Uitspraak
GERECHTSHOF ̓s-HERTOGENBOSCH
1.[V.O.F.] V.O.F.,gevestigd te [vestigingsplaats],
[appellant 2],wonende te [woonplaats],
[appellante 3],wonende te [woonplaats],
1.Woningstichting [woningstichting],gevestigd te [vestigingsplaats],
WS [vastgoed] Vastgoed B.V.,gevestigd te [vestigingsplaats],
5.Het verdere verloop van het geding
- de memorie van grieven van [appellant] van 3 september 2013 met producties en eiswijziging
- de memorie van antwoord van WS [woningstichting] van 12 november 2013 met producties en eiswijziging
- de akte houdende bezwaar tegen wijziging van eis van [appellant] van 7 januari 2014 met producties.
6.De verdere beoordeling
primairtot en met
meest subsidiair) alleen nog de huurovereenkomst inzake unit 1. De vorderingen van [appellant] inzake de winkelruimte aan de [pand] en de buitengerechtelijke kosten zijn in hoger beroep derhalve niet langer aan de orde.
jegens Woningstichting [woningstichting] en/of WS [vastgoed] Vastgoed B.V. hoofdelijk.Als reden voor deze wijziging vermeldt WS [woningstichting] in haar memorie van antwoord dat de eigendom van het complex waartoe unit 1 behoort is overgegaan op geïntimeerde sub 2. Hierdoor zou volgens WS [woningstichting] discussie kunnen ontstaan wie thans de verhuurder is en welke partij belang heeft bij de gevorderde verklaring voor recht.
- de huurovereenkomst inzake de winkelruimte aan de [pand] (vordering WS [woningstichting]);
- de huurovereenkomst inzake unit 1 (vorderingen van beide partijen).