11.1.Het hof overweegt het volgende.
Beide partijen hebben verzocht een netto berekening van de schade te maken, zonder deze contant te maken en zonder een – dure – deskundige in te schakelen. Partijen hebben daarbij kennelijk ingecalculeerd dat de schadevaststelling van het verlies arbeidsvermogen tot op zekere hoogte zal moeten worden geschat. Deze schatting is ook noodzakelijk doordat [geïntimeerde] niet alle van hem gevraagde gegevens heeft verstrekt of heeft kunnen verstrekken.
Met inachtneming daarvan overweegt het hof ten aanzien van de verschillende schadeposten als volgt.
-
Situatie met misbruik
Het hof schat het netto inkomen van [X.] in 2005 op (ongeveer 75% van het bruto inkomen, gerekend vanaf 1 april 2005) € 11.583,--, en in 2006 op € 15.193,--.
Het netto jaarinkomen, inclusief vakantiegeld en tegemoetkoming ziektekosten, bedroeg in de jaren daarna (vgl. r.o. 10.3):
2007: € 12.242,--
2008: € 12.921,--
2009: € 13.554,--
2010: € 13.738,--
2011: € 14.442,--
2012: € 14.949,--
2013: € 14.905,--.
Nu er geen enkele concrete aanwijzing is dat [geïntimeerde] inkomsten ontvangt of heeft ontvangen uit activiteiten op internet en de door hem overgelegde inkomensverklaringen er daarentegen op wijzen dat hij geen andere inkomsten heeft dan zijn uitkering, gaat het hof ervan uit dat de uitkering zijn enige bron van inkomsten is. Het hof ziet geen aanleiding om, zoals [appellant] heeft verzocht, [geïntimeerde] om nadere gegevens daarover te vragen.
[geïntimeerde] heeft niets gesteld over de te verwachten ontwikkeling in de hoogte van zijn uitkering tot zijn pensioendatum, 22 juni 2046. Een ambtshalve door het hof toe te passen berekening over zoveel jaren heeft daarmee een zodanig hoog speculatief karakter dat het hof die berekening achterwege zal laten en voor de jaren 2014 tot 22 juni 2046 uit zal gaan van een nominaal gelijkblijvende uitkering van netto € 14.905,--.
-
Situatie zonder misbruik
Het hof heeft in het tussenarrest van 29 oktober 2013 geoordeeld dat zal worden uitgegaan van een netto jaarinkomen van € 21.060,-- per jaar (situatie per 1 april 2005), zonder verdere carrière stappen, en heeft [geïntimeerde] verzocht een gedocumenteerd standpunt in te nemen over procentuele verhogingen van dit inkomen tot 22 juni 2046. [geïntimeerde] heeft daarover evenwel niets gesteld.
Het hof ziet daarin aanleiding om ook voor het hypothetisch inkomen van [geïntimeerde] zonder misbruik een ambtshalve berekening van die verhogingen achterwege te laten en uit te gaan van een nominaal gelijkblijvend inkomen over de jaren 2014 tot 22 juni 2046.
-
Benadering schade door verlies arbeidsvermogen
Over de jaren (1 april) 2005 t/m 2013 heeft [geïntimeerde] gederfd:
- 2005 (3/4 van € 21.060) € 15.795 - € 11.583 = € 4.212
- 2006 € 21.060 - € 15.193 = € 5.867
- 2007 € 21.060 - € 12.242 = € 8.818
- 2008 5 21.060 - € 12.920 = € 8.140
- 2009 € 21.060 - € 13.554 = € 7.506
- 2010 € 21.060 - € 13.738 = € 7.322
- 2011 € 21.060 - € 14.442 = € 6.618
- 2012 € 21.060 - € 14.950 = € 6.110
- 2013 € 21.060 - € 14.905 = € 6.155
In totaal: € 60.748,--.
Over de jaren 2014 tot 22 juni 2046 (32,5 jaar) gaat het hof er van uit dat de jaarlijkse derving eveneens € 6.155,-- bedraagt, mitsdien in totaal: € 200.038,--.
De totale schadeberekening wegens verlies arbeidsvermogen komt dan uit op € 260.786,--.
Daarvan komt 80% ofwel
€ 208.629,--voor rekening van [appellant].
Het hof verwerpt het standpunt van [geïntimeerde], dat, als hij had kunnen blijven werken, er alsnog een pensioenregeling voor hem zou zijn getroffen, als te speculatief. De werkelijkheid is, dat ondanks het feit dat dat wel in het arbeidscontract van 6 december 2004 staat, er geen pensioenregeling voor [geïntimeerde] is getroffen; daar gaat het hof van uit. Daaruit volgt dat [geïntimeerde] door de onrechtmatige daad van [appellant] jegens hem, geen pensioenschade heeft geleden.
In r.o. 4.8.2 van het tussenarrest van 8 januari 2013 heeft het hof de beslissing omtrent het smartengeld
(€ 25.000,--inclusief wettelijke rente tot aan de dagvaarding, met de wettelijke rente daarover vanaf de datum van het eindvonnis, 3 augustus 2011) overgenomen. In r.o. 7.5.3. van het tussenarrest van 29 oktober 2013 heeft het hof per abuis overwogen dat over dit bedrag de wettelijke rente verschuldigd zou zijn vanaf 15 juli 2009. Die omissie is hierbij hersteld.
Het hof verwijst naar r.o. 7.5.5 van het tussenarrest van 29 oktober 2013. Partijen zijn het eens over een door [appellant] te betalen bedrag van
€ 12.000,--.