ECLI:NL:GHSHE:2015:1047

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
24 maart 2015
Publicatiedatum
24 maart 2015
Zaaknummer
HD200.076.677_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kredietverzekering en risicoverzwarende omstandigheden in civiel recht

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van BBM Glas B.V. tegen Interpolis Kredietverzekeringen N.V. over de dekking van een kredietverzekering. BBM had een kredietverzekering afgesloten met Interpolis, die dekking biedt voor het risico van niet-betaling door debiteuren. De zaak draait om de vraag of BBM haar vorderingen op verschillende debiteuren tijdig ter incasso heeft overgedragen aan Interpolis en of er sprake was van risicoverzwarende omstandigheden die de dekking beïnvloedden. BBM had haar vorderingen op debiteuren in de periode van februari tot april 2008 ter incasso overgedragen, maar Interpolis weigerde dekking te verlenen, omdat BBM de vorderingen te laat had overgedragen en er risicoverzwarende omstandigheden zouden zijn geweest. De rechtbank oordeelde in eerste aanleg dat Interpolis terecht dekking had geweigerd. In hoger beroep heeft BBM grieven aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis. Het hof heeft vastgesteld dat BBM niet tijdig aan haar verplichtingen heeft voldaan en dat er inderdaad sprake was van risicoverzwarende omstandigheden. Het hof heeft BBM toegelaten tot bewijslevering van haar stelling dat zij aan de debiteuren producten heeft geleverd, maar heeft de vorderingen van BBM vooralsnog afgewezen. De zaak is aangehouden voor bewijslevering.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.076.677/01
arrest van 24 maart 2015
in de zaak van
BBM Glas B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1],
appellante in principaal hoger beroep,
geïntimeerde in incidenteel hoger beroep,
hierna aan te duiden als BBM,
advocaat: mr. H. Warendorp Torringa te Alphen aan den Rijn,
tegen
Interpolis Kredietverzekeringen N.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 2],
geïntimeerde in principaal hoger beroep,
appellante in incidenteel hoger beroep,
hierna aan te duiden als Interpolis,
advocaat: mr. Ph.C.M. van der Ven te 's-Hertogenbosch,
op het bij exploot van dagvaarding van 6 oktober 2010 ingeleide hoger beroep van het vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch (thans rechtbank Oost-Brabant) van 7 juli 2010, gewezen tussen BBM als eiseres en Interpolis als gedaagde.

1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 182162/ HA ZA 08-2005)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep;
  • de memorie van grieven met producties;
  • de memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in incidenteel hoger beroep;
  • het pleidooi van 25 februari 2014, waarbij partijen pleitnotities hebben overgelegd;
  • de bij brief van 7 februari 2014 namens BBM toegezonden producties, die bij het pleidooi door BBM bij akte in het geding zijn gebracht.
BBM heeft geen memorie van antwoord in incidenteel appel genomen; BBM is akte van niet dienen verleend.
Het hof heeft na het pleidooi een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De beoordeling

in principaal en incidenteel hoger beroep
3.1.
In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
( i) Op 1 juli 2004 heeft BBM met Interpolis een kredietverzekering afgesloten die dekking biedt voor het risico van niet-betaling door debiteuren van onbetwiste handelsvorderingen. Op het polisvoorblad van 28 juni 2007 (prod. 1 inleidende dagvaarding) is onder meer vermeld:
“Verzekerd percentage : 85,00%
(..)
Achterstalligheidstermijn : Bij betalingsconditie 030/60 dagen 60 dagen na vervaldag
Incassotermijn : 15 dagen”
Op het polisvoorblad is onder het kopje “Aanhangsels” onder meer vermeld dat de polis wordt gevormd door het polisvoorblad en de algemene polisvoorwaarden nr. DP 06/01 (hierna: de polisvoorwaarden).
(ii) In de polisvoorwaarden (prod. 1 conclusie van antwoord) is onder meer bepaald:
“Achterstalligheidstermijn
De termijn die aanvangt nadat de betalingsconditie van de oudste factuur van uw vordering op een debiteur is verstreken en die loopt tot aan het moment van incasso-overdracht.
(..)
Incassotermijn
De termijn die start na het verstrijken van de achterstalligheidstermijn. Binnen deze termijn moet u achterstallige vorderingen ter incasso overdragen.
(..)
Vordering
Het totale bedrag dat een debiteur aan u verschuldigd is, dit bestaat uit:
  • Openstaande facturen;
  • Nog niet gefactureerde, maar wel geleverde producten en/of diensten.
Artikel 1 Verzekerde vordering
1 Verzekerde vordering
Een vordering is verzekerd:
(..)
eals u heeft voldaan aan uw verplichtingen als beschreven in artikel 3.
2 Onverzekerde vordering
Een vordering is onverzekerd, als:
(..)
bbij het ontstaan van de vordering er sprake is van een risicoverzwarende omstandigheid zoals beschreven in artikel 9.2.;
(..)
fu een verplichting die u volgens de verzekering heeft, niet bent nagekomen en u ons daardoor in een redelijk belang heeft geschaad;
(..)
Artikel 2 Verzekerd risico
1 Verzekerd verlies
Er is sprake van een verzekerd verlies als u geen betaling ontvangt van een debiteur voor een rechtsgeldige, verzekerde vordering op de debiteur als gevolg van insolventie of vermoedelijke insolventie.
Artikel 3 Verplichtingen verzekerde
(..)4 Polisverplichtingen
U bent verplicht om:
aBinnen de op uw polis vermelde incassotermijn de totale vordering op de desbetreffende debiteur ter incasso over te dragen aan Interpolis Services. Na overschrijding van deze termijn is uw vordering onherroepelijk onverzekerd.
(..)
cop ons verzoek alle gewenste informatie en documentatie te verschaffen ter uitvoering van de verzekeringsovereenkomst en ons alle gewenste medewerking te verlenen om de juistheid en/of de volledigheid van gedane opgaven te verifiëren;
(..)
Artikel 6 Kredietlimieten
(..)
4 Kredietlimietmutaties
Vastgestelde kredietlimieten kunnen altijd door ons worden verlaagd of ingetrokken.
(..)
Artikel 9 Overige bepalingen
(..)
2 Risicoverzwarende omstandigheid
Er is met betrekking tot een debiteur sprake van een risicoverzwarende omstandigheid als:
aEen factuur na het verstrijken van de incassotermijn niet is voldaan;
(..)
3 Verval van rechten
Rechten uit de verzekeringsovereenkomst vervallen (..) als:
(..)
bu een valse verklaring of frauduleuze handeling heeft verricht. (..)
cu de verplichtingen zoals beschreven in artikel 3.4 c (..) niet nakomt;”
(iii) Interpolis heeft BBM onder de kredietverzekering kredietlimieten verleend met betrekking tot haar debiteuren [debiteur 1] B.V. (hierna: [debiteur 1]) ter hoogte van € 50.000,-, S & E Car Cleaning (hierna: S&E) ter hoogte van € 25.000,-, [debiteur 2] Groothandel (hierna: [debiteur 2]) ter hoogte van € 20.000 ,- en Profiel Uitzend-Aanneemgroep (hierna: Profiel) ter hoogte van € 10.000,-.
(iv) BBM heeft haar vorderingen op deze debiteuren in de periode van februari-april 2008 ter incasso overgedragen aan Interpolis en uitkering verlangd onder de kredietverzekering. Interpolis heeft dekking geweigerd.
3.2.
BBM heeft Interpolis in rechte betrokken en - na vermindering van eis - gevorderd Interpolis te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 89.250,-.
3.3.
De rechtbank heeft bij het vonnis waarvan beroep geoordeeld dat Interpolis terecht dekking heeft geweigerd en de vorderingen van BBM afgewezen, met veroordeling van BBM in de proceskosten.
3.4.
BBM heeft in principaal appel drie grieven aangevoerd, geconcludeerd tot vernietiging van het beroepen vonnis en tot het alsnog toewijzen van haar vorderingen. Interpolis heeft in incidenteel appel drie grieven aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis, voor zover nodig voor de honorering van haar grieven.
3.5.
Tussen partijen is in geschil of onder de kredietverzekering – gegeven de verstrekte kredietlimieten en het verzekerde percentage van 85%, tot een bedrag van € 89.250,- – dekking bestaat voor de onbetaald gebleven vorderingen van BBM op [debiteur 1], S&E, [debiteur 2] en Profiel. Met de grieven in principaal appel, de grieven A en B in incidenteel appel en de door Interpolis in de memorie van antwoord in principaal appel gevoerde verweren is dit geschilpunt ter beoordeling aan het hof voorgelegd.
[debiteur 1]
artikel 3 lid 4 aanhef en sub a en artikel 9 lid 2 aanhef en sub a van de polisvoorwaarden
3.6.1
Interpolis stelt dat BBM haar vorderingen op [debiteur 1] in strijd met het bepaalde in artikel 3 lid 4 aanhef en sub a van de polisvoorwaarden eerst na het verstrijken van de incassotermijn aan Interpolis ter incasso heeft overgedragen. Zij stelt voorts dat de vorderingen die zijn ontstaan in de periode dat er sprake was van een risicoverzwarende omstandigheid als bedoeld in artikel 9 lid 2 aanhef en sub a van de polisvoorwaarden als gevolg daarvan op grond van artikel 1 lid 2 aanhef en sub b van de polisvoorwaarden onverzekerd zijn.
3.6.2
Vaststaat dat BBM in februari 2008 door middel van een formulier, gedateerd op 15 februari 2008, haar vordering op [debiteur 1] ter incasso heeft overgedragen aan Interpolis (prod. 6 inleidende dagvaarding). Op dit formulier is vermeld dat de totale vordering op [debiteur 1] € 192.747,32 bedraagt en dat de oudste factuur van 3 november 2007 is.
Interpolis heeft bij brief van 21 februari 2008 (prod. 7 inleidende dagvaarding) aan BBM bericht dat zij de incasso-opdracht eerst op 20 februari 2008 heeft ontvangen en dat de vordering een onverzekerd karakter heeft, onder andere omdat de vordering te laat aan haar ter incasso is overgedragen.
3.6.3
Op een door BBM opgesteld rekeningoverzicht d.d. 11-02-2008 (prod. 6a inleidende dagvaarding) is als oudste openstaande factuur vermeld:
Factuurnummer Factuurdatum Openstaand bedrag
16133 18-12-07 12.609,82
Op twee eerdere door BBM opgestelde rekeningoverzichten d.d. 17-01-2008 en 29-01-2008 (prod. 4 en 5 conclusie van antwoord) komt de op het rekeningoverzicht d.d. 11-02-2008 vermelde factuur van 18-12-07 niet voor.
Op het rekeningoverzicht d.d. 29-01-2008 zijn als oudste openstaande facturen vermeld:
Factuurnummer Factuurdatum Openstaand bedrag
16001 03-11-07 1.440,00
16002 03-11-07 2.900,00
16003 03-11-07 12.609,82
Op het rekeningoverzicht d.d. 17-01-2008 zijn als oudste openstaande facturen vermeld:
Factuurnummer Factuurdatum Openstaand bedrag
15370 18-07-07 5.747,65
15372 18-07-07 2.828,00
16001 03-11-07 1.440,00
16002 03-11-07 2.900,00
16003 03-11-07 12.609,82
3.6.4
Vaststaat dat bovengenoemde op het rekeningoverzicht d.d. 17-01-2008 vermelde facturen, behoudens factuur 16003, voor de incasso-overdracht door [debiteur 1] aan BBM zijn betaald (prod. 6b akte d.d. 15 april 2009): de facturen met nummers 15370 en 15372 d.d. 18-07-07 zijn betaald op 18 januari 2008 respectievelijk 25 januari 2008; en de facturen met nummers 16001 en 16002 d.d. 03-11-07 zijn betaald op 31 januari 2008 respectievelijk 14 februari 2008. BBM (haar directeur [directeur BBM]) heeft ter comparitie verklaard dat de factuur met nummer 16003 d.d. 03-11-07 op verzoek van [debiteur 1] op 26 november 2007 is gecrediteerd omdat de zending glas niet compleet was geplaatst en geleverd, en dat zij deze levering opnieuw aan [debiteur 1] heeft gefactureerd bij factuur d.d. 18-12-07.
3.6.5
Tussen partijen is niet in geschil dat de op het polisvoorblad vermelde en de in de polisvoorwaarden nader omschreven achterstalligheidstermijn 60 dagen bedraagt na de vervaldatum van de oudste factuur en dat achterstallige vorderingen binnen 15 dagen na het verstrijken van de achterstalligheidstermijn ter incasso aan Interpolis moeten zijn overgedragen, ofwel 75 dagen na de vervaldatum van de oudste factuur. In artikel 3 lid 4 aanhef en sub a van de polisvoorwaarden is bepaald dat de verzekerde verplicht is binnen de op de polis vermelde incassotermijn de totale vordering op de desbetreffende debiteur ter incasso over te dragen aan Interpolis en dat na overschrijding van deze termijn de vordering onherroepelijk onverzekerd is.
3.6.6
Indien ervan wordt uitgegaan dat tussen BBM en [debiteur 1] een betalingstermijn is overeengekomen van 30 dagen, zoals BBM stelt en Interpolis betwist, dan betekent dat dat BBM op grond van voormelde polisvoorwaarde verplicht was haar totale vordering op [debiteur 1] (75 + 30 =) 105 dagen na de factuurdatum van de openstaande facturen met nummers 15370 en 15372 d.d. 18 juli 2007 ter incasso over te dragen, zijnde uiterlijk 31 oktober 2007. Dit betekent voorts dat, gelijk de rechtbank in rechtsoverweging 4.6. heeft geoordeeld, op 31 oktober 2007 de gehele vordering, zowel ter zake openstaande facturen als nog niet gefactureerde, maar wel geleverde producten, onherroepelijk verzekerd is geraakt.
3.6.7
In artikel 9 lid 2 aanhef en sub a van de polisvoorwaarden is bepaald dat er met betrekking tot een debiteur sprake is van een risicoverzwarende omstandigheid als een factuur na het verstrijken van de incassotermijn niet is voldaan. In artikel 1 lid 2 aanhef en sub b van de polisvoorwaarden is bepaald dat een vordering onverzekerd is als bij het ontstaan van de vordering sprake is van een risicoverzwarende omstandigheid zoals beschreven in artikel 9.2. Vaststaat dat de facturen met nummers 15370 en 15372 d.d. 18 juli 2007 eerst op 18 januari 2008 respectievelijk 25 januari 2008 door [debiteur 1] aan BBM zijn betaald. Dit betekent dat er na 31 oktober 2007 tot 25 januari 2008 sprake was van een risicoverzwarende omstandigheid als bedoeld in artikel 9 lid 2 aanhef en sub a van de polisvoorwaarden. Dit betekent tevens dat, gelijk Interpolis heeft gesteld, alle vorderingen van BBM op [debiteur 1] die in de periode van 31 oktober 2007 tot 25 januari 2008 zijn ontstaan, ingevolge artikel 1 lid 2 aanhef en sub b van de polisvoorwaarden onverzekerd zijn.
De vraag of de factuur met nummer 16003 d.d. 03-11-07, zoals BBM stelt en Interpolis betwist, op 26 november 2007 (terecht) is gecrediteerd, behoeft derhalve geen beoordeling meer. De vordering die heeft geleid tot facturering op 3 november 2007 en die na creditering op 26 november 2007, zoals BBM stelt, op 18 december 2007 opnieuw is gefactureerd, is immers ontstaan in de periode dat sprake was van een risicoverzwarende omstandigheid, zodat deze vordering ingevolge artikel 1 lid 2 aanhef en sub b van de polisvoorwaarden hoe dan ook onverzekerd is. Grief A in incidenteel appel slaagt.
artikel 6 lid 4 van de polisvoorwaarden
3.7.1
De vraag die vervolgens voorligt, is of Interpolis op grond van de polisvoorwaarden dekking dient te verlenen voor de vanaf 25 januari 2008 tot en met 15 februari 2008 ontstane vorderingen van BBM op [debiteur 1].
3.7.2
Interpolis stelt dat zij op grond van artikel 6 lid 4 van de polisvoorwaarden steeds gerechtigd is om de verleende kredietlimiet in te trekken. Interpolis stelt dat zij, indien BBM haar destijds (in ieder geval vanaf oktober 2007) over de betalingsachterstand van [debiteur 1] zou hebben geïnformeerd, de kredietlimiet ten aanzien van deze debiteur zonder meer direct zou hebben ingetrokken, waardoor, naar het hof begrijpt, dekking voor toekomstige vorderingen zou hebben ontbroken. Interpolis stelt dat in de praktijk – zelfs tijdige – incasso-overdracht leidt tot het intrekken van de kredietlimiet. Interpolis stelt dat ook om die reden dit onderdeel van de vordering van BBM dient te worden afgewezen (par. 9 memorie van antwoord principaal appel)
BBM heeft in haar pleitnota (par. 27) gesteld dat deze stelling van Interpolis niet opgaat omdat BBM de vordering tijdig heeft overgedragen en haar op dit punt geen verwijt valt te maken. Bovendien heeft Interpolis de kredietlimiet niet ingetrokken, aldus BBM.
3.7.3
Naar het oordeel van het hof heeft BBM hiermee de stelling van Interpolis dat zij de kredietlimiet direct zou hebben ingetrokken indien zij destijds (eind oktober 2007) van de betalingsachterstand van [debiteur 1] op de hoogte zou zijn geweest en dat in de praktijk een incasso-overdracht altijd tot intrekking van een kredietlimiet leidt, niet, althans onvoldoende gemotiveerd, weersproken. Vaststaat dat op 31 oktober 2007 sprake was van een betalingsachterstand ter zake de facturen van 18 juli 2007 en dat BBM op grond van artikel 3 lid 4 aanhef en sub a van de polisvoorwaarden verplicht was haar vorderingen op [debiteur 1] uiterlijk op 31 oktober 2007 ter incasso over te dragen aan Interpolis. Dit betekent dat in rechte vaststaat dat indien Interpolis was geïnformeerd over deze betalingsachterstand, althans BBM aan haar polisverplichting tot incasso-overdracht zou hebben voldaan, Interpolis de verleende kredietlimiet ter zake [debiteur 1] zou hebben ingetrokken.
Met haar stelling dat Interpolis de kredietlimiet niet heeft ingetrokken, miskent BBM dat Interpolis destijds niet door haar op de hoogte is gebracht van de betalingsachterstand van [debiteur 1] en dat BBM eerst op 15 februari 2008, althans op 20 februari 2008, haar vorderingen ter incasso aan Interpolis heeft overgedragen en dat Interpolis daarop bij brief van 21 februari 2008 dekking van de vorderingen van BBM op [debiteur 1] heeft geweigerd. Intrekking van de kredietlimiet was derhalve niet meer aan de orde. De vordering van BBM ter zake [debiteur 1] dient reeds hierom te worden afgewezen. Grief 1 in principaal appel en grief B in incidenteel appel behoeven geen beoordeling meer.
S&E, [debiteur 2] en Profiel
3.8.1
Op 2 januari 2008, 19 december 2007 en 20 december 2007 heeft Interpolis aan BBM een kredietlimiet verleend ter zake respectievelijk S&E, [debiteur 2] en Profiel (prod. 3, 4 en 5 inleidende dagvaarding).
Op 8 april 2008 heeft BBM haar vordering op S&E ter incasso overgedragen aan Interpolis (prod. 20a inleidende dagvaarding). Het ging hierbij om een viertal openstaande facturen met een totaalbedrag van € 27.907,30. De oudste factuur was gedateerd op 5 februari 2008. Bij brief van 11 april 2008 heeft Interpolis onder voorbehoud dekking verleend (tot maximaal het verzekerde bedrag) (prod. 21 inleidende dagvaarding).
Op 3 april 2008 heeft BBM haar vordering op [debiteur 2] ter incasso overgedragen aan Interpolis (prod. 22a inleidende dagvaarding). Het ging hierbij om een tweetal openstaande facturen met een totaalbedrag van € 22.593,92. De oudste factuur was gedateerd op 31 januari 2008. Bij brief van 3 april 2008 heeft Interpolis onder voorbehoud dekking verleend (tot maximaal het verzekerde bedrag) (prod. 23 inleidende dagvaarding).
Op 7 april 2008 heeft BBM haar vordering op Profiel ter incasso overgedragen aan Interpolis (prod. 29 inleidende dagvaarding). Het ging hierbij om een tweetal openstaande facturen met een totaalbedrag van € 11.340,55. De oudste factuur was gedateerd op 5 februari 2008. Bij (niet overgelegde) brief van 10 april 2008 heeft Interpolis onder voorbehoud dekking verleend (tot maximaal het verzekerde bedrag).
3.8.2
Nadat Interpolis uit onderzoek was gebleken dat S&E en [debiteur 2] kort na de levering door BBM waren uitgeschreven uit het handelsregister, heeft Interpolis BBM telefonisch verzocht om afleverbonnen van S&E, [debiteur 2] en Profiel.
Volgens Interpolis heeft BBM in een tussen hen gevoerd telefoongesprek gezegd dat deze debiteuren zich niet hebben gelegitimeerd en zij ook niet hebben getekend voor ontvangst van de goederen. Bij brief van 23 mei 2008 heeft Interpolis zich vervolgens op het standpunt gesteld dat er geen sprake was van een verzekerde vordering als bedoeld in artikel 2 lid 1 van de polisvoorwaarden en dekking onder de
kredietverzekering alsnog geweigerd (prod. 24 inleidende dagvaarding).
BBM heeft bij brief van 17 juni 2008 aan Interpolis ondertekende afleverbonnen en bestelnota’s van S&E en [debiteur 2] verstrekt (prod. 25-25f inleidende dagvaarding). Op de afleverbonnen voor S&E is boven het kopje ‘Naam klant’ handgeschreven vermeld: [klant 1]. Op de afleverbonnen voor [debiteur 2] is boven het kopje ‘Naam klant’ handgeschreven vermeld: [klant 2]. Niet in geschil is dat bestellingen zijn gedaan door degenen die daartoe krachtens de inschrijving in het handelsregister bevoegd waren. [klant 1] en [klant 2] waren niet tekeningsbevoegd voor de afleverdocumenten.
BBM heeft bij brief van 5 juni 2008 aan Interpolis ondertekende afleverbonnen van Profiel verstrekt (prod. 30a-30c inleidende dagvaarding). Op de afleverbonnen voor Profiel is boven het kopje ‘Naam klant’ handgeschreven vermeld: [klant 3].
artikel 9 lid 3 aanhef en sub b en c en artikel 3 lid 4 aanhef en sub c van de polisvoorwaarden
3.9.1
Interpolis heeft de onder 3.8.2 genoemde afleverbonnen laten beoordelen door een forensisch schriftdeskundige, drs. [schriftdeskundige]. [schriftdeskundige] heeft in zijn rapport van 24 oktober 2008 (prod. 12 conclusie van antwoord) geconcludeerd dat
“zwaarwegende steun bestaat voor de opvatting dat het ter onderzoek aangeboden materiaal is geproduceerd door één en dezelfde schrijver.”Interpolis heeft de door [directeur BBM] geplaatste handtekening onder het proces-verbaal van comparitie alsmede enkele andere door [directeur BBM] geplaatste handtekeningen eveneens ter onderzoek aangeboden aan [schriftdeskundige]. [schriftdeskundige] heeft in zijn rapport van 30 maart 2009 (prod. 14 akte d.d. 1 april 2009) geconcludeerd dat
“zwaarwegende aanwijzingen bestaan voor de stelling dat de litigieuze naamschriften zijn geproduceerd door de producent van het vergelijkingsmateriaal.”
Interpolis heeft zich op het standpunt gesteld dat de afleverbonnen vals zijn, dat de valse handtekeningen zijn geplaatst door of in ieder geval met medeweten van BBM, in een poging achteraf om verzekeringsdekking te kunnen verkrijgen, en dat BBM hierdoor frauduleus heeft gehandeld. Dit betekent, aldus Interpolis, dat op grond van artikel 9 lid 3 aanhef en onder b van de polisvoorwaarden de rechten uit de verzekeringsovereenkomst zijn vervallen en dat Interpolis aldus terecht dekking heeft geweigerd.
3.9.2
Eerst in hoger beroep (par. 19 memorie van grieven in principaal appel) heeft BBM gesteld dat het een normale gang van zaken binnen BBM was dat [directeur BBM] (of een andere medewerker van BBM) bij gelegenheid van het afhalen van de goederen naar de naamgegevens van de betreffende afnemer vroeg en deze zelf met de hand op de afleverbon schreef, waarna de afleverbon ter ondertekening aan de betreffende afnemer werd aangeboden.
3.9.3
Van BBM had weliswaar mogen worden verwacht dat zij reeds in eerste aanleg, bij gelegenheid van de comparitie, duidelijkheid had verschaft over de vermelding van de handgeschreven naam boven het kopje ‘Naam klant’, temeer nu het door Interpolis al bij conclusie van antwoord overgelegde rapport van de schriftdeskundige juist betrekking had op de handgeschreven namen boven het kopje ‘Naam klant’, hetgeen zij heeft nagelaten. BBM heeft in hoger beroep echter opheldering verschaft over de gang van zaken bij levering. Naar het oordeel van het hof staat aldus nog niet vast dat BBM ter zake deze afleverbonnen frauduleus heeft gehandeld.
De stelling van Interpolis dat uit het eerste onderzoek van de schriftdeskundige kan worden vastgesteld dat de handgeschreven tekst en de handtekeningen op de afleverbonnen van één en dezelfde persoon afkomstig zijn, berust op een onjuiste lezing van het rapport van [schriftdeskundige] van 24 oktober 2008. De conclusie in het rapport luidt dat:
“zwaarwegende steun bestaat voor de opvatting dat het ter onderzoek aangeboden materiaal is geproduceerd door één en dezelfde schrijver.”Uit bijlage 2 bij dit rapport blijkt dat de conclusie dat het om één en dezelfde schrijver gaat, slechts betrekking heeft op de handgeschreven naam boven het kopje ‘Naam klant’ en om de handgeschreven datum boven het kopje ‘Datum ontvangst’. De conclusie van [schriftdeskundige] ziet aldus niet op de geplaatste handtekeningen. De stelling van Interpolis dat de handgeschreven tekst en de handtekeningen op de overgelegde afleverbonnen van één en dezelfde persoon afkomstig zijn en BBM daarom frauduleus heeft gehandeld, wordt derhalve als onvoldoende onderbouwd gepasseerd. Aan het door Interpolis gedane bewijsaanbod om [schriftdeskundige] als getuige te doen horen, wordt dan ook voorbij gegaan. Grief 2 in principaal appel slaagt.
artikel 9 lid 3 aanhef en sub c en artikel 3 lid 4 aanhef en sub c van de polisvoorwaarden
3.10.1
Interpolis stelt zich voorts op het standpunt dat BBM door de zeer late toezending van de gevraagde stukken heeft gehandeld in strijd met artikel 3 lid 4 aanhef en sub c van de polisvoorwaarden en dat BBM op grond van artikel 9 lid 3 aanhef en sub c van de polisvoorwaarden ook hierom ook geen rechten meer heeft uit de verzekeringsovereenkomst.
3.10.2
Vaststaat dat BBM de betreffende afleverbonnen van Profiel op 5 juni 2008 en van S&E en [debiteur 2] op 17 juni 2008 aan Interpolis heeft verstrekt, dat wil zeggen circa twee maanden nadat zij haar vorderingen op deze debiteuren aan Interpolis ter incasso had overgedragen. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, vermag het hof niet in te zien dat BBM hiermee niet heeft voldaan aan de verplichting in artikel 3 lid 4 aanhef en sub c van de polisvoorwaarden om Interpolis alle gewenste informatie en documentatie te verschaffen en alle medewerking te verlenen om de juistheid en/of de volledigheid van gedane opgave te verifiëren. Interpolis heeft bovendien niet gesteld noch anderszins is gebleken dat Interpolis door de enigszins verlate toezending van de afleverbonnen in een redelijk belang is geschaad als bedoeld in artikel 1 lid 2 aanhef en sub f van de polisvoorwaarden.
handelen in strijd met artikel 7:957 BW
3.11.1
Interpolis stelt dat BBM verplicht was maatregelen te nemen die tot voorkoming of vermindering van de schade kunnen leiden.
3.11.2
Het hof stelt voorop dat de bereddingsplicht van artikel 7:957 lid 1 BW alleen bestaat als de verzekeringnemer of verzekerde van de verwezenlijking van het risico of het ophanden zijn daarvan op de hoogte is of behoort te zijn.
Het feit dat, zoals [directeur BBM] ter comparitie heeft verklaard, zowel S&E als [debiteur 2] als Profiel met hetzelfde busje de bestelling kwamen ophalen bij BBM en dat [klant 1] (S&E) er ook bij was als [klant 2] ([debiteur 2]) glas kwam halen, betekent nog geenszins dat BBM van een dergelijk risico op de hoogte was of behoorde te zijn.
De stelling van Interpolis dat steeds dezelfde man met andere namen en andere handtekeningen alle afleverbonnen zou hebben ondertekend en dat BBM om die reden twijfel zou moeten hebben, wordt niet ondersteund door de feiten. Zoals het hof hiervoor reeds heeft vastgesteld blijkt uit het rapport van [schriftdeskundige] in het geheel niet dat de handtekeningen op de afleverbonnen steeds van dezelfde persoon afkomstig zijn terwijl, zoals thans in rechte vaststaat, [directeur BBM] zelf handgeschreven de naam van de klant (die volgens BBM de bestelling van S&E, [debiteur 2] en Profiel ophaalde) op de afleverbon heeft gezet.
Aan de stelling van Interpolis dat BBM haar bereddingsplicht heeft geschonden, gaat het hof reeds hierom voorbij.
levering
3.12.
Ingevolge artikel 2 lid 1 van de polisvoorwaarden wordt dekking verleend voor een rechtsgeldige, verzekerde vordering op de debiteur als gevolg van (vermoedelijke) insolventie.
Van een vordering kan eerst sprake zijn als de producten (en/of diensten) zijn geleverd. Het ligt op de weg van BBM als verzekeringnemer (en verzekerde) te stellen, en na gemotiveerde betwisting, te bewijzen dat de producten zijn geleverd.
Interpolis heeft gemotiveerd betwist dat BBM glas heeft geleverd aan S&E, [debiteur 2] en Profiel (zie rov. 3.8.2). BBM zal gelet op haar bewijsaanbod in hoger beroep worden toegelaten tot bewijslevering van haar stelling dat zij aan S&E, [debiteur 2] en Profiel producten heeft geleverd, zoals vermeld op de respectieve bestelnota’s, afleverbonnen en facturen.
3.13.
In afwachting van de bewijsvoering wordt iedere verdere beslissing aangehouden.

4.De uitspraak

Het hof:
op het principaal en incidenteel hoger beroep
laat BBM toe feiten en omstandigheden te bewijzen die de conclusie rechtvaardigen dat zij aan S&E, [debiteur 2] en Profiel producten heeft geleverd, zoals vermeld op de respectieve bestelnota’s, afleverbonnen en facturen;
bepaalt, voor het geval BBM bewijs door getuigen wil leveren, dat getuigen zullen worden gehoord ten overstaan van mr. S. Riemens als raadsheer-commissaris, die daartoe zitting zal houden in het Paleis van Justitie aan de Leeghwaterlaan 8 te 's-Hertogenbosch op een door deze te bepalen datum;
verwijst de zaak naar de rol van 14 april 2015 voor opgave van het aantal getuigen en van de verhinderdata van partijen zelf, hun advocaten en de getuige(n) in de periode van 4 tot 12 weken na de datum van dit arrest;
bepaalt dat de raadsheer-commissaris na genoemde roldatum dag en uur van het getuigenverhoor zal vaststellen;
bepaalt dat de advocaat van BBM tenminste zeven dagen voor het verhoor de namen en woonplaatsen van de te horen getuigen zal opgeven aan de wederpartij en aan de civiele griffie;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. S. Riemens, D.A.E.M. Hulskes en Th. Groenewald en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 24 maart 2015.
griffier rolraadsheer