3.1.De rechtbank heeft in 3.1 van het vonnis van 15 juni 2001 de feiten vastgesteld. Nu daartegen geen grieven zijn gericht, zal het hof van diezelfde feiten uitgaan. Voorts staan nog enkele andere feiten als enerzijds gesteld en anderzijds niet voldoende gemotiveerd betwist in dit hoger beroep tussen partijen vast. Het hof zal hierna de relevante feiten kort weergeven.
a. ATF heeft een soldeermachine van het model “Wave Soldering System ATF 11.25” geproduceerd en in maart 2002 in het verkeer gebracht door middel van verkoop en levering aan een in Nederland gevestigd bedrijf.
b. [engineering] Engineering B.V. (hierna: [engineering] ) heeft in 2006 deze soldeermachine gekocht van een vennootschap naar Belgisch recht Contax Benelux NV (hierna: Contax). Contax heeft in mei 2006 deze soldeermachine aan [engineering] geleverd en op 6 november 2006 bij [engineering] geïnstalleerd.
c. Met voornoemde soldeermachine kunnen elektrische componenten op een printplaat worden gesoldeerd. Hiertoe worden de te bewerken printplaten op een zogenaamde carrier geplaatst, die op een loopband is bevestigd. Middels deze loopband wordt de printplaat voor bewerking door de verschillende gedeeltes van de soldeermachine verplaatst. Allereerst passeert de printplaat een zogenaamd spraygedeelte, waar onder druk vernevelde flux wordt aangebracht op het te solderen oppervlak. Vervolgens ondergaat de printplaat een warmtebehandeling waarna de printplaat naar een bak met vloeibare tin wordt geleid (soldeerbad). Na afkoeling is het soldeerproces afgerond. De onderhavig soldeermachine bevatte ten tijde van de productie in 2002 aan de bovenzijde één afzuigpunt ter plaatse van het soldeerbad. De op dit afzuigpunt aangesloten afzuiginstallatie is geen onderdeel van
de door ATF in het verkeer gebrachte soldeermachine.
Flux bestaat voor 80 % uit de zeer vluchtige en brandbare stof isopropanol. De flux wordt vanuit een onder in de soldeermachine geplaatste voorraadtank met flux (inhoud ca 7,5 l) gepompt naar een daar schuin boven gelegen fluxbad (inhoud ca 2,8 l); het fluxbad is voorzien van een overloop met terugvoer naar de voorraadtank. Onder de voorraadtank is een open lekbak geplaatst.
d. [directeur van engineering] , directeur bij [engineering] , heeft de soldeermachine op 20 december 2006 voor het eerst in gebruik genomen. Na de eerste soldeergang bleek de soldering onvoldoende te zijn, vermoedelijk ten gevolge van de aanvoer van onvoldoende flux. [directeur van engineering] heeft daarop telefonisch contact opgenomen met Contax en gesproken met een daar werkzame monteur [monteur bij contax] . De monteur heeft naar [directeur van engineering] het vermoeden uitgesproken dat de fluxpomp wellicht defect was en heeft [directeur van engineering] geadviseerd om het fluxbad zelf handmatig bij te vullen, hetgeen [directeur van engineering] vervolgens heeft gedaan. De tweede soldeergang verliep goed. Kort nadat [directeur van engineering] een derde soldeergang in werking had gezet, heeft [directeur van engineering] een lichtflits, gevolgd door een harde knal waargenomen, waarna er brand is ontstaan in de soldeermachine.
e. Ten gevolge van de brand is de bedrijfsruimte van [engineering] , waarin de soldeermachine stond, alsmede de daaraan verbonden woning van [directeur van engineering] nagenoeg volledig door brand verwoest. [directeur van engineering] zelf is door deze brand zwaar gewond geraakt.
f. [appellante] , althans haar rechtsvoorganger AXA/Winterthur, heeft in haar hoedanigheid van inboedel-opstalverzekeraar van [directeur van engineering] (prod. 2 inl. dagv.) de door de brand ontstane schade aan hem vergoed middels uitkering van in totaal € 728.343,-- vanwege opstalschade en € 93.833,73 vanwege inboedelschade.
3.2.1.[appellante] heeft in eerste aanleg gevorderd ATF te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 822.176,73 met rente en kosten. [appellante] heeft daartoe gesteld dat zij als verzekeraar gesubrogeerd is in de rechten van haar verzekerde [directeur van engineering] en dat zij regres wenst te nemen op ATF voor de door haar uitgekeerde schade. Voorts stelt [appellante] – kort weergegeven – dat ATF een onrechtmatige daad heeft gepleegd jegens de gebruiker van de soldeermachine door als producent een machine in het verkeer te brengen die schade veroorzaakt bij normaal gebruik. Volgens [appellante] bevat deze machine een ontwerpfout en voldoet deze niet aan de veiligheidseisen. ATF verwijst hiertoe naar de door haar in het geding gebrachte rapporten van [deskundige 1] en Partners, het rapport van [deskundige 2] Consult en van [deskundige 3] Technisch Bureau Nederland B.V. (hierna resp. rapport [deskundige 1] , rapport [deskundige 2] en rapport [deskundige 3] I, alle prod. 1 inl. dagv.) en rapport [deskundige 3] II (prod. 8 tgv pleidooi). De voorraadtank met flux en de lekbak hadden volgens [appellante] fysiek gescheiden moeten zijn van de rest van de soldeermachine en voorzien moeten zijn van een separate afzuiging, teneinde te voorkomen dat vrijkomende fluxdampen langs het hete oppervlak (droogsectie, soldeerbad) gezogen zouden worden met het risico van zelfontbranding.
3.2.2ATF heeft gemotiveerd verweer gevoerd; hiertoe heeft zij onder meer een beroep gedaan op een rapport van Ingenieursbüro [ingenieursbüro] & partner (hierna: rapport [deskundige 4] , prod. 6 en 7 tgv pleidooi).
3.2.3De rechtbank heeft in het tussenvonnis van 15 juni 2011 zich bevoegd verklaard om van de vordering van [appellante] jegens ATF kennis te nemen en heeft geoordeeld dat Nederlands recht van toepassing is op het geschil. De rechtbank heeft in het tussenvonnis van 5 oktober 2011 dr. ir. Zevenbergen (hierna: Zevenbergen) als deskundige benoemd ten aanzien van de in het dictum van dat vonnis genoemde vraagpunten betreffende – kort gezegd – diverse aspecten van de soldeermachine, waaronder de daarvoor geldende veiligheidseisen, de oorzaak van de brand en de vraag of de handelwijze van [directeur van engineering] valt onder normaal gebruik van de soldeermachine.
Nadat Zevenbergen zijn rapport had uitgebracht, heeft de rechtbank in het eindvonnis geoordeeld dat er sprake was van een opeenstapeling van bedieningsfouten door [directeur van engineering] , welke fouten niet kunnen worden aangemerkt als een redelijkerwijs voorspelbaar verkeerd gebruik of een te voorziene abnormale omstandigheid waarmee ATF rekening had behoren te houden. De rechtbank heeft voorts geoordeeld dat niet geconcludeerd kan worden dat de soldeermachine niet de veiligheid bood die men daarvan mocht verwachten, zodat de soldeermachine niet als gebrekkig kan worden aangemerkt. Op die grond heeft de rechtbank de vordering van [appellante] jegens ATF afgewezen en [appellante] in de proceskosten verwezen.
3.2.4In eerste aanleg hebben ook [directeur van engineering] en [engineering] een vordering ingesteld tegen ATF . [directeur van engineering] en [engineering] zijn bij eindvonnis niet ontvankelijk verklaard in hun vordering.