ECLI:NL:GHSHE:2014:863

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
25 maart 2014
Publicatiedatum
26 maart 2014
Zaaknummer
20-000819-13
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte wegens gebrek aan kennis van inreisverbod

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 25 maart 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden omdat hij als ongewenst verklaarde vreemdeling in Nederland verbleef. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het vonnis zou vernietigen en de verdachte schuldig zou verklaren zonder oplegging van straf of maatregel. De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit en subsidiair ontslag van alle rechtsvervolging.

Het hof heeft het dossier bestudeerd en vastgesteld dat de eerdere ongewenstverklaring van de verdachte op de datum van het ten laste gelegde feit niet meer gold. Dit werd niet weersproken door de advocaat-generaal. Wel was er een inreisverbod uitgevaardigd op 10 augustus 2012, maar het hof kon niet vaststellen dat de verdachte op de hoogte was van dit inreisverbod of ernstige reden had om te vermoeden dat dit bestond. Hierdoor kon de verdachte niet worden veroordeeld voor het ten laste gelegde feit.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. De beslissing is genomen in tegenwoordigheid van de griffier en is op dezelfde dag ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-000819-13
Uitspraak : 25 maart 2014
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant van 22 februari 2013 in de strafzaak met parketnummer 01-240031-12 tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Frankrijk) op [geboortedatum],
thans uit anderen hoofde verblijvende in [verblijfplaats].
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van - kort gezegd - het als ongewenst verklaard vreemdeling of als vreemdeling tegen wie een inreisverbod is uitgevaardigd, in Nederland verblijven, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden.
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de politierechter zal vernietigen, het ten laste gelegde zal bewezen verklaren en verdachte zal schuldig verklaren zonder oplegging van straf of maatregel.
Namens verdachte is primair vrijspraak bepleit. Subsidiair is ontslag van alle rechtsvervolging bepleit. Meer subsidiair is bepleit dat het hof verdachte zal schuldig verklaren zonder oplegging van straf of maatregel.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Tenlastelegging
Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 24 november 2012 te Eindhoven, in elk geval in Nederland, als vreemdeling heeft verbleven, terwijl hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat hij op grond van een wettelijk voorschrift tot ongewenste vreemdeling is verklaard of tegen hem een inreisverbod is uitgevaardigd met toepassing van artikel 66a, zevende lid, van de Vreemdelingenwet 2000, in elk geval op grond van enig wettelijk voorschrift, tot ongewenst vreemdeling was verklaard.
Vrijspraak
Het hof maakt uit het dossier op dat de eerdere ongewenstverklaring van verdachte op de datum van het ten laste gelegde niet langer gold. Dit is ter zitting in hoger beroep door de advocaat-generaal ook niet weersproken. Het hof stelt vast dat tegen verdachte op 10 augustus 2012 wel een inreisverbod ex artikel 66a van de Vreemdelingenwet 2000 is uitgevaardigd voor de duur van tien jaar. Het hof kan evenwel uit de verklaring van de verdachte bij de politie noch overigens uit het dossier opmaken dat verdachte wist dan wel ernstig reden had te vermoeden dat tegen hem een inreisverbod was uitgevaardigd, zodat verdachte van het ten laste gelegde behoort te worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr. O.M.J.J. van de Loo, voorzitter,
mr. J.J. van der Kaaden en mr. M.L.P. van Cruchten, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. drs. T. Kraniotis, griffier,
en op 25 maart 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.