Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Havenschap Moerdijk,gevestigd te [vestigingsplaats],advocaat: mr. Ph.C.M. van der Ven te ’s-Hertogenbosch,
KWS Infra B.V.,gevestigd te [vestigingsplaats],
advocaat: mr. H.F. van Nouhuys te Rotterdam,
1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. C/02/271063/KG ZA 13-623)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep, tevens houdende grieven, akte wijziging van eis, en akte voorwaardelijke incidentele vordering tot een voorlopige voorziening;
- de memorie van antwoord in de hoofdzaak en in het incident van het Havenschap;
- de memorie van antwoord in de hoofdzaak en in het incident van KWS.
3. De gronden van het hoger beroep
4.De beoordeling
Naar ’s hofs oordeel heeft AAFM hierbij in dit concrete geval geen belang, nu enerzijds het hof in de hoofdzaak in dit kort geding op korte termijn uitspraak zal doen, en anderzijds het Havenschap heeft aangekondigd de aanbesteding te zullen “bevriezen” totdat het hof uitspraak heeft gedaan, mits zulks in de loop van april 2014 valt te verwachten.
Gegadigde dient aan de hand van maximaal negen referenties aan te tonen dat hij ervaring heeft met het uitvoeren van opdrachten van vergelijkbare inhoud en omvang. (…)
De referentie is door Gegadigde, of door een van de Combinanten of onderaannemers, gerealiseerd.
(…)
Referentie 1:
De opdracht betreft het managen van een industrieel gebied (…)
Referentie 2:
De opdracht betreft het organiseren en uitvoeren van gladheidbestrijding.Hierbij dient de oppervlakte van het gebied waar de ervaring heeft plaatsgevonden minimaal 250.000m2 verhard te zijn.
Referentie 3:
De opdracht betreft het beheren en onderhouden van wegen met een minimale oppervlakte van 250.000m2.
Referentie 4:
De opdracht betreft het beheren en onderhouden van riolering met een minimale lengte van 30 kilometer.
Referentie 5:
De opdracht betreft het beheren en onderhouden van groenvoorzieningen met een minimale bermoppervlakte van 150.000m2.
Referentie 6:
De opdracht betreft het verzorgen van het Asset management van een terrein voor zowel groenvoorzieningen als wegen en riolering door middel van een ObjectManagementSystemeem (…).
(…)
Bij brief van 2 oktober 2013 heeft het Havenschap AAFM te kennen gegeven dat haar aanvraag tot deelneming is afgewezen. Bij brief van 8 oktober 2013 heeft het Havenschap haar afwijzing richting AAFM gemotiveerd.
ligt besloten dat het de gegadigde/inschrijver (eventueel met de overbodige toevoeging ‘zelf’) is die aan de geschiktheidseisen moet voldoen. Hiervan dient te worden onderscheiden de mogelijkheid dat de gegadigde/inschrijver, teneinde aan de geschiktheidseisen te voldoen, een beroep doet op de bekwaamheid van derden. Een gegadigde/inschrijver kan van die mogelijkheid in beginsel gebruik maken, mits hij aantoonbaar kan beschikken over de bekwaamheid van die derde bij de uitvoering van de overheidsopdracht. Anders gezegd: die derde moet dan ‘in het team van de gegadigde/inschrijver zitten’ (art. 2:94 Aw). Gelet op deze systematiek, die wortelt in de jurisprudentie van het HvJEU en de richtlijnen 2004/17/EG en 2004/18/EG, kan AAFM niet worden gevolgd in haar betoog dat als de aanbestedende dienst het ‘zelf-vereiste’ niet uitdrukkelijk heeft gesteld, van de gegadigde niet wordt verlangd wordt dat zij zelf ervaring heeft met het feitelijke uitvoeren van de gevraagde werkzaamheden. De jurisprudentie waarop AAFM zich beroept, met name de uitspraak RvA 16 september 2003, is inmiddels achterhaald.
- ofwel concrete eigen ervaring van de inschrijver (die in de Selectieleidraad ook als “gegadigde” wordt aangeduid) met het feitelijk uitvoeren van opdrachten, van vergelijkbare inhoud en omvang, onder meer betrekking hebbende op beheer en onderhoud van riolering c.a.,
- ofwel ervaring van een door de inschrijver in te schakelen onderaannemer die over die ervaring beschikt; in dat laatste geval geldt dat hij die onderaannemer bindend dient in te schrijven op het onderdeel waar de ervaring van de onderaannemer gebruikt wordt voor de referentie.
Zie hiervoor de richtlijnen 2004/17/EG en 2004/18/EG, het arrest HvJEU C-176/98 van 2 december 1999 inzake Holst Italia (ECLI:NL:XX:1999:BF4812) en het arrest HvJEU C‑314/01 van 18 maart 2004 inzake Siemens Österreich (ECLI:NL:XX:2004:BF9571).
Dat laat onverlet dat de aanbestedende dienst in dat geval wel mag verlangen dat zij vooraf in kennis wordt gesteld om welke onderaannemers dat dan gaat en over welke ervaring deze beschikken.
Voor zover AAFM stelt dat het Havenschap, als deze het “zelf-vereiste” niet heeft gesteld, niet van AAFM kan verlangen dat deze zelf over de voor beheer en onderhoud van rioleringen etc. vereiste ervaring beschikt, miskent AAFM dat het Havenschap zulks ook niet verlangt. Het Havenschap heeft immers uitdrukkelijk toegelaten dat onderaannemers welkom zijn, zolang het Havenschap vooraf, in het kader van de inschrijving, kennis kan nemen van hun ervaring. Dat heeft AAFM om haar moverende redenen niet gedaan; zij heeft ervoor gekozen geheel op eigen naam in te schrijven zonder dat zij vooraf bekend heeft gemaakt welke onderaannemers bindend zouden inschrijven voor bepaalde subonderdelen en over welke ervaring die onderaannemers beschikten zodat het Havenschap zulks ook niet heeft kunnen verifiëren.