4.3.Grieven 1 en 2 betreffen de toewijzing van de gevorderde courtage ten aanzien van het [straat 1.]; grieven 3, 4 en 5 betreffen de toewijzing van de gevorderde courtage ten aanzien van de [straat 3.] en de [straat 2.]. Met grief 6 betogen de Erven c.s. dat de kantonrechter ten onrechte niet heeft overwogen dat Royworks hooguit ten aanzien van alle objecten aanspraak heeft op een redelijke vergoeding (in de zin van artikel 7:411 BW) voor de wel verrichte werkzaamheden. Grief 7 is gericht tegen de toewijzing van de door Royworks gevorderde buitengerechtelijke kosten en de proceskosten. Grief 8 is gericht tegen het niet toewijzen van de reconventionele vordering van de Erven c.s.
[straat 1.]; grieven 1 en 2
4.4.1.Volgens grief 1 heeft de kantonrechter ten onrechte geoordeeld dat de opschortende voorwaarde in de koopovereenkomst (met [koper 1] c.s.) de verschuldigdheid van het volledige courtagebedrag niet belemmerde. Betoogd wordt daartoe dat:
- ingevolge de overeenkomst geen courtage is verschuldigd indien er geen koopovereenkomst tot stand is gebracht;
- de in de koopovereenkomst met [koper 1] c.s. opgenomen opschortende voorwaarde niet is vervuld nu de bindend adviseur ten gunste van [erfgenaam 1] en [erfgenaam 2] heeft beslist, dat er dus geen koopovereenkomst is tot stand gekomen en dat er om die reden geen courtage is verschuldigd, en dat
- Royworks wist, nu zij de opschortende voorwaarde zelf in de koopovereenkomst had opgenomen, dat er een risico bestond dat de koopovereenkomst niet definitief tot stand zou komen en zij geen recht zou hebben op courtage en dat Royworks dit risico bewust heeft genomen.
4.4.2.Royworks heeft als verweer samengevat aangevoerd dat:
- de opschortende voorwaarde in de koopovereenkomst met [koper 1] c.s. wel in vervulling is gegaan nu het door [koper 1] c.s. tegen de Erven aanhangig gemaakte kort geding uiteindelijk is geschikt zodat er geen gerechtelijke uitspraak is gekomen ter zake de totstandkoming van de koopovereenkomst;
- Royworks met de opneming van de opschortende voorwaarde in de koopovereenkomst met [koper 1] c.s. nimmer heeft aanvaard dat zij, bij het in vervulling gaan (het hof neemt aan dat bedoeld is: het
nietin vervulling gaan) van deze voorwaarde, geen courtage zou ontvangen;
- Royworks heeft bemiddeld bij de verkoop van de betreffende appartementen en parkeerplaatsen, dat door tussenkomst van Royworks de (koop)prijs is betaald, en dat het niet voor rekening van Royworks komt indien tussen de verkopende en de kopende partij een geschil ontstaat;
- Royworks door het opnemen van de opschortende voorwaarde in de koopovereenkomst uitdrukkelijk geen nadere invulling van de bemiddelingsopdracht heeft aanvaard, inhoudende dat zij geen courtage zou krijgen telkens indien de voorwaarde in vervulling (het hof neemt aan dat bedoeld is: indien de voorwaarde
nietin vervulling) zou gaan. Indien deze situatie al aan de orde zou zijn, dan had Royworks wel degelijk de voorwaarde bedongen dat zij ook bij het (lees: niet, hof) in vervulling gaan van de opschortende voorwaarde, en dus bij verkoop c.q. toescheiding aan/tussen de Erven, courtage zou ontvangen, en dat
- er een koopovereenkomst met [koper 1] c.s. is gesloten en dat niet van belang is of de appartementen en parkeerplaatsen uiteindelijk aan [koper 1] c.s. dan wel aan [erfgenaam 1] en [erfgenaam 2] zijn verkocht c.q. toegescheiden.
4.4.3.Het hof neemt tot uitgangspunt dat, zoals ook door Royworks wordt onderkend, op grond van het door mr. [vertegenwoordiger 2.] q.q. ingeroepen bindend advies van prof. mr. [deskundige], het onroerend goed aan het [straat 1.] uiteindelijk aan [erfgenaam 1] en [erfgenaam 2] is toegescheiden. Nu dit advies – inhoudende dat het aanbod aan [koper 1] c.s. dient te worden teruggedraaid en dat de erfgenamen [erfgenaam 2] en [erfgenaam 1] terstond moeten verklaren het registergoed aan het [straat 1.] voor de som van € 630.000,-- te aanvaarden – aldus niet ten gunste van de verkoop aan [koper 1] c.s. is uitgevallen en gesteld noch gebleken is dat er een beslissing van de kantonrechter ten gunste van de verkoop is verkregen, zal het hof bij zijn verdere beoordeling ervan uitgaan dat de opschortende voorwaarde niet in vervulling is gegaan.
4.4.4.De vraag die vervolgens ter beoordeling voorligt, is of de niet-vervulling van de opschortende voorwaarde in de koopovereenkomst met [koper 1] c.s. eraan in de weg staat dat de door Royworks gevorderde courtage op grond van artikel 5, eerste alinea, van de overeenkomst kan worden toegewezen. Partijen verschillen van mening over de betekenis van deze bepaling in de overeenkomst.
4.4.5.In een geval als het onderhavige, waarin partijen van mening verschillen over de betekenis van een in een schriftelijke overeenkomst opgenomen beding, zal de rechter aan de hand van hetgeen partijen over en weer hebben verklaard en uit elkaars verklaringen en gedragingen, overeenkomstig de zin die zij daaraan in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mochten toekennen, hebben afgeleid, en van hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten, de betekenis van dat beding dienen vast te stellen. De redelijkheid en billijkheid spelen hierbij een rol.
4.4.6.In aanmerking nemende hetgeen partijen in dit verband hebben aangevoerd, is het hof van oordeel dat een redelijke uitleg van artikel 5, eerste alinea, van de overeenkomst meebrengt dat de niet-vervulling van een opschortende voorwaarde als de onderhavige onverlet laat dat courtage op grond van die bepaling is verschuldigd.
Het hof acht daartoe allereerst van belang de bewoordingen van de bepaling, namelijk dat sprake moet zijn van het
sluitenvan een koopovereenkomst. Niet wordt de verschuldigdheid van courtage in bedoelde bepaling afhankelijk gesteld van meer of andere omstandigheden dan het sluiten van een koopovereenkomst, zoals het daadwerkelijk tussen koper en verkoper tot uitvoering komen van de overeenkomst of het verkrijgen van volledige werking na vervulling van eventueel in de koopovereenkomst opgenomen opschortende voorwaarden.
Verder neemt het hof in aanmerking dat courtage ingevolge artikel 5, derde alinea, van de overeenkomst verschuldigd blijft indien de gesloten koopovereenkomst hetzij eenzijdig door de opdrachtgever wordt ontbonden of anders wordt ontbonden dan o.g.v. in de akte opgenomen ontbindende voorwaarden. Door de Erven c.s. is niet bestreden het oordeel dat met dit laatste niet kan worden gelijkgesteld het niet vervuld worden van de onderhavige opschortende voorwaarde. Evenmin is door de Erven c.s. bestreden de uitleg die de kantonrechter op dit punt aan artikel 5 heeft gegeven. Deze uitleg komt erop neer dat de bepaling niet ertoe strekt het de opdrachtgever mogelijk te maken onder zijn verplichting tot betaling van courtage voor een door de makelaar tot stand gebrachte koopovereenkomst uit te komen door een andere wijze van eigendomsoverdracht van het onderwerp van de koopovereenkomst te bewerkstelligen of daaraan – noodgedwongen – mee te werken. Ook de bepaling van de derde alinea vormt naar het oordeel van het hof dus een aanwijzing om de verplichting tot betaling van courtage niet afhankelijk te stellen van de vervulling van een opschortende voorwaarde als de onderhavige, mede nu die vervulling afhankelijk is van omstandigheden die buiten de macht of risicosfeer van de makelaar liggen.
De Erven c.s. hebben geen feiten of omstandigheden gesteld die meebrengen dat een andere betekenis aan artikel 5, eerste alinea, van de overeenkomst moet worden toegekend dan uit het voorgaande volgt, of dat Royworks anderszins geen beroep op deze bepaling toekomt. Dat Royworks zelf de opschortende voorwaarde in de koopovereenkomst met [koper 1] c.s. heeft opgenomen, brengt nog niet mee dat zij daarmee aanvaard zou hebben geen recht op courtage te hebben indien de voorwaarde niet in vervulling zou gaan. Royworks heeft dit in ieder geval gemotiveerd betwist.
4.4.7.Het hof is op grond van het voorgaande van oordeel dat de grief faalt.