Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 873680/rolnr. 13-823)
2.Het geding in hoger beroep
3.De gronden van het hoger beroep
4.De beoordeling
overeengekomendat het door [geïntimeerde] geleende bedrag van € 15.000,00 een gezamenlijke schuld van [ex partner van appellante] en [appellante] betreft. Anders dan [appellante] veronderstelt, is daarvoor niet vereist dat het daadwerkelijk om een gezamenlijke schuld moet gaan. De schuld is door partijen bij de overeenkomst als zodanig bestempeld en daarmee is het een gezamenlijke schuld (geworden). Daarvoor is, anders dan [appellante] veronderstelt, niet vereist dat tussen haar en [ex partner van appellante] enige vorm van gemeenschap heeft bestaan.
Ik heb die overeenkomst getekend omdat ik heel veel schrik had van hun alle drie en ik dat in zekere mate nog steeds heb.”
schrik had van hun alle drie” is als zodanig, zonder dat nadere feiten en omstandigheden zijn gesteld en gebleken, onvoldoende om aan te nemen dat zij onder bedreiging van [ex partner van appellante] heeft gehandeld.