7.13.[geintimeerden] c.s. hebben vergoeding gevorderd van de kosten ad € 246,70 die zij stellen te hebben gemaakt voor het treffen van noodoplossingen in verband met de lekkage. Ter onderbouwing van deze vordering hebben zij facturen d.d. 13 september 2008 en een bonnetje van dezelfde datum overgelegd (prod. 16 bij de akte van [geintimeerden] c.s. van 12 november 2008).
Nu de door [geintimeerden] c.s. gevorderde vervangende schadevergoeding voor het herstel van de lekkage(schade) niet toewijsbaar is omdat [appellant] op 31 juli 2008 ter zake niet in verzuim verkeerde, is de door [geintimeerden] c.s. gevorderde vergoeding van kosten voor kennelijk nadien getroffen noodoplossingen evenmin toewijsbaar. Het hof zal deze vordering daarom eveneens afwijzen. Grief X van [appellant] slaagt.
Schadevergoeding: lades en ladegrepen badkamermeubel, kitrand spiegel, rooster gashaard
7.14.1.Op grond van het overwogene in r.o. 4.9, 4.10 en 4.15 van het tussenarrest moet [appellant] wel aan [geintimeerden] c.s. de schade vergoeden die zij hebben geleden doordat [appellant] niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen om:
- de aanlopende lades en scheve ladegrepen van het badkamermeubel te verhelpen;
- een kitrand aan te brengen aan de bovenzijde van de badkamerspiegel; en
- een roostertje van de gashaard te vervangen.
7.14.2.Vervolgens komt dan de vraag aan de orde naar de hoogte van deze schadeposten. Het door [appellant] overgelegde rapport van Totech bevat geen aanknopingspunten om de hoogte van deze schadeposten te kunnen begroten, aangezien dit rapport slechts ziet op de (niet toewijsbare) lekkageschade. Anders dan [appellant] betoogt, legt het enkele feit dat het rapport van [rapporteur] is opgesteld in opdracht van [geintimeerden] c.s. naar het oordeel van het hof onvoldoende gewicht in de schaal om bij de begroting van de onderhavige schadeposten in beginsel geen aansluiting te zoeken bij dat rapport. In zoverre faalt grief VIII van [appellant] dan ook. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat [appellant], behoudens het navolgende, de hoogte van de in het rapport van [rapporteur] vermelde schadebedragen niet heeft betwist. Dit had hij zonodig wel kunnen doen aangezien hij zelf bedrijfsmatig werkzaamheden verricht als vermeld in het rapport.
7.14.3.De rechtbank heeft de schade ter zake de lades van het badkamermeubel aan de hand van het rapport van [rapporteur] begroot op € 33,00 voor het aanpassen van een tegelrand achter een lade en op € 38,00 voor het waterpas aanbrengen van grepen (een en ander exclusief opslagen en 19% btw, waarover meer hierna). [appellant] heeft de hoogte van deze bedragen niet betwist, zodat het hof die bedragen tot uitgangspunt zal nemen. [appellant] heeft slechts aangevoerd dat herstel van de tegelrand achter de lade niet nodig is, maar hij heeft niet toegelicht waarom dat zo is. Het hof zal dit ongemotiveerde verweer van [appellant] daarom passeren. Overigens heeft het hof de overige verweren die [appellant] heeft gevoerd ten aanzien van de lades en de ladegrepen reeds verworpen in r.o. 4.9 van het tussenarrest.
Voormelde bedragen ad € 33,00 en € 38,00 zijn door de rechtbank overeenkomstig het rapport van [rapporteur] eerst vermeerderd met een opslag van 8% voor algemene bedrijfskosten en daarna met een opslag van 4% voor winst en risico, en vervolgens heeft de rechtbank het totaalbedrag vermeerderd met 19% btw. [appellant] heeft niet betwist dat over deze bedragen en opslagen 19% btw moet worden berekend, zodat het hof daarvan zal uitgaan. [appellant] heeft wel betwist dat voormelde opslagen moeten worden berekend, omdat deze niet herleidbaar zijn en niet nader gespecificeerd zijn. Het hof gaat aan deze betwisting voorbij nu aannemelijk is dat – zoals [geintimeerden] c.s. ook hebben gesteld – een aannemer die de herstelwerkzaamheden zal verrichten dit niet kostenneutraal zal doen maar opslagen zal berekenen voor zijn kosten en voor winst en risico. [appellant] heeft de hoogte van de in het rapport van [rapporteur] gehanteerde opslagpercentages niet betwist. [geintimeerden] c.s. hebben bij hun memorie van antwoord evenwel gesteld dat zij de tekortkomingen van [appellant] inmiddels hebben laten herstellen door aannemer [aannemer] en dat deze een opslag van 3% heeft berekend voor algemene bedrijfskosten en een opslag van 2% voor winst en risico. Nu het hier gaat om lagere percentages dan in het rapport van [rapporteur] staan vermeld, zal het hof bij de begroting van de onderhavige schadeposten uitgaan van deze lagere percentages.
7.14.4.Wat betreft de kitrand boven de badkamerspiegel heeft de rechtbank de schade conform het rapport van [rapporteur] begroot op € 15,00 exclusief voormelde opslagen van 8% en 4% en exclusief 19% btw. [appellant] heeft op dit punt geen specifiek verweer gevoerd. Gelet daarop zal het hof, met inachtneming van het hiervoor in r.o. 7.14.3 overwogene over de opslagpercentages en de btw, de schade in verband met de kitrand begroten op € 15,00, te vermeerderen met bedoelde opslagen van 3% en 2% en met 19% btw.
7.14.5.De schade ter zake het vervangen van het roostertje voor de gashaard is door de rechtbank conform het rapport van [rapporteur] begroot op € 48,00 exclusief voormelde opslagen van 3% en 2% en exclusief 19% btw. [appellant] heeft gemotiveerd betwist dat deze schade € 48,00 (exclusief opslagen en btw) bedraagt. Daartoe heeft hij gesteld dat er in het rapport van [rapporteur] van wordt uitgegaan dat het vervangen van dit roostertje 0,8 uur duurt. Volgens [appellant] duurt dit echter slechts enkele minuten, maximaal 0,2 uur, omdat alleen maar vier schroefjes moeten worden losgedraaid en daarna weer moeten worden vastgedraaid. De schade bedraagt volgens [appellant] daarom niet € 48,00 maar maximaal € 12,00. [geintimeerden] c.s. hebben deze stellingen van [appellant] niet weersproken. Het hof gaat er daarom van uit dat het vervangen van het roostertje niet 0,8 uur maar 0,2 uur duurt. Deze schadepost wordt daarom door het hof begroot op € 12,00, te vermeerderen met voormelde opslagen van 3% en 2% en met 19% btw. In zoverre slaagt grief VIII van [appellant].
7.14.6.Resumerend is [appellant] ter zake de lades en ladegrepen van het badkamermeubel, de kitrand en het roostertje van de gashaard de volgende schadevergoeding aan [geintimeerden] c.s. verschuldigd:
lades en ladegrepen € 33,00
€ 38,00
kitrand € 15,00
roostertje
€ 12,00
subtotaal € 98,00
opslag 3% alg. bedrijfskosten
€ 2,94
subtotaal € 100,94
opslag 2% winst en risico
€ 2,02
subtotaal € 102,96
btw 19%
€ 19,56
totaal € 122,52
7.14.7.Bij het voorgaande merkt het hof nog op dat [geintimeerden] c.s. ten aanzien van het roostertje van de gashaard niet hebben gesteld dat zij ter zake meer schade hebben geleden dan dat in het rapport van [rapporteur] staat vermeld. Op dit punt is er dan ook geen aanleiding om aan te sluiten bij de door [geintimeerden] c.s. in verband met hun eisvermeerdering overgelegde calculatie van [aannemer]. Dit laatste geldt ook ten aanzien van de lades en ladegrepen en de kitrand. [geintimeerden] c.s. hebben immers niet concreet gesteld hoe hoog de kosten zijn geweest van het aanpassen van de tegelrand achter een lade, het waterpas aanbrengen van de grepen en van het aanbrengen van een kitrand aan de bovenzijde van de spiegel. Weliswaar hebben [geintimeerden] c.s. gesteld dat de herstelwerkzaamheden in de badkamer € 758,00 hebben gekost, maar blijkens het door [geintimeerden] c.s. overgelegde verslag van [aannemer] heeft hij in de badkamer meer werkzaamheden uitgevoerd dan waarvoor [appellant] aansprakelijk is (herstel waterschade). Het is niet aan het hof om, zonder nadere toelichting, die niet door [geintimeerden] c.s. is gegeven, uit te zoeken welk deel van de door [aannemer] gecalculeerde kosten voor de badkamer betrekking heeft op voormelde werkzaamheden. Bovendien kan het hof zich, net al [appellant], niet goed voorstellen dat de post kitwerk ad € 418,00 die in de calculatie van [aannemer] staat vermeld onder ‘klein werk badkamer’ alleen betrekking heeft op het aanbrengen van een kitrand aan de bovenzijde van de badkamerspiegel, temeer niet nu in het rapport van [rapporteur] hiervoor slechts € 15,00 is berekend.
7.14.8.Tot slot passeert het hof bij het voorgaande het betoog van [appellant] dat er op neer lijkt te komen dat de gevorderde schadevergoeding ter zake de lades en ladegrepen van het badkamermeubel en het roostertje van de gashaard niet kan worden toegewezen, omdat niet gebleken is dat [geintimeerden] c.s. deze kosten daadwerkelijk hebben gemaakt. Volgens [appellant] kan het niet zo zijn dat de vermogenspositie van [geintimeerden] c.s. verbetert door het toekennen van schadevergoeding.
Met dit betoog ziet [appellant] er echter aan voorbij dat ook als [geintimeerden] c.s. de schade niet zouden laten herstellen, zij nog steeds nadeel lijden in hun vermogen, welk nadeel door [appellant] moet worden vergoed. Daar komt bij dat het hof aanleiding ziet om de onderhavige schadeposten (deels) abstract te begroten. Het gaat hier immers om relatief kleine posten die onderdeel uitmaken van een veelheid van in de woning van [geintimeerden] c.s. uit te voeren werkzaamheden en daardoor kennelijk niet afzonderlijk zijn gespecificeerd in de calculatie van [aannemer].
7.14.9.Gelet op al het bovenstaande slagen de grieven II, III en VII van [appellant] ten dele. Verder behoeft grief IX van [appellant] geen bespreking. Deze grief ziet immers op de begroting van schadeposten die alsnog zullen worden afgewezen door het hof.
7.15.1.In eerste aanleg hebben [geintimeerden] c.s. vergoeding gevorderd van een bedrag van € 2.678,00 aan kosten van [rapporteur] ter zake ‘opstellen schaderapport en kostenraming’ en ‘begeleiding, overleg, afronding’ (zie p. 4 van de kostenraming van [rapporteur]). Kennelijk hebben [geintimeerden] c.s. deze vordering in hoger beroep verminderd tot een bedrag van € 1.666,00 (zie mva princ/mvg inc, nrs. 127 en 129).
De rechtbank heeft de gevorderde kosten van [rapporteur] afgewezen voor zover deze een bedrag van € 1.500,00 te boven gaan. Nu [geintimeerden] c.s. daartegen geen grief hebben gericht, neemt het hof tot uitgangspunt dat de gevorderde kosten van [rapporteur] in ieder geval niet toewijsbaar zijn voor zover deze meer dan € 1.500,00 bedragen.
7.15.2.Zoals hierna zal blijken, hoeft [appellant] in totaal slechts het geringe bedrag van € 122,52 aan vervangende schadevergoeding aan [geintimeerden] c.s. te betalen betreffende enkele relatief kleine tekortkomingen (lades en ladegrepen badkamermeubel, kitrand, roostertje). In het licht hiervan en van het feit dat het rapport van [rapporteur] mede betrekking heeft op vele werkzaamheden waarvoor op [appellant] geen wettelijke verplichting tot schadevergoeding rust, hebben [geintimeerden] c.s. onvoldoende onderbouwd dat de door hen gevorderde kosten van [rapporteur] van € 1.666,00 tot een bedrag van € 1.500,00 redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 onder b BW betreffen. Het hof zal de door [geintimeerden] c.s. gevorderde vergoeding van de kosten van [rapporteur] daarom alsnog volledig afwijzen. Ook in zoverre slaagt grief VIII van [appellant].
Eisvermeerdering [geintimeerden] c.s.
7.16.1.[geintimeerden] c.s. hebben in hoger beroep hun eis vermeerderd en een additionele schadevergoeding van € 25.634,93 gevorderd boven het door de rechtbank toegekende schadebedrag.
7.16.2.De gevorderde additionele schadevergoeding is in ieder geval niet toewijsbaar voor zover deze betrekking heeft op schadeposten die blijkens het bovenstaande alsnog door het hof zullen worden afgewezen (niet afgemonteerde vloerverwarming, niet sluitende deur in de speelkamer naar de woonkamer, ontbrekende dimmer in de speelkamer, niet afgewerkte wandcontactdozen in de speelkamer en de woonkamer en schade in verband met de lekkage).
Verder volgt uit het bovenstaande dat de gevorderde additionele schadevergoeding evenmin toewijsbaar is voor zover [geintimeerden] c.s. daarbij ter zake van de lades en ladegrepen van het badkamermeubel, de kitrand bij de badkamerspiegel en het roostertje van de gashaard meer hebben gevorderd dan de hierboven in r.o. 7.14.6 vermelde bedragen.
7.16.3.Het hof overweegt voorts dat [geintimeerden] c.s. er in hoger beroep niet over hebben geklaagd dat de rechtbank de door hen gevorderde vergoeding voor een aantal schadeposten heeft afgewezen. Evenmin hebben zij grieven gericht tegen de oordelen van de rechtbank waarop de afwijzing van die schadeposten is gebaseerd. In verband daarmee is in r.o. 4.4 van het tussenarrest reeds overwogen dat het hof begrijpt dat [geintimeerden] c.s. in de oordelen van de rechtbank berusten voor zover daarbij hun vorderingen in eerste aanleg zijn afgewezen (waaronder overigens ook zijn begrepen vorderingen tot afgifte van een aantal zaken).
Bij gebreke van daartegen gerichte grieven dient het hof in hoger beroep uit te gaan van de oordelen van de rechtbank die, kort gezegd, inhouden dat een aantal schadeposten niet voor vergoeding in aanmerking komt. Dat betekent dat de door [geintimeerden] c.s. in hoger beroep gevorderde additionele schadevergoeding van € 25.634,93 in ieder geval niet toewijsbaar is voor zover deze vordering betrekking heeft op deze niet toewijsbare schadeposten
(tv-omlijsting badkamer, oog afstandsbediening badkamer, polijsten wc-vloer, sluitwerk wc-raam, dorpels speelkamer, ongeschikte vloerverwarming die zou zijn vervangen door [appellant], vloer speelkamer, siergrindvloer, functioneren gashaard).
7.16.4.De door [geintimeerden] c.s. gevorderde additionele schadevergoeding omvat nog een post van € 3.982,00 (vermeerderd met opslagen en btw) ter zake ‘herstel muur en deur garage/speelkamer’. Hierbij lijkt het deels te gaan om herstel van lekkageschade en deels om herstel van een gebrek dat in eerste aanleg ook al aan de orde was, maar waarvoor de door [geintimeerden] c.s. gevorderde schadevergoeding van € 1.799,00 (vermeerderd met opslagen en btw) impliciet door de rechtbank is afgewezen. Kortheidshalve verwijst het hof in dit verband naar hetgeen staat vermeld:
- op p. 3 van het rapport van [rapporteur] onder het kopje ‘Scheidingswand met deurkozijn tussen speelkamer en garage’;
- in de kostenraming van [rapporteur] onder het kopje ‘Deur en wand speelkamer <> garage’;
- in het verslag van aannemer [aannemer] onder het kopje ‘speelkamer’ (prod. 26 bij mva princ/mvg inc).
Nu [geintimeerden] c.s. geen aanspraak kunnen maken op schadevergoeding in verband met de lekkage en zij voorts geen grieven hebben gericht tegen de vonnissen van de rechtbank voor zover de door hen gevorderde schadevergoeding daarbij is afgewezen, concludeert het hof dat het gevorderde bedrag van € 3.982,00 (vermeerderd met opslagen en btw) niet toewijsbaar is. Volledigheidshalve overweegt het hof nog dat indien dit bedrag (mede) zou zien op gebreken of werkzaamheden die in eerste aanleg nog niet aan de orde waren, [geintimeerden] c.s. onvoldoende hebben toegelicht waarom [appellant] ter zake daarvan aansprakelijk is. Ook in dat geval dient het gevorderde bedrag van € 3.982,00 dus te worden afgewezen.
7.16.5.Verder omvat de door [geintimeerden] c.s. gevorderde additionele schadevergoeding nog een post van € 8.418,00 (vermeerderd met opslagen en btw) ter zake ‘bouwplaatskosten (alle) werkzaamheden’. Blijkens de calculatie van [aannemer] hangen deze bouwplaatskosten kennelijk samen met diverse werkzaamheden waarvoor [appellant] geen vergoeding aan [geintimeerden] c.s. is verschuldigd.
Zoals hiervoor is overwogen, is [appellant] aan [geintimeerden] c.s. slechts een schadevergoeding van
€ 122,52 verschuldigd in verband met het herstel van de aanlopende lades en scheve handgrepen van het badkamermeubel, de ontbrekende kitrand aan de bovenzijde van de badkamerspiegel en het te vervangen roostertje van de gashaard. Het is allesbehalve aannemelijk dat voor het uitvoeren van deze relatief beperkte herstelwerkzaamheden bouwplaatskosten noodzakelijk zijn zoals gespecificeerd in de calculatie van [aannemer]. Ook de gevorderde vergoeding voor de bouwplaatskosten zal daarom worden afgewezen.
7.16.6.[geintimeerden] c.s. hebben vergoeding gevorderd van een bedrag van € 2.372,06 aan verhuiskosten. Daartoe hebben [geintimeerden] c.s. gesteld dat zij door de ernst van de lekkage en de omvang van de werkzaamheden die [aannemer] moest uitvoeren, niet in hun woning konden blijven wonen tijdens de uitvoering van die werkzaamheden.
Als gezegd, bestaat voor [appellant] slechts een wettelijke verplichting tot schadevergoeding vanwege enkele relatief kleine tekortkomingen. Niet aannemelijk is dat een tijdelijke verhuizing noodzakelijk zou zijn geweest in verband met het herstel van deze tekortkomingen. Reeds daarom zal het door [geintimeerden] c.s. gevorderde bedrag ad € 2.372,06 worden afgewezen.
7.16.7.Voor het geval de eisvermeerdering van [geintimeerden] c.s. verder nog mocht zien op gebreken of werkzaamheden die niet eerder in eerste aanleg aan de orde waren, overweegt het hof dat [geintimeerden] c.s. niet althans onvoldoende hebben onderbouwd waarom [appellant] ter zake daarvan aansprakelijk is. Ook in zoverre dient de gevorderde additionele schadevergoeding daarom te worden afgewezen.