De kantonrechter heeft de volgende feiten vastgesteld. Deze zijn in hoger beroep niet betwist en dienen het hof derhalve tot uitgangspunt.
Eiser is op 1 november 1989 bij gedaagde in dienst getreden en laatstelijk was hij werkzaam in de functie van accountmanager. Het salaris van eiser bedroeg laatstelijk € 6.216,-- bruto per maand te verhogen met een vakantietoeslag van 8% en een bonus, welke de laatste jaren tenminste een bedrag ad € 10.000,-- per jaar bedroeg. Eiser maakte deel uit van het sales team van gedaagde en bij laatstgenoemde heerste de opvatting dat de teamleden over bepaalde eigenschappen dienden te beschikken om in een veranderde markt de klanten van gedaagde optimaal te kunnen blijven bedienen. Alle leden van het sales team hebben een assessment doorlopen om vast te stellen of ieder individueel teamlid beschikte over de vereiste competenties. Naar de mening van gedaagde ontwikkelde eiser zich onvoldoende en gedaagde betwijfelde dat eiser uiteindelijk de benodigde competenties zou verkrijgen. Begin 2012 heeft gedaagde aan eiser laten weten dat zij zich zorgen maakte over zijn ontwikkeling en hem voor de keuze gesteld alles op alles te zetten om te bewijzen dat hij de verlangde competenties zal verwerven. Uiteindelijk heeft een en ander, na een uitvoerige discussie tussen partijen, geleid tot een vaststellingsovereenkomst die partijen op 29 februari 2012 hebben ondertekend. Daarin is onder meer opgenomen, voor zover te deze relevant, als volgt:
“a. De arbeidsovereenkomst tussen partijen zal op initiatief van de Werkgever met
wederzijds goedvinden eindigen per 1 augustus 2012 (de “Einddatum”).
d. Bij wijze van schadeloosstelling betaalt Werkgever aan Werknemer een eenmalige
beëindigingsvergoeding (hierna te noemen: de ‘Vergoeding’) ad € 90.000,-- bruto
(zegge: negentig duizend). De Vergoeding strekt tot aanvulling op een eventuele
uitkering krachtens sociale zekerheidswetgeving dan wel een elders te verdienen
lager salaris en/of pensioenverlies.
e. Indien [appellant] voor ommekomst van de Einddatum een functie elders aanvaardt, komen Partijen hierbij overeen dat de Arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden eindigt per de datum van indiensttreding bij de nieuwe werkgever. In dat geval heeft [appellant] recht op een extra vertrekpremie gelijk aan het brutoloon vermeerderd met vakantietoeslag dat [appellant] zou hebben ontvangen indien de Arbeidsovereenkomst tot de Einddatum had voortgeduurd.
j. Werkgever zal tot een bedrag van maximaal € 1.000,-- exclusief BTW bijdragen in de kosten van juridische bijstand, waartoe de raadsman van Werknemer een rekening ter hoogte van maximaal dat bedrag rechtstreeks aan Werkgever zal sturen.
k. Werknemer kan voor rekening van de Werkgever een outplacementtraject met de duur van maximaal 6 maanden volgen aan te vangen uiterlijk 1 juli 2012. Werknemer is vrij in de keuze van het traject met als voorwaarde dat over deze keuze en de kosten vooraf overleg is gepleegd met Werkgever en de laatste niet meer bedragen dan € 10.000. Het gekozen bureau dient de rekening rechtstreeks te richten aan de Werkgever.
1. Mocht werknemer geen of gedeeltelijk gebruik maken van deze optie k dan zal werknemer het restant van het bedrag kunnen gebruiken ter voldoening van de kosten van rechtsbijstand mochten die het gestelde bedrag in art. J van € 1.000 te boven gaan. De raadsman dient daarvoor de rekening rechtstreeks aan Werkgever te sturen.”