3.9.Het hof komt tot de volgende beoordeling.
3.9.1.Het hof dient, gelet op het bepaalde in artikel 350 lid 3 aanhef en sub c Fw, te beoordelen of er bij [appellante], in het licht van de overige omstandigheden van het geval, sprake is van het niet naar behoren nakomen van één of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen of het door haar doen of nalaten anderszins belemmeren dan wel frustreren van de uitvoering van de schuldsaneringsregeling.
3.9.2.Daar waar in het beroepschrift subsidiair een beroep wordt gedaan op artikel 354 lid 2 Fw, begrijpt het hof dat is bedoeld dat, voor zover sprake zou zijn van verwijtbare/toerekenbare tekortkomingen, deze volgens [appellante] niet van dien aard zijn dat een tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling (zonder de zogenaamde schone lei) gerechtvaardigd is.
Ten aanzien van (de nakoming van) de informatieverplichting
3.9.3.[appellante] dient de bewindvoerder periodiek en uit eigen beweging te voorzien van informatie omtrent haar financiële situatie en derhalve fotokopieën van bankafschriften en specificaties van inkomsten en vaste lasten aan de bewindvoerder toe te zenden. Daarnaast dient [appellante] de bewindvoerder direct te informeren indien er iets wijzigt in haar woon-, werk-, leef- en/of financiële situatie.
3.9.4.De beschermingsbewindvoerder heeft namens [appellante] aan deze informatieverplichting voldaan. [appellante] zelf heeft de bewindvoerder niet geïnformeerd.
3.9.5.Op 4 december 2013 heeft een verhoor plaatsgevonden bij de rechter-commissaris. Tijdens dat verhoor is [appellante] door de rechter-commissaris op haar informatieverplichting gewezen en is haar een halfjaar de tijd gegeven verbetering te brengen in de nakoming van deze verplichting.
3.9.6.Sindsdien heeft [appellante] geen verbetering gebracht in het nakomen van de op haar rustende informatieverplichting. Zij heeft geen enkele keer (zelfstandig) informatie verstrekt. Bij brief d.d. 3 februari 2014 heeft de bewindvoerder [appellante] er opnieuw op gewezen dat zij in deze situatie verbetering diende te brengen. Ook hieraan heeft zij geen gehoor gegeven. Zo is de bewindvoerder blijkens haar brief d.d. 22 december 2014 en het verhandelde ter zitting in hoger beroep eerst door lezing van het beroepschrift en bijwoning van de zitting in hoger beroep op de hoogte geraakt van het feit dat [appellante] sinds 27 oktober 2014 drie dagen per week twee uren per dag vrijwilligerswerk verricht, dat dit gebeurt op basis van een arbeidsactiveringsovereenkomst met sociale werkvoorziening Westrom, dat in de echtscheidingsprocedure van [appellante] en haar echtgenoot op 9 december 2014 het verzoekschrift is ingediend bij de rechtbank en dat sinds circa twee maanden de Intensief Gezinsbehandelaar mevrouw [intensief gezinsbehandelaar bij Zorgverlening PGZ] van Zorgverlening PGZ, bij het gezin van [appellante] is betrokken.
Ten aanzien van (de nakoming van) de sollicitatieverplichting
3.9.7.De rechter-commissaris heeft [appellante] twee keer vrijstelling van de sollicitatieverplichting verleend, laatstelijk tot 4 juni 2014, op grond van de persoonlijke omstandigheden van [appellante]. Dat betekent echter niet dat indien er niets verandert in de persoonlijke situatie van [appellante], zij aanspraak kan blijven maken op de verleende vrijstelling, ook na de vastgestelde einddatum daarvan. In het tweede voortgangsverslag (over de periode januari t/m juni 2013) heeft de bewindvoerder reeds aangegeven dat indien [appellante] de vrijstelling van de sollicitatieverplichting verlengd wenst te zien, zij een verzoek daartoe dient te doen, onderbouwd met een medische verklaring. Een dergelijk verzoek is niet van [appellante] ontvangen. Vanaf 4 juni 2014 diende [appellante] derhalve weer minimaal vier keer per maand te solliciteren en diende zij de bewindvoerder maandelijks bewijsstukken van de door haar verrichte sollicitaties toe te sturen.
3.9.8.[appellante] heeft echter niet (aantoonbaar) gesolliciteerd; zelfs niet naar een parttime dienstverband voor de uren dat haar vijf minderjarige kinderen op school verblijven, zoals haar door de bewindvoerder is geadviseerd in de aanbiedingsbrief, waarbij aan [appellante] een kopie van het tweede voortgangsverslag (over de periode januari t/m juni 2013) werd toegestuurd.
3.9.9.[appellante] had zich, ook al omdat zij bekend is dan wel geacht wordt bekend te zijn met de verplichtingen uit de wettelijke saneringsregeling, moeten realiseren dat de beweerdelijke mededeling van de gemeente dat [appellante] in het kader van haar WWB-uitkering vooralsnog kon volstaan met het verrichten van vrijwilligerswerk, niet tevens betekende dat zij in het kader van de schuldsaneringsregeling vanaf 4 juni 2014 evenmin hoefde te solliciteren naar een fulltime betaalde baan. Dit klemt eens temeer nu in het door [appellante] bestreden vonnis van 3 december 2014 (nog eens) op de sollicitatieplicht wordt gewezen, doch [appellante] (zelfs dan) nalaat aantoonbaar en in voldoende mate te solliciteren.
3.9.10.Hiermee is [appellante] ernstig en verwijtbaar tekortgeschoten in de nakoming van de informatieverplichting en de sinds 4 juni 2014 weer op haar rustende sollicitatieverplichting.
3.9.11.Door [appellante] zijn onvoldoende omstandigheden aangevoerd waaruit zou kunnen volgen dat het niet-nakomen van deze elementaire uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen haar niet toegerekend zou kunnen worden. Dat zij het zwaar heeft met de (nagenoeg volledige) zorg voor haar vijf minderjarige kinderen, waarvan er twee behept zijn met bijzondere problematiek, en de lopende echtscheidingsprocedure is daartoe - hoe spijtig ook - niet voldoende. In dit verband dient tevens bedacht dat [appellante] inmiddels al de nodige, maar door haar niet benutte, kansen heeft gehad om haar omissies te herstellen en dat zij daarenboven bekend is dan wel geacht wordt bekend te zijn met de in het kader van de wettelijke schuldsaneringsregeling geldende regels waaraan zij, zolang zij ervoor kiest van deze regeling gebruik te maken (vgl. ook artikel 350 lid 3 sub g Fw), zich net als elke andere schuldenaar aan dient te conformeren. Getuige bijvoorbeeld de eerder verleende tijdelijke ontheffingen van de sollicitatieplicht (zie daarover onder meer het proces-verbaal van 4 december 2013), is op bepaalde momenten trouwens ook daadwerkelijk met persoonlijke omstandigheden van [appellante] rekening gehouden. Overigens zijn er in het kader van dit hoger beroep geen bescheiden van een psycholoog of psychiater, althans een specialist in het geding gebracht, waaruit mogelijk zou kunnen worden geconcludeerd dat [appellante] vanwege haar persoonlijke omstandigheden (al dan niet tijdelijk) disfunctioneert, mede op grond waarvan dan wellicht wederom een (gedeeltelijke) ontheffing van de sollicitatieplicht had kunnen worden verleend.
3.9.12.Het hof acht de toerkenbare/verwijtbare tekortkomingen van dien aard dat een tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling (zonder schone lei) gerechtvaardigd is.
Het hof ziet dan ook geen aanleiding om, zoals door [appellante] subsidiair is verzocht, de termijn van de schuldsaneringsregeling te verlengen zodat [appellante] alsnog aan haar verplichtingen zou kunnen voldoen. Uit hetgeen hiervoor is overwogen blijkt, dat de tekortkomingen [appellante], waarin zij heeft volhard na verschillende waarschuwingen dat de situatie diende te verbeteren, haar te verwijten zijn en de beëindiging van de schuldsaneringsregeling rechtvaardigen. Ook de door [appellante] aangevoerde recente ontwikkelingen, waaronder de betrokkenheid van mevrouw [intensief gezinsbehandelaar bij Zorgverlening PGZ] bij het gezin van [appellante], geven het hof onvoldoende vertrouwen dat [appellante] tijdens een verlengde looptijd van de schuldsaneringsregeling alsnog op juiste wijze aan haar verplichtingen zal voldoen. Dit geldt temeer omdat ook gedurende de ongeveer twee maanden dat mevrouw [intensief gezinsbehandelaar bij Zorgverlening PGZ] reeds ingeschakeld is geweest, [appellante] nog altijd niet aan haar verplichtingen heeft voldaan. Dat, zoals is betoogd, mevrouw [intensief gezinsbehandelaar bij Zorgverlening PGZ] in haar werkzaamheden vrijwel geheel in beslag wordt genomen door de zorg voor de kinderen doet hieraan niet af. De (wellicht geringe) ruimte die de extra hulp voor [appellante] moet hebben betekend, heeft zij (nog altijd) niet benut om haar verplichtingen na te komen.