ECLI:NL:GHSHE:2015:1029

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
5 maart 2015
Publicatiedatum
23 maart 2015
Zaaknummer
20-003411-13
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling door met een auto op een persoon in te rijden

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, waarbij de verdachte was veroordeeld voor poging tot zware mishandeling. De verdachte had op 22 mei 2013 in Helmond met zijn auto op een persoon, aangeduid als [slachtoffer], ingereden. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken en een werkstraf van 150 uren. De verdachte ging in hoger beroep tegen dit vonnis.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de zaak opnieuw onderzocht, waarbij het hof kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging. De advocaat-generaal vorderde vernietiging van het eerdere vonnis en een nieuwe veroordeling van de verdachte. De verdediging pleitte voor vrijspraak. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte met zijn auto opzettelijk op het slachtoffer is afgereden, wat heeft geleid tot de conclusie dat de verdachte in voorwaardelijke zin opzettelijk heeft geprobeerd zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.

Het hof heeft het eerdere vonnis vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld voor poging tot zware mishandeling. De straf die is opgelegd bestaat uit een taakstraf van 120 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De beslissing is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-003411-13
Uitspraak : 5 maart 2015
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant van 17 oktober 2013 in de strafzaak met parketnummer
01-820807-13 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] [in het jaar] 1986,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde, te weten ‘poging tot zware mishandeling’, veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken met een proeftijd van 2 jaren alsmede tot een werkstraf voor de duur van 150 uren, subsidiair 75 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest.
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens verdachte naar voren is gebracht.
De vordering van de advocaat-generaal houdt in dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en opnieuw rechtdoende verdachte ter zake de primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling zal veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken met een proeftijd van 2 jaren alsmede tot een werkstraf voor de duur van 150 uren, subsidiair 75 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 22 mei 2013 te Helmond ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een door hem, verdachte, bestuurde auto, op die [slachtoffer] is af- en/of ingereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair:
hij op of omstreeks 22 mei 2013 te Helmond [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers is verdachte toen daar opzettelijk dreigend met een door hem, verdachte, bestuurde auto op die [slachtoffer] af- en/of ingereden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
primair:
hij op 22 mei 2013 te Helmond ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een door hem bestuurde auto op die [slachtoffer] is afgereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
Uit de bewijsmiddelen blijkt het volgende.
Verdachte is met de door hem bestuurde auto versneld opgetrokken, waarna hij – door met een korte directe beweging in één keer naar links te sturen – zijn weghelft heeft verlaten en met ongeveer 30 km/uur op aangeefster [slachtoffer] is afgereden. [slachtoffer] stond op dat moment naast de auto van haar moeder die haar kwam ophalen en heeft als gevolg van deze plotselinge manoeuvre van verdachte moeten wegspringen teneinde te voorkomen dat zij werd geraakt door de op haar afrijdende auto van verdachte. Zowel [slachtoffer] als [getuige] hebben dienaangaande verklaard dat indien aangeefster niet zou zijn weggesprongen verdachte [slachtoffer] met de door verdachte bestuurde auto zou hebben geraakt.
Het hof is van oordeel dat verdachte daarmee op zijn minst genomen in voorwaardelijke zin opzettelijk heeft getracht [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Het is een feit van algemene bekendheid dat iemand als gevolg van een met een motorrijtuig uitgevoerde handeling zoals hiervoor omschreven de aanmerkelijke kans loopt zwaar lichamelijk letsel op te lopen. Verdachte moet zich daarvan, zoals ieder weldenkend mens, bewust zijn geweest. Het is enkel aan het reactievermogen van [slachtoffer] te danken geweest dat haar dit letsel niet is toegebracht. De gedraging van verdachte kan naar zijn uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer te zijn gericht op het in de bewezenverklaring omschreven gevolg, te weten het zwaar lichamelijk letsel, dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op dit gevolg heeft aanvaard.
Voor zover de verdediging heeft betoogd dat sprake is geweest van een door verdachte zonder opzet begane stuurfout overweegt het hof dat het dossier gelet op de bewijsmiddelen geen aanknopingspunten biedt voor deze voorstelling van zaken, zodat deze gestelde toedracht niet aannemelijk is geworden.
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het primair bewezenverklaarde levert op:
Poging tot zware mishandeling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Ten aanzien van de ernst van het bewezenverklaarde heeft het hof in het bijzonder gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft het hof gelet op:
  • de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 6 januari 2015, waaruit volgt dat verdachte reeds eerder onherroepelijk is veroordeeld terzake mishandeling en openlijke geweldpleging;
  • de overige persoonlijke omstandigheden van verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
In beginsel kan in geval van een poging tot zware mishandeling als de onderhavige naar het oordeel van het hof niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Gelet evenwel op het feit dat het openbaar ministerie voorafgaande aan de strafvervolging verdachte schriftelijk heeft uitgenodigd voor een gesprek om te bezien of onder bepaalde voorwaarden strafrechtelijke vervolging kon worden voorkomen alsmede het tijdsverloop in de onderhavige strafzaak, acht het hof het opleggen van een gevangenisstraf niet passend.
Alle feiten en omstandigheden in aanmerking genomen acht het hof oplegging van een taakstraf voor de hierna te melden duur passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 27, 45, 63 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in de in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. O.A.J.M. Lavrijssen, voorzitter,
mr. N.J.L.M. Tuijn en mr. T.A. de Roos, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.R. Veldt, griffier,
en op 5 maart 2015 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. T.A. de Roos is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.