscheiding uitgesproken, welke beschikking op 7 januari 2011 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
3.3.
Bij voormelde beschikking heeft de rechtbank voorts, voor zover thans van belang,
de navolgende zorgregeling vastgesteld. [minderjarige] verblijft bij de moeder gedurende:
  • een weekend per veertien dagen van vrijdag uit school tot zondag 18.00 uur waarbij partijen in onderling overleg kunnen afspreken dat de moeder [minderjarige] op vrijdag op een later tijdstip ophaalt;
  • de helft van de (school)vakanties en de feestdagen zoals in onderling overleg tussen partijen nader te bepalen,
waarbij de vader [minderjarige] eenmaal per maand dient op te halen of te brengen in het weekend dat hij niet hoeft te werken en de moeder het halen en brengen van [minderjarige] volledig voor haar rekening dient te nemen in het weekend dat de vader werkt.
3.4.
In zijn inleidend verzoek heeft de vader verzocht bovenstaande zorgregeling te wijzingen, in die zin dat een onderscheid zal worden gemaakt in een zorgregeling gedurende het voetbalseizoen en een zorgregeling buiten het voetbalseizoen.
De man heeft verzocht de regeling voor zover het betreft de zorg
gedurende het voetbalseizoente wijzigen als volgt. [minderjarige] verblijft bij de moeder:
  • een weekend per veertien dagen van zaterdag na zijn voetbalwedstrijd tot zondag 18.00 uur, waarbij partijen onderling kunnen afspreken dat de moeder de voetbalwedstrijden van [minderjarige] bijwoont als zij [minderjarige] voor de weekendregeling komt halen;
  • de helft van de (school)vakanties en de feestdagen zoals in onderling overleg tussen partijen nader te bepalen,
waarbij de vader [minderjarige] eenmaal per maand zal halen en brengen in het weekend dat hij niet hoeft te werken en de moeder het halen en brengen van [minderjarige] volledig voor haar rekening zal nemen in het weekend dat de vader werkt.
De zorgregeling zoals vastgesteld door de rechtbank ′s-Hertogenbosch op 16 december 2010 kan wat de vader betreft, voor zover die de periode
buiten het voetbalseizoenomvat, in stand blijven.
3.5.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank het verzoek van de man afgewezen.
3.6.
De vader kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.7.
Bij de mondelinge behandeling in hoger beroep is gebleken dat de moeder en de vader van mening verschillen over de invulling van de omgangsregeling tussen de moeder en [minderjarige] en over het belang van [minderjarige] in dezen. Zij zijn niet in staat overleg te hebben om te komen tot een werkbare regeling die zij beiden in het belang van [minderjarige] achten. Nu [minderjarige] klem dreigt te raken tussen de ouders, acht het hof het aangewezen om ambtshalve ingevolge artikel 1:250 van het Burgerlijk Wetboek (BW) een bijzondere curator te benoemen om de belangen van [minderjarige] in deze kwestie te behartigen.
Op de zitting is de mogelijkheid tot benoeming van een bijzondere curator met de moeder en de vader besproken. Beiden hebben verklaard dat zij zich hierin kunnen vinden. Ook kunnen zij zich vinden in de benoeming van een bijzondere curator die haar praktijk uitoefent in [plaats]; de moeder heeft zich bereid verklaard naar [plaats] te reizen teneinde de bijzondere curator in staat te stellen haar werkzaamheden in haar praktijkruimte te kunnen verrichten.
3.8.
Op grond van het voorgaande zal het hof, alvorens zich inhoudelijk uit te laten over het hoger beroep, mevrouw drs. [orthopedagoog], orthopedagoog, te [plaats], benoemen als bijzondere curator.
Drs. [orthopedagoog] wordt verzocht de belangen van [minderjarige] in deze te behartigen, voor zover nodig zowel in als buiten rechte. Het gaat in het bijzonder om de vraag op welke manier de ouders inhoud kunnen geven aan het contact tussen [minderjarige] en de moeder.
Het hof verzoekt de bijzondere curator daartoe gesprekken te voeren met de ouders en de minderjarige.
3.9.
Het hof wijst de ouders er op dat zij de verplichting hebben aan de door de bijzondere curator in dit opzicht te geven instructies gevolg te geven.
3.10.
In overleg met partijen neemt het hof in deze beschikking de contactgegevens van partijen op, teneinde de bijzonder curator in de gelegenheid te stellen zo spoedig als mogelijk afspraken te maken.
De contactgegevens van de vader:
telefoonnummers: [vast telefoonnummer van de vader] en [mobiel telefoonnummer van de vader]
emailadres: [emailadres van de vader]
De contactgegevens van de moeder:
telefoonnummers: [vast telefoonnummer van de moeder] en [mobiel telefoonnummer van de moeder]
emailadres: [emailadres van de moeder]
3.11.
Het hof verzoekt de bijzondere curator rapport uit te brengen omtrent haar bevindingen.
3.12.
In afwachting van het rapport zal het hof de verdere behandeling van het onderhavige hoger beroep aanhouden voor een periode van drie maanden.

4.De beslissing

Het hof:
benoemt mevrouw drs. [orthopedagoog], p/a Mediation-House, [adres], [postcode] [vestigingsplaats 2], tot bijzondere curator ten behoeve van de belangenbehartiging van [minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2004 te [geboorteplaats], met als taakomschrijving als hiervoor beschreven onder rechtsoverweging 3.8.;
beveelt dat de griffier van dit hof een afschrift van deze beschikking en een afschrift van alle stukken aan de bijzondere curator zal toezenden;
verzoekt de bijzondere curator het hof vóór 2 juli 2015
schriftelijk te rapporteren in dit geding;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze tussenbeschikking is gegeven door mrs. J.H.J.M. Mertens-Steeghs, C.A.R.M. van Leuven en M.K. de Menthon Bake en in het openbaar uitgesproken op 2 april 2015.