In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 25 maart 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Breda. De verdachte, geboren in Somalië, was eerder vrijgesproken van diefstal met geweld en was veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden voor het als ongewenst verklaard vreemdeling in Nederland verblijven. Het hof heeft het hoger beroep beperkt tot de veroordeling voor het ongewenst verblijf. De verdediging heeft bepleit dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard moet worden, onder verwijzing naar de Terugkeerrichtlijn en de niet-uitzetbaarheid van de verdachte. Het hof oordeelt echter dat de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie niet aan de orde is, maar dat de omstandigheden in Somalië en de status van de verdachte aanleiding geven tot ontslag van alle rechtsvervolging. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op de datum van het bewezen verklaarde nog steeds als ongewenst vreemdeling was verklaard, maar dat er geen verwijt kan worden gemaakt van het bewezen verklaarde gedrag. Het hof vernietigt het vonnis van de politierechter voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, verklaart het bewezen verklaarde, maar spreekt de verdachte vrij van andere tenlasteleggingen. De verdachte wordt ontslagen van alle rechtsvervolging.