Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 232392/HA ZA 11-1107)
2.Het geding in hoger beroep
3.De gronden van het hoger beroep
4.De beoordeling
engelet op het heterogene karakter van de aangetoonde asbestconcentratie op de gehele onderzoekslocatie, na verwijdering van de asbestverontreinigingen (…) ter plaatse van sleuf (…) zekerheidshalve een asfalt, klinker- of betonverharding aan te leggen, danwel het aanbrengen van een laag (…) dat een vergelijkbare afscherming biedt en waarvan de dikte ten minste 0,2 m bedraagt. Het verdient verder de aanbeveling om een signaleringsdoek aan te brengen tussen de huidige puinverhardingslaag en de eventueel aan te leggen verharding of aan te brengen laag.”
grieven 1 tot en met 3richten zich tegen de toewijzing van de vordering van € 7.015,05 en de afwijzing van de vorderingen in reconventie. Het hof begrijpt uit die grieven dat Habitura in hoger beroep alleen haar beweerde vorderingen uit wanprestatie, althans onrechtmatige daad, aan de orde stelt en niet tevens het in eerste aanleg gedane beroep op dwaling. In hoger beroep ligt derhalve alleen aan het hof ter beoordeling voor of Econsultancy is tekortgeschoten dan wel onrechtmatig heeft gehandeld bij de uitvoering van de betreffende onderzoeken.
eerste tot en met de derde griefaan dat de rechtbank met betrekking tot de [percelen 2. en 3.] ten onrechte heeft overwogen dat Habitura slechts opdracht heeft gegeven tot het verrichten van een onderzoek naar twee deellocaties. Volgens Habitura volgt uit de rapportage van 27 september 2005 dat ook in 2005 het gehele terrein is onderzocht. Aangezien de conclusie van de respectieve onderzoeken in 2005 en 2007 tegenstrijdig zijn - te weten in 2005 is er geen, althans lichte verontreiniging aangetroffen en in 2007 was sprake van een niet-spoedeisend geval van ernstige bodemverontreiniging - staat vast dat Econsultancy haar werkzaamheden niet naar behoren heeft verricht, aldus Habitura.
eerste, tweede en derde grieffalen. De rechtbank heeft de door Econsultancy in conventie gevorderde hoofdsom van € 7.015,05 (zijnde de factuur van Econsultancy van 28 oktober 2010) terecht toegewezen.
vierde griefis gericht tegen de toewijzing van de wettelijke rente over het door de rechtbank toegewezen bedrag van € 7.015,05. Habitura heeft deze grief echter niet toegelicht, zodat deze faalt.
vijfde en de zesde griefaan dat de rechtbank ten onrechte een bedrag aan buitengerechtelijke kosten heeft toegewezen, omdat (de advocaat van) Econsultancy volgens haar geen andere werkzaamheden heeft verricht dan die ter voorbereiding van de gedingstukken en instructie van de zaak.
zevende griefis gericht tegen de veroordeling van Habitura in de proceskosten in conventie en reconventie. Uit hetgeen hiervoor is overwogen, volgt dat het vonnis van de rechtbank voor het grootste deel wordt bekrachtigd. De rechtbank heeft Habitura dan ook terecht in de proceskosten veroordeeld. De zevende grief faalt.