ECLI:NL:GHSHE:2015:1081

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
26 maart 2015
Publicatiedatum
26 maart 2015
Zaaknummer
F 200 152 319_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake kinderalimentatie na wijziging van omstandigheden

In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de kinderalimentatie na een wijziging van omstandigheden. De man, die in eerste aanleg verzocht had om de kinderalimentatie met ingang van 1 januari 2013 op nihil te stellen, was het niet eens met de beschikking van de rechtbank Limburg van 27 mei 2014, waarin zijn verzoek werd afgewezen. De man, die inmiddels in het buitenland woont en een uitkering ontvangt, stelde dat zijn financiële situatie was veranderd en dat hij niet langer in staat was om de eerder vastgestelde alimentatie van € 100 per kind per maand te betalen.

De vrouw, die de kinderen verzorgt, betwistte de stellingen van de man en voerde aan dat hij onvoldoende inzicht had gegeven in zijn financiële situatie. Tijdens de mondelinge behandeling op 17 februari 2015 was de man niet aanwezig, maar zijn advocaat was wel aanwezig om zijn standpunt te verdedigen. Het hof heeft kennisgenomen van de relevante stukken, waaronder eerdere beschikkingen en financiële documenten van de man.

Het hof oordeelde dat, hoewel er sprake was van een wijziging van omstandigheden, de man niet voldoende bewijs had geleverd van zijn huidige financiële situatie. De man had weliswaar enkele documenten overgelegd, maar recentere gegevens ontbraken. Het hof concludeerde dat de man niet had aangetoond dat hij geen draagkracht meer had om de kinderalimentatie te voldoen. Daarom werd het verzoek van de man tot nihilstelling van de kinderalimentatie afgewezen en werd de beschikking van de rechtbank bekrachtigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
Uitspraak: 26 maart 2015
Zaaknummer: F 200.152.319/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/03/180025 / FA RK 13-781
in de zaak in hoger beroep van:
[de man],
laatst wonende te [woonplaats], in deze procedure woonplaats kiezende ten kantore van zijn advocaat,
appellant,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. S. Salhi,
tegen
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
verweerster,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. F.G.H.J. Niemarkt,

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 27 mei 2014.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 10 juli 2014, heeft de man verzocht voormelde beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, zijn verzoek om de kinderalimentatie met ingang van 1 januari 2013 vast te stellen op nihil, alsnog toe te wijzen.
2.2.
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 15 augustus 2014, heeft de vrouw verzocht de bestreden beschikking te bekrachtigen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 17 februari 2015. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • mr. Sahli;
  • de vrouw, bijgestaan door mr. Niemarkt.
De man is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 16 december 2013;
  • het v-formulier d.d. 6 februari 2015 met bijlagen van de advocaat van de vrouw;

3.De beoordeling

3.1.
Uit het inmiddels ontbonden huwelijk van partijen zijn geboren:
- [minderjarige 1] (hierna: [minderjarige 1]), op [geboortedatum] 1999 te [geboorteplaats],
- [minderjarige 2], (hierna: [minderjarige 2]) op [geboortedatum] 2002 te [geboorteplaats].
De kinderen hebben bij de vrouw het hoofdverblijf en de vrouw oefent alleen het gezag over de kinderen uit
.
3.2.
Bij beschikking van 24 november 2010 heeft de rechtbank tussen partijen de echtscheiding uitgesproken, welke beschikking op 21 februari 2011 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
3.3.
Bij beschikking van 1 mei 2012, welke beschikking door dit hof is bekrachtigd op 20 december 2012, heeft de rechtbank bepaald dat de man als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van bovengenoemde kinderen moet voldoen een bedrag van € 100,= per kind per maand met ingang van 1 mei 2012.
3.4.
De man heeft de rechtbank verzocht de kinderalimentatie op nihil te stellen met ingang van 1 januari 2013.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank het verzoek van de man afgewezen.
3.5.
De man kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen. In zijn appelschrift voert de man aan dat de rechtbank ten onrechte wegens gebrek aan onderbouwing niet heeft vastgesteld dat er sprake is van een wijziging van omstandigheden. Het feit dat de man niet meer werkt en een uitkering ontvangt van 70%, laat zien dat het inkomen van de man is gewijzigd. Tevens is de man geëmigreerd naar het buitenland en ontvangt hij sindsdien een uitkering van de Sociale Verzekeringsbank op basis van de remigratiewet. Het inkomen van de man is beduidend lager dan toen hij in loondienst werkte.
Gezien de wijziging in zijn inkomen, heeft hij geen draagkracht meer om een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van € 100,= per kind per maand te betalen.
3.6.
In haar verweerschrift betwist de vrouw de stellingen van de man. Uit de stukken die nu zijn overgelegd blijkt niet anders dan dat de man over juni 2013 een WW-uitkering heeft genoten.
Uit de door de man overgelegde brief van de Sociale Verzekeringsbank van 7 augustus 2013 blijkt enkel dat een aanvraag voor een remigratievergoeding is ingediend. Uit niets blijkt dat er sprake is van een remigratie naar Marokko en dat er een definitieve beslissing is genomen over de ingangsdatum van het recht waarover gesproken wordt in de brief van 7 augustus 2013.
Nu de man geen volledige inzage geeft in zijn financiële situatie, van belang voor de beoordeling van zijn draagkracht, dienen de grieven van de man te worden afgewezen.
Het hof overweegt als volgt.
3.7.1.
Voldoende aannemelijk is dat er zijdens de man sprake is van een wijziging van omstandigheden die een herbeoordeling van de draagkracht van de man rechtvaardigen. Echter de man heeft zowel in eerste aanleg als in hoger beroep onvoldoende inzicht gegeven in zijn financiële situatie. De man heeft weliswaar een betaalspecificatie van het UWV d.d. 2 juli 2013 (over de periode van 3 juni 2013 tot en met 30 juni 2013) en een brief van de Sociale Verzekeringsbank d.d. 7 augustus 2013 waaruit blijkt dat de man recht heeft op een remigratieuitkering van € 577,32 en een tegemoetkoming ziektekostenverzekering van € 108,73 bruto per maand, overgelegd, maar recentere financiële gegevens ontbreken. De man heeft ook nagelaten het hof te informeren over welk inkomen hij nu feitelijk sedert zijn remigratie in Marokko in zijn geheel genereert, en welke inspanningen hij heeft verricht om verdere inkomsten te genereren.
Op basis van de door de man overgelegde stukken kan, gezien ook in het licht van hetgeen hiervoor is overwogen, niet de conclusie worden getrokken dat de man geen draagkracht heeft en niet langer in staat is om de vastgestelde kinderalimentatie te blijven voldoen, hetgeen voor zijn rekening en risico komt.
3.7.2.
Het vorenstaande brengt met zich dat het hof, evenals de rechtbank, het verzoek van de man tot nihilstelling van de kinderalimentatie zal afwijzen.
3.7.3.
De beschikking waarvan beroep dient dus te worden bekrachtigd.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.H.J.M Mertens-Steeghs, C.A.R.M. van Leuven en P. Vlaardingerbroek en in het openbaar uitgesproken op 26 maart 2015.