In deze zaak, gewezen door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 18 maart 2014, betreft het een incidentele vordering van de appellanten, die kinderen zijn van de overleden vader en moeder, tot afgifte van bescheiden op grond van artikel 4:78 BW, artikel 22 Rv en artikel 843a Rv. De appellanten vorderen inzage in documenten die relevant zijn voor de berekening van hun legitieme portie in de nalatenschap van hun moeder, die op 31 mei 2006 is overleden. De vader overleed eerder op 6 april 1994 en had bij uiterste wilsbeschikking de legitieme portie van de kinderen beperkt.
De rechtbank had eerder in de hoofdzaak vonnissen gewezen, waarin de legitieme portie van de appellanten was vastgesteld. In het incident vorderden de appellanten afschriften van correspondentie met AHOLD Vastgoed BV en andere relevante documenten. Het hof overweegt dat de appellanten geen rechtmatig belang hebben bij de gevorderde bescheiden A) en B), omdat de koop met AHOLD niet is doorgegaan en zij al beschikken over relevante informatie. De vorderingen tot afgifte van deze bescheiden worden dan ook afgewezen.
De vorderingen tot afgifte van bankafschriften en jaarverslagen worden aangehouden en zullen gelijktijdig met de hoofdzaak worden beoordeeld. Het hof verwijst de zaak naar de rol voor memorie van antwoord in de hoofdzaak en houdt iedere verdere beslissing aan. Dit arrest is openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 18 maart 2014.