ECLI:NL:GHSHE:2014:865

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
25 maart 2014
Publicatiedatum
26 maart 2014
Zaaknummer
20-000079-12
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een ongewenste vreemdeling in Nederland met betrekking tot de terugkeerrichtlijn

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 25 maart 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Roermond. De verdachte, geboren in Marokko en woonachtig in Roemenië, was ter zake van het als ongewenst verklaard vreemdeling in Nederland verblijven veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdediging, waarbij vrijspraak werd bepleit en een strafmaatverweer werd gevoerd.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en het bewezen verklaarde als volgt vastgesteld: de verdachte verbleef op 13 december 2011 in de gemeente Venray als vreemdeling, terwijl hij ernstige reden had te vermoeden dat hij op grond van de Vreemdelingenwet tot ongewenst vreemdeling was verklaard. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit en heeft daarbij de omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de eerdere veroordelingen van de verdachte.

Bij de bepaling van de op te leggen straf heeft het hof rekening gehouden met de ernst van het feit en de schending van de redelijke termijn in de strafprocedure. Het hof heeft uiteindelijk besloten om de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van één maand en drie weken, waarbij de tijd in voorarrest in mindering zal worden gebracht. De beslissing is gegrond op artikel 197 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze bepaling luidde ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-000079-12
Uitspraak : 25 maart 2014
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Roermond van 23 december 2011 in de strafzaak met parketnummer 04-860693-11 tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Marokko) in het jaar 1975,
wonende te [woonplaats] (Roemenië), [adres].
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van - kort gezegd - het als ongewenst verklaard vreemdeling in Nederland verblijven veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met een bevel tot gevangenhouding van verdachte.
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de politierechter zal bevestigen met uitzondering van het bevel tot gevangenhouding
.
Namens verdachte is vrijspraak bepleit en een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof kan zich op onderdelen niet met het beroepen vonnis verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het hof evenwel het gehele vonnis vernietigen.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 13 december 2011 in de gemeente Venray, in elk geval in Nederland, als vreemdeling heeft verbleven, terwijl hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat hij op grond van artikel 67 van de Vreemdelingenwet 2000, in elk geval op grond van enig wettelijk voorschrift, tot ongewenst vreemdeling was verklaard.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 13 december 2011 in de gemeente Venray als vreemdeling heeft verbleven, terwijl hij ernstige reden had te vermoeden dat hij op grond van artikel 67 van de Vreemdelingenwet 2000, in elk geval op grond van enig wettelijk voorschrift, tot ongewenst vreemdeling was verklaard.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Door de raadsvrouw is vrijspraak bepleit. Daartoe is aangevoerd dat ter aanhouding van verdachte is binnengetreden zonder dat daartoe een machtiging was afgegeven en dat al hetgeen daarna is geconstateerd van het bewijs behoort te worden uitgesloten.
Het hof overweegt als volgt.
Uit de stukken blijkt dat de politie een onderzoek heeft ingesteld naar een ander dan verdachte en in het kader van dat onderzoek is binnengetreden in de woning van die ander. Bij die gelegenheid werd ook verdachte aangetroffen. Nu niet is binnengetreden in de woning van verdachte is met de door de raadsvrouw gestelde onrechtmatigheid, wat daar ook van zij, niet het belang van verdachte geschonden, terwijl die gestelde onrechtmatigheid evenmin is begaan in het kader van het voorbereidend onderzoek naar het thans aan verdachte ten laste gelegde.
Het hof verwerpt het verweer.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
als vreemdeling in Nederland verblijven, terwijl hij ernstige reden heeft te vermoeden, dat hij op grond van een wettelijk voorschrift tot ongewenste vreemdeling is verklaard.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf of maatregel
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Naar het oordeel van het hof kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd; niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt.
Het hof heeft daarbij gelet op de omstandigheid dat de verdachte reeds eerder terzake soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet verenigbaar is met Richtlijn 2008/115/EG (‘de Terugkeerrichtlijn’).
Het hof overweegt als volgt.
Het verweer van de raadsvrouw stuit naar het oordeel van het hof reeds af op de omstandigheid dat verdachte thans, zoals uit de stukken blijkt, een verblijfsvergunning voor Roemenië heeft. Immers de Terugkeerrichtlijn is gelet op artikel 2, eerste lid, van die richtlijn van toepassing op illegaal op het grondgebied van een lidstaat verblijvende onderdanen van derde landen. Nu verdachte kennelijk legaal op het grondgebied van de lidstaat Roemenië verblijft, is de Terugkeerrichtlijn (thans) niet langer op hem van toepassing.
Bij de strafvervolging van verdachte is de redelijke termijn, bedoeld in artikel 6, eerste lid van het EVRM, geschonden. Immers heeft de verdachte op 4 januari 2012 hoger beroep ingesteld, terwijl het hof eerst op 25 maart 2014, derhalve langer dan twee jaar na het instellen van het hoger beroep, uitspraak doet.
Zonder schending van de redelijke termijn zou een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden passend zijn geweest. Nu de redelijke termijn is geschonden, zal worden volstaan met het opleggen van de hierna aan te geven straf.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op artikel 197 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze bepaling luidde ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand en 3 (drie) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. J.J. van der Kaaden, voorzitter,
mr. O.M.J.J. van de Loo en mr. M.L.P. van Cruchten, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. drs. T. Kraniotis, griffier,
en op 25 maart 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.