Uitspraak
GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- De dagvaarding in hoger beroep;
- De memorie van grieven met producties;
- De memorie van antwoord.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellante] tegen een vonnis van de rechtbank Oost Brabant, sector kanton, locatie ’s-Hertogenbosch, van 4 april 2013. De zaak betreft een geschil over een levensverzekering die was afgesloten door de heer [partner van appellante] bij Nationale Nederlanden. Na het overlijden van [partner van appellante] op 8 juli 2011, kwam er een uitkering van € 12.982,= vrij, waarvan [appellante] een bedrag van € 10.953,50 ontving na verrekening van een vordering van Nationale Nederlanden op haar. [geïntimeerde], die ook als begunstigde was aangemerkt, vorderde van [appellante] een bedrag van € 3.245,50, wat overeenkomt met haar deel van de uitkering. [appellante] heeft deze vordering betwist, onder andere door te stellen dat zij al eerder een bedrag van € 7.000,= aan [geïntimeerde] had betaald en dat zij de kosten van de begrafenis van [partner van appellante] had gedragen.
Het hof heeft vastgesteld dat [geïntimeerde] recht had op een uitkering van € 3.245,50 uit hoofde van de levensverzekering. Het hof oordeelde dat [appellante] ongerechtvaardigd was verrijkt door dit bedrag niet aan [geïntimeerde] door te betalen. Het verweer van [appellante] dat zij niet over de financiële middelen beschikte om het bedrag te voldoen, werd verworpen, omdat het hof van mening was dat [appellante] dit bedrag direct na ontvangst aan [geïntimeerde] had moeten betalen. De vordering van [geïntimeerde] werd toegewezen, evenals haar recht op wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank en veroordeelde [appellante] in de proceskosten van het hoger beroep.