In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om een hoger beroep van Lucrum Investerings- en Beleggingsmaatschappij B.V. tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch. De zaak betreft een zakelijke overeenkomst die is gesloten tussen Lucrum en [eiser], [Bouw] BV en [Beheer] BV, waarbij Lucrum als opdrachtgever optrad. Na de echtscheiding van [eiser] en [geïntimeerde] is er een nieuwe overeenkomst van geldlening gesloten, die voortvloeide uit een eerdere mantelovereenkomst. Lucrum vorderde betaling van een bedrag van € 294.339,67, dat volgens hen ook door [geïntimeerde] moest worden voldaan, omdat de schuld was ontstaan tijdens het huwelijk.
Het hof heeft vastgesteld dat de overeenkomst van geldlening is gesloten na de inschrijving van de echtscheiding, waardoor [geïntimeerde] niet meer aan deze nieuwe overeenkomst kon worden gebonden. Het hof oordeelde dat de oorspronkelijke mantelovereenkomst was teniet gegaan door de nieuwe overeenkomst, en dat er geen sprake was van schuldvernieuwing die [geïntimeerde] aansprakelijk zou stellen voor de schuld. De rechtbank had eerder de vorderingen van Lucrum tegen [geïntimeerde] afgewezen, en het hof bevestigde deze beslissing.
De uitspraak van het hof houdt in dat Lucrum in het ongelijk is gesteld en dat zij de kosten van het geding moet vergoeden. Dit arrest benadrukt de juridische gevolgen van het sluiten van nieuwe overeenkomsten na de beëindiging van een huwelijk en de voorwaarden waaronder schuldvernieuwing kan plaatsvinden.