3.2.In de inleidende dagvaarding van 17 januari 2011 heeft De IJssel de veroordeling gevorderd van [geïntimeerde] , uitvoerbaar bij voorraad, tot betaling aan haar van:
- € 58.216,76, te vermeerderen met de kredietvergoeding van 9,6% per jaar vanaf 1 januari 2011,
- € 2.127,72 inclusief btw als vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten, en
- de nakosten.
3.2.2.De IJssel heeft daartoe gesteld dat partijen een kredietovereenkomst zijn aangegaan, dat maandelijks een overeengekomen termijnbedrag diende te worden terugbetaald, dat [geïntimeerde] na schriftelijke aanmaning en ingebrekestelling gedurende twee maanden één of meerdere vervallen termijnbedragen toerekenbaar niet heeft terugbetaald en dat De IJssel daarom bij aangetekende brief van 29 oktober 2009 het openstaande saldo per 28 oktober 2009 van € 52.314,02 met rente en buitengerechtelijke kosten ineens bij [geïntimeerde] heeft opgeëist. Verder heeft De IJssel gesteld dat het opeisbare openstaande saldo inclusief de vervallen rente van op dat moment 9,6% per jaar per 31 december 2010 een bedrag beloopt van € 58.216,76.
3.2.3.[geïntimeerde] heeft een conclusie van antwoord genomen, waarna de rechtbank bij vonnis van 30 maart 2011 een comparitie na antwoord heeft bevolen, die is gehouden op 30 mei 2011. Vervolgens heeft de rechtbank bij tussenvonnis van 13 juli 2011 De IJssel opgedragen te bewijzen dat de handtekening onder het contract betreffende de geldleenovereenkomst van 26 oktober 2005 onder "Client 2" van [geïntimeerde] afkomstig is. De rechtbank heeft daartoe een deskundige benoemd en bepaald dat de aan het deskundigenonderzoek verbonden kosten als vervolgens begroot bij beschikking van 28 september 2011 door De IJssel moeten worden voorgeschoten.
3.2.4.De IJssel heeft van het handschriftonderzoek afgezien. Bij conclusie van 11 januari 2012 heeft zij haar eis gewijzigd, in die zin dat zij primair op grond van ongerechtvaardigde verrijking en subsidiair op grond van onrechtmatige daad de veroordeling heeft gevorderd van [geïntimeerde] , uitvoerbaar bij voorraad, tot betaling aan haar van € 23.803,--, te vermeerderen met de wettelijke rente en € 2.127,72 inclusief btw als vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten, alsmede de proceskosten en de nakosten.
3.2.5.[geïntimeerde] heeft vervolgens een beroep gedaan op bevrijdende verjaring, welk beroep de rechtbank in het bestreden eindvonnis van 17 oktober 2012 heeft gehonoreerd. De rechtbank heeft De IJssel niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering en De IJssel is veroordeeld in de proceskosten, aan de zijde van [geïntimeerde] begroot op € 2.325,--, waarvan een deel te voldoen aan de griffier van de rechtbank. Bij herstelvonnis van 21 november 2012 heeft de rechtbank de proceskostenveroordeling in verband met het vervallen van artikel 243 Rv hersteld, in die zin dat de proceskosten aan de zijde van [geïntimeerde] nader zijn begroot op € 1.808,--.