Uitspraak
GERECHTSHOF ̓s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaaknummer/rolnummer: 97581/HA ZA 09-904)
2.Het geding in hoger beroep
3.De gronden van het hoger beroep
4.De beoordeling
- een bedrag van € 48.900,= (exclusief BTW), zijnde de op basis van de ontbonden overeenkomst betaalde tegenprestatie, vermeerderd met de verschuldigde wettelijke rente vanaf 20 juni 2006,
- een bedrag van € 207.570,85 ten titel van de geleden schade in de periode vanaf 5 juli 2006, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf 20 juni 2006, althans vanaf de datum van dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening,
- een bedrag van € 5.912,20 exclusief BTW, ten titel van buitengerechtelijke incassokosten, waaronder de kosten van het inschakelen van deskundigen, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf 20 juni 2006, althans vanaf de datum van dagvaarding tot die der algehele voldoening,
implicieteafwijzing van andere algemene voorwaarden dan haar eigen voorwaarden in, maar niet een
uitdrukkelijkeafwijzing als bedoeld in artikel 6:225 lid 3 BW. Wil sprake zijn van een dergelijke uitdrukkelijke afwijzing, dan zal duidelijk moeten zijn
datandere voorwaarden worden afgewezen en
welkevoorwaarden worden afgewezen. Het moge zo zijn dat de huidige regeling, zoals in de literatuur wel wordt aangevoerd, niet goed is afgestemd op de dagelijkse praktijk van het handelsverkeer, maar dat laat onverlet dat het op dit moment wel de geldende regeling is. Aan de parlementaire geschiedenis en aan de rechtspraak van de Hoge Raad (HR 13 juli 2001, NJ 2001, 497) zijn naar het oordeel van het hof geen argumenten te ontlenen die het standpunt van Buva in deze aangelegenheid ondersteunen. De wijze waarop in dit geval de verschillende verwijzingen in aanbod en aanvaarding zijn opgenomen, zijn voor de toepassing van artikel 6:225 lid 3 BW niet relevant. Waar het om gaat, is dat de afwijzing van de PVT-voorwaarden door Buva niet (voldoende) uitdrukkelijk is geschied. Aan de precieze plaatsing van het stempel op de bestelopdracht kan naar het oordeel van het hof geen zelfstandige betekenis worden toegekend. Met dat stempel is kennelijk een akkoord met de bestelopdracht gegeven; door Buva zijn in dit verband geen feiten of omstandigheden gesteld die de conclusie rechtvaardigen dat [appellante] daarmee heeft beoogd in te stemmen met de voorwaarden van Buva.