Het hof is van oordeel dat op grond van de voorhanden gegevens en het verhandelde ter zitting in voldoende mate is komen vast te staan dat de moeder ongeschikt, althans onmachtig is om haar plicht tot verzorging en opvoeding van de kinderen te vervullen.
Het hof neemt hiertoe het volgende in aanmerking. De kinderen zijn al vier jaar uithuisgeplaatst. Uit de stukken blijkt dat het sinds de uithuisplaatsing redelijk met hen gaat. Bij [minderjarige 1] is sprake van een ernstig loyaliteitsconflict, waardoor hij niet achter zijn plaatsing op de leefgroep kan staan. [minderjarige 1] is een geparentificeerd kind, dat zeer beïnvloedbaar is. Hij heeft een belaste voorgeschiedenis en zijn stemming neigt naar somber. Systeemtherapie is ingezet om [minderjarige 1] losser te weken van de moeder, zodat hij kan toekomen aan zijn eigen ontwikkeling. [minderjarige 1] heeft een stabiel, rustig en veilig opvoedingsklimaat nodig. Ook bij [minderjarige 3] is sprake van loyaliteitsproblematiek. Zij is in sociaal-emotioneel opzicht een beschadigd kind met een aangetaste basisveiligheid. [minderjarige 3] heeft traumatherapie nodig om te verwerken wat zij in haar leven heeft meegemaakt. [minderjarige 2] heeft een verhoogde prikkelgevoeligheid. Verder is er bij hem sprake van een basale angst.
Uit de voorhanden stukken is voldoende gebleken dat de moeder, mede gelet op haar cognitieve beperkingen, niet in staat is de kinderen, die zoals hiervoor weergegeven alle drie te kampen hebben met persoonlijke problematiek, een gestructureerd en stabiel opvoedingsklimaat te bieden. Ondanks intensieve hulp heeft de moeder nauwelijks vooruitgang geboekt in het bieden van structuur en begrenzing. De moeder is bovendien niet in staat gebleken haar eigen leven goed vorm te geven. Daarnaast staat de moeder negatief tegenover de uithuisplaatsing en geeft zij geen emotionele goedkeuring aan de plaatsing van de kinderen, die hierdoor geremd worden in hun ontwikkeling.
Tevens is gebleken dat de moeder zaken rondom de plaatsing van de kinderen, betalingen ten behoeve van hen en hulpverlening voor de kinderen belemmert. De samenwerking met de stichting is slecht. De moeder heeft in totaal zeven schriftelijke aanwijzingen van de stichting gekregen, waarop zij niet heeft gereageerd. De moeder komt voorts de behandelplanafspraken met de gezinsvoogd en andere hulpverleners slecht na. Het is de stichting niet gelukt de moeder te betrekken bij de systeemtherapie van [minderjarige 1]. Ook heeft zij geen toestemming gegeven voor de noodzakelijke traumatherapie van [minderjarige 3] en is zij er niet in geslaagd om in het kader van de behandeling van [minderjarige 3] een afspraak te maken met Herlaarhof. Verder worden de bezoekafspraken met [minderjarige 3] door de moeder slecht nagekomen en heeft zij verstek laten gaan bij het familieberaad over [minderjarige 1].
Het hof is van oordeel dat, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen met betrekking tot de onmacht dan wel de ongeschiktheid van de moeder, het verblijfsperspectief van de kinderen niet meer bij de moeder ligt. Dat de moeder thans in het kader van een verplicht
reclasseringscontact begeleiding geniet, kan aan dit oordeel niet afdoen.
Het hof is voorts van oordeel dat het belang van de kinderen zich niet verzet tegen ontheffing van de moeder van het gezag, nu de kinderen gebaat zijn bij duidelijkheid over hun toekomstperspectief.