Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaaknummer / rolnummer 205023 / HA ZA 09-1093).
2.Het geding in hoger beroep
3.De gronden van het hoger beroep
4.De beoordeling
voornemens te zijn het bezwaar af te wijzen. Hij heeft zijn beslissing ook nog nader gemotiveerd.
[financieel directeur van Forwarding] (hierna [financieel directeur van Forwarding]), vond er op 2 oktober 2006 een bespreking plaats met de heer [optredende namens de Ontvanger] (hierna [optredende namens de Ontvanger]), die namens de Ontvanger optrad. [financieel directeur van Forwarding] had te kennen gegeven de bezwaarschriftprocedure om financiële redenen niet te kunnen voortzetten en wilde een betalingsregeling treffen.
geretourneerd; het was een grote stapel losse, door elkaar gegooide papieren.
.
1. dat de tussen partijen gesloten overeenkomst tot stand is gekomen onder invloed van dwaling en dat de dwaling te wijten is aan inlichtingen van de belastingdienst,
2. te bepalen, dat de gevolgen van de overeenkomst conform artikel 230 lid 2 van boek 6 BW worden gewijzigd, doordat wordt bepaald, dat de belastingdienst aan [Forwarding] in plaats van het overeengekomen bedrag een bedrag van nihil verschuldigd is, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, en
3. de belastingdienst te veroordelen in de proceskosten.
Subsidiair geeft de Ontvanger aan dat, mocht er al een vaststellingsovereenkomst met de inspecteur zijn aangegaan, niet de civiele doch de belastingrechter bevoegd is om over de vordering te oordelen. De Ontvanger betwist tevens dat er foutieve mededelingen door haar dan wel de FIOD-ECD zijn gedaan. Tot slot geeft zij aan dat de beschikkingen op juiste gronden zijn genomen en dat het oordeel in een strafzaak tegen een directeur van [Forwarding] geen consequenties heeft voor de juistheid van de beschikkingen die gericht zijn tegen [Forwarding] en die gebaseerd zijn op andere criteria.
De Ontvanger heeft zich hiertegen verweerd op gronden als hieronder – voor zoveel nodig – te bespreken.
heeft een en ander bij pleidooi niet weersproken noch haar standpunt nader onderbouwd, bijvoorbeeld met een verklaring van Hertoghs Advocaten respectievelijk mr. J.H. Peek ter zake de toenmalige gang van zaken rond de inklaringsdossiers en ter zake het standpunt van de inspecteur dat deze zijn afgegeven, hetgeen zeker gezien voormelde brief van de inspecteur van 23 juni 2006 op haar weg had gelegen.[Forwarding] heeft haar stellingen op dit punt aldus onvoldoende onderbouwd, zodat het er in deze zaak voor moet worden gehouden dat haar toenmalige advocaat het dossier in afschrift heeft ontvangen in maart 2006.
Door [Forwarding] is verder niet aangevoerd dat door of namens de inspecteur aan het gesprek van 2 oktober 2006 is deelgenomen.
Het Kader voor vaststellingsovereenkomsten 1997 (Besluit van 1 december 1997, nr AFZ97/2412U) vereist een dergelijke aanwezigheid of vertegenwoordiging overigens wel, wanneer althans doel van het gesprek is het sluiten van een vaststellingsovereenkomst die ook de omvang van de aanslag c.a. (of in dit geval de utb) betreft.
Niet beslissend is of door FIOD-EOD in inklaringsdossiers van [Forwarding] dubbele invoices zijn aangetroffen of niet en of zij ter zake mededelingen als door [Forwarding] gesteld – maar door de ontvanger betwist – hebben gedaan. Beslissend is of de inspecteur de informatie op basis waarvan uiteindelijk de utb is opgelegd (de relevante inklaringsdossiers) met de advocaat van [Forwarding] heeft gedeeld, en of [Forwarding] daar kennis van had kunnen nemen. Dat is het geval (vide rov. 4.9), waarbij niet van belang is dat [Forwarding] zich niet daadwerkelijk in de betreffende stukken heeft verdiept of een andere rechtshulpverlener of belastingkundige zich in die stukken ten haren behoeve heeft laten verdiepen. Die keuze ligt in haar risicosfeer zodat een eventuele dwaling op het punt van de aanwezigheid van dubbele facturen – wat daar verder van zij - niet verschoonbaar is.
“Echter in enkele inklaringdossiers zijn dubbele invoices van Charter Industries Internationale Ltd. in [vestigingsplaats] bevonden. Invoices voor een en dezelfde partij goederen, dezelfde leveringsvoorwaarden, maar met een verschillend factuurbedrag. Verder verschilden de invoices van elkaar omdat er bij enkele invoices een letter was toegevoegd aan het invoice nummer.Daar waar in de inklaringsdossiers geen dubbele invoices zijn aangetroffen,zijn deze verkregen door vordering uit de administratie van de diverse importeurs van de goederen(onderstreping hof)” .
Integendeel: in eerdergenoemdestrafzaak tegen voormalig directeur [operationeel directeur van Forwarding] is vastgesteld dat 35 dubbele facturen deel uitmaakten van de administratie van [Forwarding]. Zie onder meer productie 1 bij memorie van antwoord, arrest Hof ’s-Hertogenbosch (strafkamer) 6 maart 2013, ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ4901, onderdeel C5.3 :
“C5.3 Het hof stelt op grond van het vorenstaande vast dat de stukken zoals genoemd onder C5.1 allemaal bij [Forwarding] zijn aangetroffen en in beslag zijn genomen. Het hof heeft geen enkele reden om aan te nemen dat op enigerlei wijze stukken die bij de importeurs of elders zijn aangetroffen (per abuis) door de FIOD of een ander persoon in de mapjes met bij [Forwarding] aangetroffen stukken zijn gevoegd. Temeer niet omdat in het dossier ook duidelijk een onderscheid is gemaakt tussen mapjes met stukken aangetroffen bij [Forwarding] en mapjes met stukken aangetroffen bij de importeur. Hieraan doet niet af dat er enkele importeurs hebben verklaard dat zij nimmer facturen aan de expediteur sturen. Het is immers evengoed mogelijk dat de facturen op andere wijze (bijvoorbeeld door toezending van Charter) bij [Forwarding] terecht zijn gekomen. Het hof stelt derhalve vast dat de dubbele facturen deel uitmaakten van de administratie van [Forwarding]”.
dusniet ontvangen kan zijn, en
dusde ‘hogere factuur’ niet kan zijn voorgekomen in de administratie van [Forwarding] ten tijde van de inbeslagname door Fiod /EOD.