ECLI:NL:GHSHE:2014:775

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
19 maart 2014
Publicatiedatum
19 maart 2014
Zaaknummer
20-001681-13
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van poging tot doodslag en openlijke geweldpleging in Wouwse Plantage

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 19 maart 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte is veroordeeld tot 18 maanden gevangenisstraf voor het medeplegen van een poging tot doodslag en openlijke geweldpleging. De feiten vonden plaats op 7 augustus 2012 in Wouwse Plantage, waar de verdachte samen met anderen geweld heeft gepleegd tegen het slachtoffer, [slachtoffer 1]. Het hof oordeelt dat de verdachte het geweld heeft geïnitieerd door het slachtoffer te slaan en te schoppen, waarbij hij zich niet heeft onttrokken aan de situatie toen anderen ook geweld toepasten. Het hof heeft het beroep op noodweer en noodweerexces verworpen, omdat de verdachte de eerste was die geweld gebruikte. De benadeelde partij, [slachtoffer 1], heeft schadevergoeding gevorderd, die gedeeltelijk is toegewezen. De verdachte is ook veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 2]. Het hof heeft de strafmaat bepaald op basis van de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, waarbij het hof geen aanleiding zag voor een voorwaardelijk strafdeel.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-001681-13
Uitspraak : 19 maart 2014
TEGENSPRAAK
Promis

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 6 mei 2013 in de strafzaak met parketnummer 02-800029-13 tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969,
wonende te [woonplaats],[adres].
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van
(
feit 1 primair) het medeplegen van een poging tot doodslag en
(
feit 2 subsidiair) mishandeling,
veroordeeld tot gevangenisstraf voor de duur van 188 dagen waarvan 150 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, alsmede tot een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis. Voorts heeft de rechtbank beslist omtrent de vorderingen van de benadeelde partijen.
De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde bewezen zal verklaren en verdachte te dien aanzien zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] zal worden toegewezen tot een bedrag van EUR 6.674,96 en de vordering van de benadeelde partij[slachtoffer 2] tot een bedrag van EUR 580,- , beide met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige dienen de benadeelde partijen in hun vorderingen niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Door de verdediging is ten aanzien van het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde bepleit dat verdachte zal worden vrijgesproken dan wel dat verdachte zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging wegens noodweer c.q. noodweerexces. De verdediging heeft zich ten aanzien van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van het hof. Meer subsidiair heeft de verdediging aangevoerd de straf te beperken tot de door de opgelegde rechtbank opgelegde straf en heeft de verdediging een voorwaardelijk verzoek gedaan om getuigen te horen. Voorts is bepleit dat de benadeelde partijen in hun vorderingen niet-ontvankelijk zullen worden verklaard.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat in hoger beroep de tenlastelegging - en aldus de grondslag van het onderzoek - is gewijzigd.
Tenlastelegging
Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep - ten laste gelegd dat:
1.
primair
hij op of omstreeks 07 augustus 2012 te Wouwse Plantage, gemeente Roosendaal, tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, althans om opzettelijk aan [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 1]
- meermalen, althans eenmaal, op/tegen zijn gezicht en/of hoofd en/of lichaam heeft geslagen en/of gestompt en/of
- meermalen, althans eenmaal, op/tegen zijn gezicht en/of hoofd en/of lichaam heeft geschopt en/of getrapt en/of
- meermalen, althans eenmaal, bij het hoofd heeft vastgepakt en/of (vervolgens) het hoofd tegen de grond heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
1.
subsidiair
hij op of omstreeks 07 augustus 2012 te Wouwse Plantage, gemeente Roosendaal, tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen, althans alleen, aan een persoon genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (trommelvliesperforatie en/of hersenschudding en/of afgebroken tand) heeft toegebracht, door deze opzettelijk
- meermalen, althans eenmaal, tegen het hoofd en/of tegen het lichaam te slaan en/of stompen en/of
- meermalen, althans eenmaal, tegen het hoofd en/of tegen het lichaam te schoppen en/of te trappen en/of
- meermalen, althans eenmaal, bij het hoofd vast te pakken en/of (vervolgens) het hoofd tegen de grond te slaan;
2.
primair
hij op of omstreeks 07 augustus 2012 te Wouwse Plantage, gemeente Roosendaal, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de kruising tussen de Plantagebaan en de Kerkstraat, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen[slachtoffer 2], welk geweld bestond uit het slaan en/of schoppen tegen het gezicht en/of het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 2];
2.
subsidiair
hij op of omstreeks 07 augustus 2012 te Wouwse Plantage, gemeente Roosendaal, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten[slachtoffer 2]) op/tegen zijn gezicht en/of hoofd en/of lichaam heeft geslagen/gestompt/geschopt, waardoor voornoemde [slachtoffer 2] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
primair
hij op 07 augustus 2012 te Wouwse Plantage, gemeente Roosendaal, tezamen en in vereniging met anderen ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer 1]
- meermalen tegen zijn gezicht en hoofd en lichaam heeft geslagen en/of gestompt en
- meermalen tegen zijn gezicht en/of hoofd en lichaam heeft geschopt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
primair
hij op 07 augustus 2012 te Wouwse Plantage, gemeente Roosendaal, met anderen, op of aan de openbare weg, de kruising tussen de Plantagebaan en de Kerkstraat, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen[slachtoffer 2], welk geweld bestond uit het slaan tegen het gezicht/ het hoofd van die [slachtoffer 2].
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen [1]
Ten aanzien van de feiten 1 en 2
1.
Een proces-verbaal van aangifte, d.d. 8 augustus2012, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – de verklaring van aangever [slachtoffer 1] (dossierpagina’s 32 t/m 33):
p. 32
Tussen 7 augustus 2012 te 22:30 uur en dinsdag 7 augustus 2012 te 22:45 uur werd op de[adres], binnen de gemeente Roosendaal het volgende feit gepleegd.
Ik zag dat een man, in mijn tuin, tegen een boom aan stond te pissen. Ik kan de man als volgt beschrijven; een blanke man, Nederlander, zwaar gespierd, kaal, gekleed in een tanktop body-builders vest.
Ik zag dat de man met gebalde vuisten begon te maaien. Ik voelde dat hij mij links en rechts in het gezicht raakte. Ik voelde een enorme pijn in mijn gezicht. Ik viel op de grond en werd ook getrapt.
Ik zag dat er drie mannen bij kwamen. Het waren Nederlandse mannen. Ik kreeg meteen weer klappen.
2.
Een proces-verbaal van verhoor aangever, d.d. 5 november 2012, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – de aanvullende verklaring van aangever [slachtoffer 1] (dossierpagina’s 34 t/m 36):
p. 34
Op 7 augustus 2012 was er een feest in het dorp, Wouwse Plantage.
p. 35
Ik zag dat de man midden in de voortuin tegen een boompje aan stond te plassen. Ik zag dat de man die tegen het boompje stond aan te plassen richting mijn vrouw rende. Hij sprong er als het ware op af. Ik ben toen tussen mijn vrouw en hem ingesprongen. Ik heb hem op dat dat moment niet geraakt. Ik voelde dat de man mij een klap tegen de zijkant van mijn hoofd gaf. Het was aan de rechterkant van mijn hoofd tegen mijn slaap aan. Dit was met een vuist. Ik hoorde het gewoon in mijn schedel klappen. Ik viel gelijk op de grond.
De man van wie ik de klap heb gekregen kan ik als volgt omschrijven: groot tussen de 1.80 – 1.85 meter, verschrikkelijk breed, tatoeage op zijn arm, hij zweette heel erg, kaal.
Ik heb gehoord dat ze met vier man op mij in hebben geslagen. Ik heb van drie man gezien en gevoeld dat ze op mij in hebben geslagen en geschopt. Ik weet dat ik op een gegeven moment op de grond lag en toen bleven ze gewoon op mij inschoppen.
Toen kwam de man weer terug die in mijn tuin stond te plassen. Toen hij in mijn buurt kwam sloeg hij op de linkerkant van mijn hoofd.
Ik had het volgende letsel:
De achterkant van mijn linkerbeen en mijn heup was helemaal blauw en kapot. Mijn bovenbeen en knie aan de linkerkant was helemaal blauw en opgezet. De rechterkant van mijn been was ook wel blauw maar minder dan aan de linkerkant. Op mijn linkerbeen kon ik een dag of 4 à 5 niet lopen en daarna een beetje hinken. Van mijn linkerheup heb ik nog steeds last. Ik ben daar onder behandeling voor bij mijn huisarts en sportmasseur. In mijn rechterschouder zat een spierscheurtje en was helemaal beurs en blauw. Daar heb ik ook nog steeds last van. Mijn hele hoofd was blauw. Mijn ogen waren opgezet en ik kreeg ze amper open. Scheur in mijn linkertrommelvlies. Deze scheur is sinds vorige week dicht. Ik heb een hersenkneuzing. Dit kan een jaar duren voordat het genezen is. Ik heb nog steeds last van de hersenkneuzing.
p. 36
Ik ben vergeetachtig en moet dingen opschrijven om ze niet te vergeten. Er is 1 tand afgebroken en drie vullingen waren kapot. Rechts hoor ik een suis in mijn oren.
Tijdens de vechtpartij heb ik mijn stiefzoon [slachtoffer 2] gezien.
3.
Een als afzonderlijk bij het dossier gevoegd formulier met opschrift ‘Geneeskundige verklaring’, d.d. 14 november 2012, opgemaakt door [arts], arts, voor zover inhoudende medische informatie (dossierpagina 42):
Achternaam: [slachtoffer 1]
Voornamen:[slachtoffer 1]
Geboren: [geboortedatum]
A. Uitwendig waargenomen letsel:
Blauwe plekken boven linker en rechter ooglid, zwelling over rechter jukbeen, bloedresten bij rechter neusgat, bloed achter linker trommelvlies.
D. Datum waarop voornoemde persoon werd onderzocht: 08/08/2012
E. Overig van belang zijnde informatie:
Bij later KNO-onderzoek hoge verdenking voor een trommelvliesperforatie links.
4.
Een als afzonderlijk bij het dossier gevoegd formulier met opschrift ‘Geneeskundige verklaring’, d.d. 5 december 2012, opgemaakt door [arts 2], arts, voor zover inhoudende medische informatie (dossierpagina 45):
Achternaam: [slachtoffer 1]
Voornamen:[slachtoffer 1]
Geboren: [geboortedatum]
A. Uitwendig waargenomen letsel:
Blauwe plekken boven linker ooglid en rechter ooglid. Zwelling rechter jukbeen. Bloed achter linker trommelvlies. Blauwe plekken linker bovenbeen en bil.
B. Is er vermoeden van niet uitwendig waarneembaar letsel?
Ja (hersenschudding)
C. Datum waar voornoemde persoon werd onderzocht: 07/08/2012
D. Overig van belang zijnde informatie:
E. Hersenschudding (door neuroloog geconstateerd 7/9/12)
F. Geschatte duur van genezing: < 1 jaar
5.
Een proces-verbaal van verhoor getuige, d.d. 22 augustus 2012, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – de verklaring van getuige[getuige 1], partner van de aangever [slachtoffer 1] (dossierpagina’s 46 t/m 50):
p. 46
Op 7 augustus 2012, omstreeks 22:30 uur à 22:45 uur, ging ik de drie hondjes uitlaten.
p. 47
Ik zag dat een man in onze tuin stond te pissen. Ik zei tegen die persoon: ‘Weg wezen’. Ik schat de afstand tussen mij en die persoon op dat moment op ongeveer anderhalve meter. Ik voelde dat [slachtoffer 1] (het hof begrijpt: [slachtoffer 1]) mij ineens wegduwde. Ik zag dat die man [slachtoffer 1] ineens echt neersloeg. Ik zag dat [slachtoffer 1] gelijk neer ging. Ik zag dat die man [slachtoffer 1] met zijn vuist sloeg. Ik zag dat die man met zijn vuist [slachtoffer 1] in het gezicht raakte. Ik hoorde de klap en het raken. Ik hoorde [slachtoffer 1] ook een geluid maken van ‘Oeh’ tijdens het neer gaan. Het was eigenlijk een klap uit het niets.
Ik zag dat [slachtoffer 1] probeerde overeind te komen. Ik zag dat die persoon op [slachtoffer 1] in ging schoppen. Dit belemmerde [slachtoffer 1] om op te staan. Ik zag dat [slachtoffer 1] hard werd geschopt en ik hoorde dat aan [slachtoffer 1]. Ik hoorde dat aan zijn kreunen. Ik zag vervolgens dat die persoon bovenop [slachtoffer 1] ging zitten en hem sloeg.
Ik ben snel naar binnen gelopen om mijn zoon [slachtoffer 2] te waarschuwen. Ik heb tegen [slachtoffer 2] gezegd, dat ze [slachtoffer 1] aan het slaan waren. [slachtoffer 2] is toen naar buiten gevlogen.
p. 48
Ik merk op dat net voordat ik naar binnen ging, ik nog kon zien dat er nu ineens drie personen om [slachtoffer 1] heen stonden. Ik zag dat die personen [slachtoffer 1] hard aan het schoppen waren. Het ging er hard aan toe. Ik zag wel dat de persoon waarmee het begon daarbij was.
[slachtoffer 2] heeft geprobeerd die mensen bij [slachtoffer 1] weg te halen. Ik heb gezien dat [slachtoffer 2] ook klappen kreeg.
Ik zag dat de eerste persoon, de plassende persoon dus, ineens naar [slachtoffer 1] toe liep. Ik zag dat hij ineens vol uithaalde met de vuist en [slachtoffer 1] op zijn hoofd raakte. Het was een echt gerichte klap.
p. 49
Ik kan de persoon waarmee het allemaal begon en die [slachtoffer 1] gelijk neersloeg als volgt beschrijven:
- Lengte ongeveer 1.85 meter
- Leeftijd mogelijk tegen de 40 jaar oud misschien ietsjes ouder
- Kort geschoren haar, net niet kaal,
- Postuur: flink, breed, een XXL maat, breed in de schouders
- Het viel mij direct op dat enorm zweette
- Kleding: donkerkleurig, ik denk zwart, mouwloos short.
- Ik heb gezien dat hij tatoeages had. Ik heb deze op een van zijn armen zeker gezien, mogelijk rechts op zijn onderarm.
6.
Een proces-verbaal van aangifte, d.d. 8 augustus 2012, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – de verklaring van getuige [slachtoffer 2], zoon van de getuige [getuige 1] (dossierpagina’s 111 t/m 114):
p. 111
Op 7 augustus 2012 bevond ik mij in de woning van mijn moeder en stiefvader gevestigd aan de[adres].
p. 112
Plotseling hoorde ik dat mijn moeder mij riep. Zij vertelde dat mijn stiefvader genaamd [slachtoffer 1] in elkaar geslagen werd. Ik ben vervolgens naar buiten gerend om [slachtoffer 1] te helpen. Ik zag [slachtoffer 1] op de grond liggen in de bosschage van onze woning. Deze is gelegen op de hoek [adres]. Ik zag dat er drie manspersonen op [slachtoffer 1] aan het inslaan en schoppen waren. Ik zag dat [slachtoffer 1] zichzelf aan het afweren was. Ik probeerde [slachtoffer 1] te verlossen van de mannen. Ik heb mij hierbij moeten afweren van de mannen. Men probeerde mij tegen te houden en weg te trekken. Op een gegeven moment stond ik een paar meter van [slachtoffer 1] vandaan, oog in oog met een man die ik kennelijk had afgeleid. Vervolgens zag en voelde ik dat deze man mij met kracht met zijn tot vuist gebalde hand een klap op mijn rechter oog en kaakgedeelte gaf. Ik zag dat [slachtoffer 1] nog steeds mishandeld werd en wist mij los te rukken. Ik werd weer weggetrokken en zag dat de man mij weer probeerde aan te vallen. Ik wist hem af te weren en op de grond te duwen. Het signalement van de man die mij geslagen heeft luidt: Leeftijd ongeveer 40 jaar, breed postuur, brede schouders en armen, lichaamslengte ongeveer 1.84 meter, haardracht gemillimeterd/kaal, zwart T-shirt, tatoeage op zijn onderarm.
Op dit moment voel ik erge hoofdpijn en een pijnlijke kaak.
7.
Een proces-verbaal van verhoor getuige, d.d. 20 augustus 2012, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – de verklaring van getuige [getuige 2] (dossierpagina’s 51 t/m 54):
p. 51
Ik stond bij café-restaurant[café] binnen met mijn nichtje en wij keken naar buiten en zagen de dader op het slachtoffer aflopen. Ik zag dat de dader het slachtoffer (het hof begrijpt: [slachtoffer 1]) onder andere in het gezicht schopte met zijn voet. Het slachtoffer is meerdere malen op proberen te staan. De dader is meerdere malen teruggekomen en heeft meerder malen klappen gegeven. Het was geen standaard vechtpartij, maar er werden echt gerichte klappen gegeven. De dader liet het slachtoffer meerdere malen opstaan en trapte hem vervolgens weer naar de grond.
p. 53
V: Van wie kwam de eerste klap?
A: Van de dader.
V: Kun je de dader zo nauwkeurig mogelijk beschrijven?
A: Een zwarte broek had hij aan, een zwarte polo en had tattoos op zijn armen staan. Hij had een blond ‘blockhead sportschool figuur’ kapsel. Korte stekeltjes en de zijkant opgeschoren. Hij was enorm gespierd, echt een klerenkast, een stierennek en hele grote armen. Hij was ongeveer 1.80 tot 1.85 meter lang. Hij was een blanke man. Ik denk dat hij rond de 40 jaar oud is.
V: Wat heeft er zich precies afgespeeld.
A: Er zijn in ieder geval wel meerdere vuistslagen uitgedeeld en meerdere trappen.
V: Wat kan je ons vertellen over de vuistslagen?
A: Ze kwamen met een hoek, echt flinke klappen. Met gebalde vuist. Alsof hij in een boksring stond, vanuit zijn dekking kwamen zijn klappen. Daarna ging hij gelijk weer in dekking staan. Ik weet bijna zeker dat hij een geoefende vechter was. Het zag er in ieder geval erg professioneel uit. Ik weet zeker dat ze raak waren, omdat ik zag dat zijn hoofd naar achter bewoog door de impact van de klappen.
V: Waar op het lichaam zijn er klappen uitgedeeld op het slachtoffer.
A: Vooral op het gezicht.
V: Wat kan je ons vertellen over de trappen?
A: Gericht op het hoofd, ik zag ook dat deze raak waren, omdat ik hem om zag vallen door de kracht die achter het been zat.
V: Heeft het slachtoffer geprobeerd zich te verweren?
A: Dat heeft hij wel geprobeerd (…). Maar dat had geen zin, omdat de dader zo sterk was. Hij maakte ook geen schijn van kans tegen de dader.
p. 54
V: Wie waren er nog meer bij en wat hebben die gedaan?
A: Volgens mij was de dader ook met drie of vier extra man.
8.
Een proces-verbaal van verhoor getuige, d.d. 7 november 2012, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – de verklaring van getuige [getuige 3] (dossierpagina’s 59 t/m 60):
p. 59
Op dinsdag 7 augustus 2012 was ik aan het werk bij [café]. Tussen 22:30 uur en 23:00 uur waren we alles naar binnen aan het verhuizen van de muziek. Op dat moment zag ik dat er een heleboel mensen tegen één iemand aan het vechten was.
p. 60
Ik zag dat de buurman van[persoon 5] (het hof begrijpt dat met de buurman wordt bedoeld: [slachtoffer 1]) probeerde om terug naar zijn eigen huis te gaan maar dat hij door verschillende mensen werd aangevallen. Ik zag dat hij klappen kreeg en dat ze hem schopten en ik hoorde dat ze hem uitscholden.
Op een gegeven moment was het eigenlijk behoorlijk rustig en toen kreeg de buurman van[persoon 5] ineens uit het niets een klap in zijn gezicht. Degene van wie hij op het laatst een klap had gekregen was een grote stevige man.
9.
Een proces-verbaal van verhoor getuige, d.d. 7 november 2012, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – de verklaring van getuige[getuige 4] (dossierpagina’s 65 t/m 67):
p. 65
Ik ben bereid een verklaring af te leggen over mijn bevindingen tijdens de Hel van de Pin te Wouwse Plantage. Ik weet dat het in augustus 2012 was. Ik was in café[café].
p. 66
Ik zag dat een oudere man aan het vechten was met een kale, grotere en brede kerel. Ik zag namelijk dat die kale man de oudere man met zijn vuist sloeg. Ik zag dat die oudere man achterover viel. Die oudere man is de stiefvader van [slachtoffer 2] . Ik zag vervolgens dat [slachtoffer 2] vanuit de poort van zijn ouderlijk huis naar die kale man ging en die kale man wegduwde van zijn stiefvader. Ik zag dat [slachtoffer 2] van die kale man een harde klap met de vuist op zijn gezicht kreeg. Ik zag dat [slachtoffer 2] geraakt werd aan de zijkant van zijn hoofd ter hoogte van zijn oog.
Ik zag dat de kale man hulp kreeg van een zoals ik het omschrijf een vriendje van hem. Ik zag dat hij mee ging vechten. Ik weet dat ze met meer waren. Ik schat zo tussen de drie à vijf personen.
De kale persoon kan ik als volgt omschrijven:
- Lengte 1.85 à 1.90 meter.
- Breed bovenlichaam, gespierd en dikke bovenarmen, dikke spierballen
- Tatoeage, een soort tribal/ longsleeve, op een van de armen en dan onder het T-shirt vandaan komende. De tatoeage liep tot aan de elleboog.
- Volgens mij had die persoon een V-hals T-shirt aan. Mogelijk dat het shirt zwart van kleur was met een wit streepje bij de V-hals.
p. 67
Ik was onder de indruk van zijn harde manier van slaan en dat bedoel ik niet positief. Ik heb nog geroepen in het publiek: ‘Doe iets want anders slaat die hem dood’.
10.
Een proces-verbaal van verhoor getuige, d.d. 26 november 2012, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – de verklaring van getuige [getuige 5] (dossierpagina’s 72 t/m 74):
p. 72
Ik heb gezien dat een kale man een andere man (het hof begrijpt: [slachtoffer 1]) aanviel. Ik weet nog dat die kale man een kickbokser of zoiets was. Ik zag dat hij rake klappen uitdeelde, maar ook zo schopte. Ik heb hem hard zien slaan, maar ook hard zien schoppen. Ik heb ook gezien dat hij die andere man een flinke duw gaf, zodat deze op de grond viel. Toen ik het zag had volgens mij die man geen kans iets terug te doen. Ik zag dat hij zoveel harde klappen kreeg.
p. 73
Die kale was gewoon te sterk. Hij sloeg er echt flink op los. Hij heeft die toegetakelde man toen weer klappen gegeven.
Het eerste moment dat ik zag was dat die kale man de andere aanviel. Het waren de klappen die indruk maakten op mij. Hij sloeg echt hard.
11.
Een proces-verbaal van verhoor getuige, d.d. 12 december 2012, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – de verklaring van getuige [getuige 6] (dossierpagina’s 79 t/m 81):
p. 79
Ik zag dat de buurman op de grond lag met vier man bovenop hem.
p. 80
Ik heb gezien dat de buurman heel veel klappen heeft gehad. Ik vind het knap dat de buurman nog leeft. Hij heeft zoveel klappen gehad. Op een gegeven moment lag de buurman op de grond en toen hebben ze hem ook nog geslagen en getrapt. Ze hebben hem ook in zijn buik getrapt. Ze bleven maar terugkomen.
We dachten dat de vechtpartij wel over zou gaan, maar toen kwamen ze weer terug. Toen gingen ze weer volop met vuisten op de buurman slaan.
12.
Een proces-verbaal van verhoor getuige, d.d. 14 januari 2013, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – de verklaring van getuige [getuige 7] (dossierpagina’s 84 t/m 85):
p. 84
Ik was op de Hel van de Pin in Wouwse Plantage. Ik was onder andere met [verdachte] (hof: de verdachte), [persoon 1] en[persoon 2].
[verdachte] wilde gaan plassen voordat we weg zouden rijden. Vervolgens komt er een man met zijn hondjes aan lopen met zijn vrouw en zijn hondjes. [verdachte] stond op dat moment tegen een boom aan te plassen.
13.
Een proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 14 januari 2013, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – de verklaring van verdachte [verdachte] (dossierpagina’s 101 t/m 104):
p. 102
Op 7 augustus 2012 ben ik ’s middags naar de Wouwse Plantage gegaan voor de Hel van de Pin. Op een gegeven moment moest ik plassen. Ik denk dat het rond een uur of half 11 was. Toen ik tegen de boom wilde plassen kwam er een man en een vrouw aangelopen. Ik heb de man een duw gegeven. Hierdoor viel hij op de grond.
p. 103
Er zijn inderdaad mensen met mij meegereden. Degene die met mij meereden waren onder meer [persoon 1] en[persoon 2]. Zij wonen in [plaats]. Ik twijfel of [persoon 3] en [getuige 7] erbij waren.
14.
De ter terechtzitting in hoger beroep van 5 maart 2014 ten overstaan van het hof afgelegde verklaring van verdachte, [verdachte], voor zover inhoudende:
Ik was met een groepje mensen uit [plaats]. We waren naar de Hel van de Pin te Wouwse Plantage gekomen.
Op een gegeven moment stond ik tegen een boom te plassen. Er kwam toen een man die tegen mij begon te roepen of te schelden. Ik heb die man een duw gegeven.
Hij viel daardoor op de grond. Toen hij omhoog kwam heb ik hem een klap gegeven.
Het kan zijn dat personen uit de groep waarmee ik in De Wouwse Plantage was aan de man klappen en trappen hebben gegeven.
15.
Een proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 14 januari 2013, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – de verklaring van verdachte [verdachte] (dossierpagina’s 106 t/m 109):
p. 107
V: Heeft u de zoon van de man geslagen?
A: Ja, deze heb ik een klap gegeven.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
Met betrekking tot feit 1 primair
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van de onder 1 primair ten laste gelegde poging tot doodslag. Daartoe heeft de verdediging aangevoerd dat de door verdachte feitelijk verrichtte handelingen niet als het medeplegen van poging tot doodslag gekwalificeerd kunnen worden. Blijkens het voorhanden zijnde dossier is niet vast te stellen dat sprake is geweest van enige uiterlijke verschijningsvorm waaruit afgeleid kan worden dat verdachte willens en wetens bewust de aanmerkelijke kans zou hebben aanvaard dat de dood zou intreden. Na een schermutseling tussen verdachte en het slachtoffer, zou verdachte zich hebben teruggetrokken.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Blijkens de hiervoor gebezigde bewijsmiddelen is het hof van oordeel dat geen sprake is geweest van een schermutseling tussen verdachte en [slachtoffer 1] waarna verdachte zich zou hebben terug getrokken.
Verdachte is nadat hij werd aangesproken door hem wegens het plassen tegen de boom, naar [slachtoffer 1] toegelopen en heeft hem meerdere malen met kracht geslagen en geschopt. In eerste instantie was verdachte alleen, maar later werd hij bijgestaan door anderen die ook geweld toepasten tegen [slachtoffer 1]. Het hof is tevens van oordeel dat verdachte de kale/gemillimeterde en gespierde man is geweest als bedoeld in de bewijsmiddelen en die tot vlak voor het einde van de vechtpartij [slachtoffer 1] heeft geslagen.
Hoewel een aantal getuigen - [getuige 3], [getuige 4], [getuige 5],[getuige 6]- pas enige tijd na het voorval zijn gehoord, heeft het hof geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van deze verklaringen. De getuigen I. [slachtoffer 2],[slachtoffer 2] en[getuige 2] zijn vrij kort na 7 augustus 2012 gehoord. Deze verklaringen als zowel de verklaringen van aangever en die van de overige getuigen zijn op de hoofdlijnen gelijkluidend. Uit hetgeen door de verdediging is aangevoerd is niet gebleken dat de verklaringen op elkaar zijn afgestemd.
Omtrent de vraag of het opzet van de verdachte gericht was op de dood van [slachtoffer 1] overweegt het hof als volgt.
Voorop wordt gesteld dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg aanwezig is indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden als gevolg van zijn gedragingen. De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zulk een kans is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen).
Het hof is van oordeel dat gelet op de gebezigde bewijsmiddelen de handelingen van verdachte naar hun aard en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht, de aanmerkelijke kans opleverden dat [slachtoffer 1] zou komen te overlijden en dat verdachte deze kans bewust heeft aanvaard. Bij dit oordeel heeft het hof in aanmerking genomen dat er, onder meer door verdachte, met kracht tegen het hoofd en het lichaam van [slachtoffer 1] is geslagen en getrapt. Voorts heeft het hof acht geslagen op de omstandigheid dat zich op de plaats waartegen met kracht is geslagen en geschopt vitale structuren bevinden, zodat een levensbedreigende situatie kan worden aangenomen. De verdachte was zich hiervan bewust, zoals blijkt uit de, zich in het dossier bevindende, verklaring van verdachte dat hij bewust met de platte hand heeft geslagen omdat hij weet wat de gevolgen kunnen zijn als hij met een vuist slaat (dossierpagina 107). De verdachte heeft verder verklaard dat hij aan boksen en krachttraining doet in de sportschool, bijna iedere dag van de week behalve in het weekeinde (dossierpagina 102).
Het hof is dan ook met de advocaat-generaal van oordeel dat sprake is van een poging tot doodslag.
Het hof acht voorts het medeplegen van een poging tot doodslag bewezen.
Het hof is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat anderen met verdachte zijn gaan meevechten en dat verdachte zich toen niet heeft onttrokken aan de situatie toen de mededaders tevens geweld begonnen uit te oefenen tegen [slachtoffer 1]. Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat het kan zijn dat personen uit de groep waarmee hij in De Wouwse Plantage was aan [slachtoffer 1] klappen en trappen hebben gegeven.
Aldus is sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de mededaders, zodat verdachte schuldig is aan het medeplegen van de poging tot doodslag.
Het verweer van de verdediging wordt verworpen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:

Medeplegen van een poging tot doodslag,

en is strafbaar gesteld in artikel 45 juncto artikel 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Het onder 2 primair bewezen verklaarde levert op:

Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen,

en is strafbaar gesteld in artikel 141, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
De verdediging heeft betoogd dat verdachte ten aanzien van het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat hij heeft gehandeld in een situatie van noodweer dan wel noodweerexces. De verdediging heeft met betrekking tot het onder 1 primair ten laste gelegde aangevoerd dat [slachtoffer 1] agressief op verdachte af kwam. Verdachte zou hem hierop een duw hebben gegeven.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de verdediging aangevoerd dat [slachtoffer 2] op verdachte zou zijn afgevlogen waarop verdachte hem een tik heeft gegeven.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Van noodweer is sprake indien het begane feit was geboden door de noodzakelijke verdediging van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding, waaronder onder omstandigheden mede is begrepen een onmiddellijk dreigend gevaar voor zo een aanranding.
Van noodweerexces in de zin van artikel 41, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht kan sprake zijn indien een verdachte, nadat een noodweersituatie tegen diens eigen of een anders lijf is beëindigd, als onmiddellijk gevolg van een door de aanranding veroorzaakte hevige gemoedsbeweging nog een, niet meer noodzakelijke, verdediginghandeling pleegt.
Het hof verwerpt het beroep op noodweer dan wel noodweerexces ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde, omdat de aan het verweer ten grondslag gelegde feiten niet aannemelijk zijn geworden. Niet is gebleken dat sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van [slachtoffer 1] waartegen verdachte zich moest verdedigen dan wel een onmiddellijk dreigend gevaar tot zo’n aanranding. Uit de bewijsmiddelen blijkt immers dat de verdachte degene is geweest die met het gebruik van geweld is begonnen. Nu geen sprake is geweest van een noodweersituatie, kan ook het beroep op noodweerexces niet slagen.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde is het hof van oordeel dat [slachtoffer 2] handelde ter gerechtvaardigde verdediging van zijn stiefvader, die immers door onder meer de verdachte was aangevallen en in elkaar werd geslagen en geschopt. Indien [slachtoffer 2] de verdachte is aangevlogen, zoals door de verdediging is gesteld, dan handelde hij uit noodweer als bedoeld in artikel 41 van het Wetboek van Strafrecht en daartegen komt de verdachte geen beroep op noodweer of noodweerexces toe.
Het verweer van de verdediging faalt.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf of maatregel
De verdediging heeft bepleit om aan verdachte geen hogere straf op te leggen dan hetgeen door de rechtbank is opgelegd. Daartoe is aangevoerd dat verdachte een negenjarige autistische zoon heeft. Oplegging van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf zou erg zwaar zijn voor de zoon van verdachte. Tevens heeft het voorlopig voorarrest reeds een grote impact gehad op de werkzaamheden als stukadoor voor verdachte.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een poging tot doodslag alsmede aan openlijke geweldpleging. Verdachte en zijn mededaders hebben grof geweld gebruikt tegen [slachtoffer 1] zelfs toen deze al op de grond lag. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring van [slachtoffer 1] gedateerd 18 april 2013, bevestigd door de ter terechtzitting in hoger beroep afgelegde slachtofferverklaring, hebben verdachtes handelingen tot op de dag van vandaag nog grote gevolgen voor [slachtoffer 1] en zijn vrouw. In hoger beroep heeft verdachte nagenoeg geen enkele blijk van inzicht gegeven in de laakbaarheid van zijn handelen. Hier is sprake geweest van grof geweld, aan het eind van een feestelijke dag gepleegd in de Wouwse Plantage. Het hof ziet geen andere passende mogelijkheid dan om aan verdachte een vrijheidsbenemende straf op te leggen. Een werkstraf acht het hof gelet op de ernst van de feiten niet aan de orde.
Hetgeen de verdachte heeft aangevoerd met betrekking tot zijn (autistische) zoon brengt het hof niet tot een andere straf(duur).
Het hof heeft voorts rekening gehouden met het feit dat verdachte, blijkens een hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 21 januari 2014, reeds eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen.
Alle omstandigheden in aanmerking genomen acht het hof oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden passend en geboden. Gelet op de inhoud van het reclasseringsrapport van 17 april 2013 ziet het hof geen aanleiding voor een voorwaardelijk strafdeel met reclasseringstoezicht en bijzondere voorwaarden.
Aanvullend verzoek tot het horen van getuigen
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman verzocht om, indien het hof een hogere strafmodaliteit overweegt dan door de rechtbank opgelegd, [getuige 4],[getuige 2],[getuige 6]en [getuige 1] te horen als getuige “daar zij hebben verklaard omtrent het toegepast geweld” (pleitnota, nr. 38B). Die voorwaarde is vervuld.
Het hof wijst het verzoek tot het horen van genoemde personen als getuigen af. Het hof ziet daartoe, gelet op de onderbouwing van het verzoek door de raadsman en het hiervoor overwogene, geen noodzaak. De raadsman heeft onvoldoende concreet onderbouwd waarom het noodzakelijk is, in het licht van wat deze personen reeds bij de politie hebben verklaard, deze personen hieromtrent te horen.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van EUR 9.730,17. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van EUR 2.360,-, waarvan ter zake EUR 860,- aan materiële schade en EUR 1.500,- aan immateriële schade.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van haar gehele vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde handelen van verdachte materiële schade heeft geleden, begroot op een bedrag van EUR 2.445,48 voor de door de tandarts reeds gemaakte en begrote kosten. Met betrekking tot de begrote tandartskosten ad EUR 2.360,17 overweegt het hof dat het hier gaat om reeds bestaande schade, waarvan de herstelkosten zijn begroot. Voorts is toewijsbaar de post eigen risico zorgverzekeraar ad EUR 174,69.
Voorts is het hof van oordeel dat de benadeelde partij tevens immateriële schade is toegebracht. Het hof stelt deze schade naar billijkheid op ten minste een bedrag van EUR 2.500,-. Verdachte is tot vergoeding van voornoemde materiële en immateriële schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente.
Voor het overige gedeelte van de gevorderde materiële en immateriële schade is het hof - gelet op de betwisting door de verdediging die noopt tot nadere bewijsvoering door de benadeelde partij - van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Het hof ziet aanleiding te dezer zake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
Verdachte en zijn mededaders zijn naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Vordering van de benadeelde partij[slachtoffer 2]
De benadeelde partij[slachtoffer 2] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van EUR 1.690,-. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van EUR 250,- bestaande uit immateriële schade.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van haar gehele vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 subsidiair bewezen verklaarde handelen van verdachte materiële schade heeft geleden, bestaand uit een bedrag van EUR 190,- voor de jas en het shirt.
Voorts is het hof van oordeel dat de benadeelde partij tevens immateriële schade is toegebracht. Het hof stelt deze schade naar billijkheid op ten minste een bedrag van EUR 500,-. Verdachte is tot vergoeding van voornoemde materiële en immateriële schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente.
Voor het overige gedeelte van de gevorderde immateriële schade is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, aangezien voor het hof niet eenvoudig is vast te stellen tot welk een bedrag de benadeelde partij meer immateriële schade heeft geleden. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Het hof ziet aanleiding te dezer zake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 24c, 36f, 45, 47, 57, 60a, 141 en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 5.120,17 (vijfduizend honderdtwintig euro en zeventien cent) bestaande uit € 2.620,17 (tweeduizend zeshonderdtwintig euro en zeventien cent) materiële schade en € 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de een of meer anderen daarvan in zoverre zullen zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 7 augustus 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1], een bedrag te betalen van
€ 5.120,17 (vijfduizend honderdtwintig euro en zeventien cent) bestaande uit € 2.620,17 (tweeduizend zeshonderdtwintig euro en zeventien cent) materiële schade en € 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 7 augustus 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededaders van de verdachte voormeld bedrag hebben betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.

Vordering van de benadeelde partij[slachtoffer 2]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij[slachtoffer 2] ter zake van het onder 2 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 690,00 (zeshonderdnegentig euro) bestaande uit € 190,00 (honderdnegentig euro) materiële schade en € 500,00 (vijfhonderd euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de een of meer anderen daarvan in zoverre zullen zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd[slachtoffer 2], een bedrag te betalen van
€ 690,00 (zeshonderdnegentig euro) bestaande uit € 190,00 (honderdnegentig euro) materiële schade en € 500,00 (vijfhonderd euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
13 (dertien) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 7 augustus 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededaders van de verdachte voormeld bedrag hebben betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Aldus gewezen door:
mr. J.C.A.M. Claassens, voorzitter,
mr. J.W. de Ruijter en mr. A.M. Hol, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. drs. M.M. Spooren, griffier,
en op 19 maart 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. A.M. Hol is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.In de weergegeven bewijsmiddelen wordt – tenzij anders vermeld – verwezen naar paginanummers van het proces-verbaal van Regiopolitie Midden en West Brabant, district Bergen op Zoom, opvanggroep 1, registratienummer PL201M 2013011727, sluitingsdatum 15 januari 2013, bestaande uit in de wettige vorm opgemaakte processen-verbaal en andere geschriften, doorgenummerde dossierpagina’s 1 tot en met 121.