ECLI:NL:GHSHE:2014:734

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
17 maart 2014
Publicatiedatum
17 maart 2014
Zaaknummer
20-002325-11
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vleesfraude en gebruik van valse stukken in strafzaak tegen verdachte

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 17 maart 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch. De verdachte, geboren in 1948, was eerder veroordeeld voor het gebruik van valse stukken in een vleesfraudezaak. Het hof heeft het hoger beroep van de verdachte behandeld, waarbij de advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het eerdere vonnis zou vernietigen en de verdachte zou vrijspreken van het tweede ten laste gelegde feit, maar hem zou veroordelen voor het eerste feit tot een gevangenisstraf van vijf maanden, voorwaardelijk met een proeftijd van één jaar. De verdediging betoogde dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard, omdat er sprake zou zijn van gelijke gevallen met een medeverdachte die een transactievoorstel had gekregen. Het hof oordeelde dat het openbaar ministerie niet in strijd met het gelijkheidsbeginsel had gehandeld, omdat de verdachte een meer prominente rol had gespeeld in de strafbare feiten. Het hof sprak de verdachte vrij van het tweede feit, omdat niet bewezen was dat hij een gewoonte had gemaakt van het kopen van goederen zonder volledige betaling. Het hof oordeelde echter dat de verdachte opzettelijk gebruik had gemaakt van valse geschriften, wat leidde tot een veroordeling voor het eerste feit. De opgelegde straf werd verminderd tot vier maanden voorwaardelijke gevangenisstraf, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn van berechting. De vorderingen van de benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen straf of maatregel werd opgelegd aan de verdachte.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-002325-11
Uitspraak : 17 maart 2014
TEGENSPRAAK
Promis

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 24 mei 2011 in de strafzaak met parketnummer 01-889054-08 tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1948,
wonende te [adres].
Hoger beroep
Bij voormeld vonnis is de verdachte ter zake van:
- medeplegen van opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, meermalen gepleegd
(feit 1 primair);
- medeplegen van flessentrekkerij
(feit 2 primair);
veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden geheel voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest, met een proeftijd van 2 jaren.
Tevens is aan de verdachte een aantal schadevergoedingsmaatregelen ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opgelegd voor een totaalbedrag van EUR 137.316,85 subsidiair 365 dagen hechtenis.
Als laatste heeft de eerste rechter de benadeelde partijen [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] niet-ontvankelijk verklaard in hun ingestelde vordering en beslist over schadevergoeding aan zeven andere benadeelde partijen.
De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het gerechtshof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, verdachte integraal zal vrijspreken van het onder 2 ten laste gelegde, het onder 1 primair ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden met aftrek van voorarrest, voorwaardelijk met een proeftijd van 1 jaar.
Tevens heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de benadeelde partijen (ter zake van het onder 2 ten laste gelegde) niet-ontvankelijk zullen worden verklaard in hun ingestelde vordering.
De verdediging heeft:
  • primairbepleit dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de strafvervolging van verdachte;
  • subsidiairbepleit dat verdachte integraal zal worden vrijgesproken van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zodat de benadeelde partijen in dat geval niet-ontvankelijk zullen worden verklaard in hun ingestelde vordering tot schadevergoeding;
  • meer subsidiair, indien het hof komt tot een veroordeling van het onder 1 en/of 2 ten laste gelegde, bepleit dat verdachte schuldig zal worden verklaard zonder oplegging van straf en dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk worden verklaard in hun vorderingen omdat deze het strafproces onevenredig belasten. Voorts heeft de verdediging de vorderingen van de benadeelde partijen op inhoudelijke gronden betwist, wat ertoe zou moeten leiden dat een of meer benadeelde partijen niet-ontvankelijk zouden moeten worden verklaard in hun ingestelde vordering ofwel deze vordering(en) slechts gedeeltelijk zouden kunnen worden toegewezen.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, omdat het hof ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde tot een andere bewezenverklaring en ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde tot een andere beslissing komt dan de eerste rechter.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 september 2006 tot en met 18 juli 2007 te Oss, althans in het arrondissement 's-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van (een) vals(e) of vervalst(e)
- jaarrekening van [bedrijf] betreffende het boekjaar 2005 en/of
- jaarrekening van [bedrijf] betreffende het boekjaar 2006 en/of
- tussentijdse balans van [bedrijf] per 30 juni 2006 en/of
- meerdere aanbiedingsbrieven van [accountant]
- ( elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware
die / dat geschrift(en) (telkens) echt en onvervalst,
bestaande dat gebruikmaken telkens hierin dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) de/die jaarrekening(en) en/of tussentijdse balans en/of aanbiedingsbrieven heeft/hebben doen toekomen aan [kredietverzekeraar 1] en/of [kredietverzekeraar 2] en/of [kredietverzekeraar 3] voor de beoordeling van een of meerdere krediet(en) van leveranciers van [bedrijf] en/of heeft/hebben doen toekomen aan [bank] ter verkrijging van een
hypotheek op het pand gelegen aan de [vestigingsadres] en/of ter verkrijging van een rekening-courant bij [bank]
en bestaande die valsheid of vervalsing telkens hierin dat verdachte en/of zijn mededader(s) heeft/hebben doen voorkomen dat de voormelde jaarrekening(en) en/of tussentijdse balans en/of aanbiedingsbrieven was/waren opgemaakt door [accountant] (delicten 1 en 2);
subsidiair:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 september 2006 tot en met 18 juli 2007 te Oss, althans in het arrondissement
's-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk gebruik heeft/hebben gemaakt van (een) vals(e) of vervalst(e)
- jaarrekening van [bedrijf] betreffende het boekjaar 2005 en/of
- jaarrekening van [bedrijf] betreffende het boekjaar 2006 en/of
- tussentijdse balans van [bedrijf] per 30 juni 2006 en/of
- meerdere aanbiedingsbrieven van [accountant]
- ( elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware
die / dat geschrift(en) (telkens) echt en onvervalst,
bestaande dat gebruikmaken telkens hierin dat die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of hun/zijn mededader(s) de/die jaarrekening(en) en/of tussentijdse balans en/of aanbiedingsbrieven heeft/hebben doen toekomen aan [kredietverzekeraar 1] en/of [kredietverzekeraar 2] en/of [kredietverzekeraar 3] voor de beoordeling van een of meerdere krediet(en) van leveranciers van [bedrijf] en/of heeft/hebben doen toekomen aan [bank] ter verkrijging van een hypotheek op het pand gelegen aan de [vestigingsadres] en/of ter verkrijging van een rekening-courant bij [bank] en bestaande die valsheid of vervalsing telkens hierin dat die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of hun/zijn mededader(s) heeft/hebben doen voorkomen dat de voormelde jaarrekening(en) en/of tussentijdse balans en/of aanbiedingsbrieven was/waren opgemaakt door [accountant]
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in de periode van 01 september 2006 tot en met 18 juli 2007 te Oss en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is
geweest door:
- zich bij de Kamer van Koophandel te laten inschrijven als bestuurder en voorzitter van de [stichting] en/of
- zich voor te doen als zijnde directeur van [bedrijf], althans (een van de ) beslissingsbevoegde van [bedrijf] en/of
- zich (daartoe) bij de Kamer van Koophandel te laten inschrijven als algemeen directeur, alleen/zelfstandig bevoegd, van de [bedrijf] en/of
- in zijn hoedanigheid van algemeen directeur van de [bedrijf] althans (een van de) beslissingsbevoegde van [bedrijf] (een) bespreking(en)/gesprek(ken) te voeren met (een) medewerker(s) van [kredietverzekeraar 1] en/of [kredietverzekeraar 2] en/of [kredietverzekeraar 3] en/of
- aanbiedingsbrieven namens [bedrijf] te faxen/versturen naar [kredietverzekeraar 1] en/of [kredietverzekeraar 2] en/of [kredietverzekeraar 3] en/of
- jaarrekening(en) van [bedrijf] betreffende het boekjaar 2005 en/of 2006 en/of een tussentijdse balans van [bedrijf] per 30 juni 2006 te faxen/versturen naar [kredietverzekeraar 1] en/of [kredietverzekeraar 2] en/of [kredietverzekeraar 3] en/of
- in zijn hoedanigheid van algemeen directeur van de [bedrijf], althans (een van de) beslissingsbevoegde van [bedrijf], (een) bespreking(en)/gesprek(ken) te voeren met (een) medewerker(s) van de [bank] over de verkrijging van een hypotheek op het pand [vestigingsadres] en/of
- jaarrekening(en) van [bedrijf] betreffende het boekjaar 2005 en/of 2006 en/of een tussentijdse balans van [bedrijf] per 30 juni 2006 te overhandigen/faxen aan (een medewerker van)[bank];
2.
hij in of omstreeks de periode van 01 maart 2007 tot en met 27 juni 2007 op na te noemen plaatsen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een beroep of een gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich en/of (een) ander(en) de beschikking over die goederen te verzekeren, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s), telkens met voormeld oogmerk, de navolgende goederen - op tijd en plaats daarbij vermeld - gekocht, te weten:
- op een of meerdere tijdstippen gelegen in de periode van 01 april 2007 tot en met 05 juni 2007, te Oss en/of Oud-Beijerland en/of elders in Nederland (telkens) een hoeveelheid aardappelen van [benadeelde 1] (delict 6) en/of
- op een of meerdere tijdstippen in de periode van 01 april 2007 tot en met 03 mei 2007, te Oss en/of Amsterdam en/of elders in Nederland (telkens) een hoeveelheid kipproducten en/of vleesproducten van [benadeelde 2] (delict 7) en/of
- op een tijdstip in of omstreeks de periode van 01 april 2007 tot en met 14 mei 2007 te Oss en/of Dordrecht en/of elders in Nederland een hoeveelheid vleesproducten van [benadeelde 3] (delict 8) en/of
- op een tijdstip in of omstreeks de periode van 15 mei 2007 tot en met 23 mei 2007 te Oss en/of Bergeijk en/of elders in Nederland een hoeveelheid eieren van [benadeelde 4] (delict 9) en/of
- op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 maart 2007 tot en met 5 juni 2007 te Oss en/of Cuijk en/of elders in Nederland een hoeveelheid kipproducten en/of vleesproducten en/of visproducten van [benadeelde 5] (delict 10) en/of
- op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 27 maart 2007 tot en met 01 mei 2007 te Oss en/of Apeldoorn en/of elders in Nederland een hoeveelheid vleesproducten van [benadeelde 6] (delict 11) en/of
- op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 04 mei 2007 tot en met 18 mei 2007 te Oss en/of Dedemsvaart en/of elders in Nederland een hoeveelheid kipproducten van [benadeelde 7] (delict 12) en/of
- op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 20 april 2007 tot en met 15 mei 2007 te Oss en/of Reeuwijk en/of elders in Nederland een hoeveelheid kaas van [benadeelde 8] (delict 13) en/of
- op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 8 mei 2007 tot en met 21 mei 2007 te Oss en/of Bodegraven en/of elders in Nederland een hoeveelheid kaas van [benadeelde 9] (delict 14) en/of
- op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 april 2007 tot en met 14 mei 2007 te Oss en/of Doetinchem en/of elders in Nederland een hoeveelheid kipproducten van [benadeelde 10] (delict 15) en/of
- op of omstreeks 15 mei 2007 te Oss en/of Wormer en/of elders in Nederland een hoeveelheid kalkoenvlees van [benadeelde 11] (delict 16) en/of
- op of omstreeks 10 mei 2007 te Oss en/of Dordrecht en/of elders in Nederland een hoeveelheid kipproducten van [benadeelde 12](delict 17) en/of
- op of omstreeks 15 mei 2007 te Oss en/of Den Ilp en/of elders in Nederland een hoeveelheid kipproducten van [benadeelde 13] (delict 18) en/of
- op of omstreeks 16 mei 2007 te Oss en/of Groningen en/of elders in Nederland een hoeveelheid sauzen van [benadeelde 14] (delict 19) en/of
- op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 16 mei 2007 tot en met 19 juni 2007 te Oss en/of Venlo en/of elders in Nederland een hoeveelheid champignons van [benadeelde 15] (delict 20);
subsidiair:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] in of omstreeks de periode van 1 maart 2007 tot en met 27 juni 2007 op na te noemen plaatsen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een beroep of een gewoonte heeft/hebben gemaakt van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich en/of (een) ander(en) de beschikking over die goederen te verzekeren, hebbende die [medeverdachte 1] en/of zijn mededader(s), telkens met voormeld oogmerk, de navolgende goederen - op tijd en plaats
daarbij vermeld - gekocht, te weten:
- op een of meerdere tijdstippen gelegen in de periode van 01 april 2007 tot en met 05 juni 2007, te Oss en/of Oud-Beijerland en/of elders in Nederland (telkens) een hoeveelheid aardappelen van [benadeelde 1] (delict 6) en/of
- op een of meerdere tijdstippen in de periode van 01 april 2007 tot en met 03 mei 2007, te Oss en/of Amsterdam en/of elders in Nederland (telkens) een hoeveelheid kipproducten en/of vleesproducten van[benadeelde 2] (delict 7) en/of
- op een tijdstip in of omstreeks de periode van 01 april 2007 tot en met 14 mei 2007 te Oss en/of Dordrecht en/of elders in Nederland een hoeveelheid vleesproducten van [benadeelde 3] (delict 8) en/of
- op een tijdstip in of omstreeks de periode van 15 mei 2007 tot en met 23 mei 2007 te Oss en/of Bergeijk en/of elders in Nederland een hoeveelheid eieren van [benadeelde 4] (delict 9) en/of
- op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 maart 2007 tot en met 5 juni 2007 te Oss en/of Cuijk en/of elders in Nederland een hoeveelheid kipproducten en/of vleesproducten en/of visproducten van [benadeelde 5] (delict 10) en/of
- op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 27 maart 2007 tot en met 01 mei 2007 te Oss en/of Apeldoorn en/of elders in Nederland een hoeveelheid vleesproducten van [benadeelde 6] (delict 11) en/of
- op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 04 mei 2007 tot en met 18 mei 2007 te Oss en/of Dedemsvaart en/of elders in Nederland een hoeveelheid kipproducten van [benadeelde 7] (delict 12) en/of
- op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 20 april 2007 tot en met 15 mei 2007 te Oss en/of Reeuwijk en/of elders in Nederland een hoeveelheid kaas van [benadeelde 8] (delict 13) en/of
- op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 8 mei 2007 tot en met 21 mei 2007 te Oss en/of Bodegraven en/of elders in Nederland een hoeveelheid kaas van [benadeelde 9] (delict 14) en/of
- op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 april 2007 tot en met 14 mei 2007 te Oss en/of Doetinchem en/of elders in Nederland een hoeveelheid kipproducten van [benadeelde 10] (delict 15) en/of
- op of omstreeks 15 mei 2007 te Oss en/of Wormer en/of elders in Nederland een hoeveelheid kalkoenvlees van [benadeelde 11] (delict 16) en/of
- op of omstreeks 10 mei 2007 te Oss en/of Dordrecht en/of elders in Nederland een hoeveelheid kipproducten van [benadeelde 12] (delict 17) en/of
- op of omstreeks 15 mei 2007 te Oss en/of Den Ilp en/of elders in Nederland een hoeveelheid kipproducten van [benadeelde 13] (delict 18) en/of
- op of omstreeks 16 mei 2007 te Oss en/of Groningen en/of elders in Nederland een hoeveelheid sauzen van[benadeelde 14] (delict 19) en/of
- op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 16 mei 2007 tot en met 19 juni 2007 te Oss en/of Venlo en/of elders in Nederland een hoeveelheid champignons van [benadeelde 15] (delict 20)
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in de periode van 01 september 2006 tot en met 27 juni 2007 te Oss en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door:
- zich bij de Kamer van Koophandel te laten inschrijven als bestuurder en voorzitter van de [stichting] en/of
- zich voor te doen als zijnde directeur van [bedrijf], althans (een van de) beslissingsbevoegde van [bedrijf] en/of
- zich (daartoe) bij de Kamer van Koophandel te laten inschrijven als algemeen directeur, alleen/zelfstandig bevoegd, van de [bedrijf] en/of
- in zijn hoedanigheid van algemeen directeur van de [bedrijf], althans (een van de) beslissingsbevoegde van [bedrijf], (een) bespreking(en)/gesprek(ken) te voeren met (een) medewerker(s) van bovengenoemde leverancier(s) van [bedrijf]
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkwamen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
De verdediging heeft betoogd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn strafvervolging.
Daartoe is aangevoerd dat verdachte en [getuige 1] (in dit dossier beter bekend als [E]) een vergelijkbare rol hadden bij [bedrijf]. Er is dus sprake van gelijke gevallen, maar aan [E] is ter voorkoming van strafvervolging een (door haar geaccepteerd) transactievoorstel gedaan van een taakstraf van 80 uur, terwijl verdachte voor de strafrechter is gebracht. Bovendien wordt verdachte geconfronteerd met de toewijzing tot een fors bedrag van de vorderingen van de benadeelde partijen, terwijl deze kwestie bij het transactievoorstel aan [E] in het geheel niet is betrokken. Door aldus te handelen heeft het openbaar ministerie in strijd met het gelijkheidsbeginsel gehandeld.
Het hof overweegt als volgt.
Bij de beoordeling van het verweer stelt het hof voorop dat de keuze om iemand al dan niet te vervolgen uitsluitend aan het openbaar ministerie is opgedragen, hetgeen is neergelegd in het ‘opportuniteitsbeginsel’. Dit ‘opportuniteitsbeginsel’ wordt slechts begrensd in de gevallen waarin evident is gehandeld in strijd met het beginsel van een redelijke en billijke belangenafweging.
In deze zaak is gesteld dat het openbaar ministerie in strijd met het gelijkheidsbeginsel verdachte wel en een medeverdachte niet heeft gedagvaard.
In de fase van het nemen van een beslissing omtrent de vervolging waren er aanwijzingen waren dat verdachte bij het plegen van de strafbare feiten een meer prominente rol had dan [E]. Het hof overweegt daartoe dat verdachte was ingeschreven als bestuurder van de [stichting], die directeur en enig aandeelhouder was van [bedrijf] en korte tijd later ook van [bedrijf] zelf, zodat hij in formele zin alle zeggenschap had binnen [bedrijf]. [E] daarentegen was binnen [bedrijf] degene die contacten had met leveranciers en bestellingen deed bij die leveranciers.
Gelet daarop hoefde het openbaar ministerie op het moment dat het besloot verdachte te vervolgen, naar het oordeel van het hof niet ervan uit te gaan dat sprake was van gelijke gevallen. Van schending van het gelijkheidsbeginsel is dus geen sprake geweest, zodat het verweer moet worden verworpen.
Integrale vrijspraak van feit 2
Aan verdachte is in primaire zin ten laste gelegd dat hij, al dan niet tezamen en in vereniging met een of meer anderen, een beroep of een gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich en/of (een) ander(en) de beschikking over die goederen te verzekeren en subsidiair dat hij daaraan medeplichtig is geweest.
Op grond van het procesdossier staat vast dat de in de tenlastelegging genoemde bedrijven op de ten laste gelegde dagen cq. in de ten laste gelegde perioden goederen aan [bedrijf] hebben geleverd, terwijl [bedrijf] de bij die bestellingen behorende facturen telkens niet heeft voldaan.
Uit het dossier volgt dat verdachte, als bestuurder van [stichting], in formele zin alle zeggenschap had binnen [bedrijf], maar dat hij in de praktijk vrijwel niets ondernam binnen [bedrijf]. Hij was vooral bij [bedrijf] aanwezig in het geval dat hem werd gevraagd grote contante geldbedragen van [bedrijf] te storten bij de bank, hij had geen enkele bemoeienis met het doen van bestellingen bij de leveranciers van [bedrijf], er zijn geen aanwijzingen dat hij anderen daartoe opdracht gaf of dat hij bemoeienis had met de financiële administratie. Hij heeft slechts een enkele keer contact gehad met leveranciers, maar dit contact vond pas plaats op het moment dat die leveranciers begonnen te reclameren bij [bedrijf] omdat hun facturen door [bedrijf] niet waren betaald.
Verdachte heeft verklaard dat de feitelijk activiteiten binnen [bedrijf] werden uitgevoerd door anderen, dat hij daar zelf niets mee van doen had en dat hij alleen op papier de baas was, maar in feite geen eigen inbreng bij [bedrijf] had. In het licht van het hiervoor vastgestelde acht het hof dat aannemelijk.
Al met al is naar het oordeel van het hof op grond van het onderzoek ter terechtzitting onvoldoende komen vast te staan dat verdachte, al dan niet tezamen met (een) ander(en), het oogmerk had om zonder volledige betaling zich en/of anderen de beschikking over de aan [bedrijf] geleverde goederen te verzekeren. Evenmin is bewezen dat verdachte daaraan medeplichtig is geweest. Mitsdien zal verdachte van het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Het bewijs voor feit 1
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
P.M.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De verdediging heeft betoogd dat verdachte van het onder 1 primair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken. Daartoe is aangevoerd dat verdachte wellicht dom, naïef of mogelijk verwijtbaar heeft gehandeld door zich te laten inschrijven als bestuurder van de [stichting] in de periode 28 november 2006 tot en met 28 mei 2007, maar dat hij geen (voorwaardelijk) opzet had op het gebruik maken van de in de tenlastelegging genoemde valse stukken. De valse jaarstukken zijn nooit door verdachte verzonden en de handtekening die op de brieven zijn geplaatst is niet zijn handtekening.
Het hof overweegt als volgt.
Uit de bewijsmiddelen komt het volgende naar voren.
Verdachte stond vanaf 29 november 2006 als bestuurder ingeschreven van [stichting] en vanaf 5 december 2006 als bestuurder van [bedrijf] (hierna [bedrijf]). Hierdoor had hij alle zeggenschap binnen [bedrijf]. In werkelijkheid was zijn rol echter beperkt tot het verrichten van financiële formaliteiten, zo blijkt uit zijn verklaringen. Uit die verklaringen blijkt echter ook, dat hij zich daaromtrent geen enkel inzicht heeft verschaft en evenmin de moeite heeft genomen om de boekhouding te bekijken.
Verdachte is op 15 maart 2007 met [getuige 2] bij de [bank] geweest. Tijdens dat gesprek zijn onder meer – naar is gebleken valse – jaarstukken van [bedrijf] voor de jaren 2005 en 2006, met als afzender [accountant], overgelegd. Verdachte heeft zich toen of tevoren kennelijk er niet van vergewist of ten behoeve van de hypotheekaanvraag correcte jaarcijfers van [bedrijf] werden overgelegd.
De brief van [kantoor A] van 23 maart 2007, waarbij de definitieve jaarcijfers 2005 en de bijgewerkte cijfers tot en met november 2006 werden aangeboden, is verzonden naar het woonadres van verdachte en hij heeft voor ontvangst daarvan getekend. In die brief wordt tevens vermeld dat die cijfers daarvoor reeds met verdachte zijn besproken met [medeverdachte 1]. Hieruit leidt het hof af dat hij vóór genoemde datum reeds op de hoogte was van het bestaan van genoemde cijfers.
Op of omstreeks 23 maart 2007 moet verdachte dus duidelijk zijn geweest dat er twee versies van de jaarstukken in omloop waren, die van [kantoor A], en die op naam van [accountant].
Uit de verklaring van [getuige 3] blijkt dat de genoemde versies van de jaarstukken conflicterend waren.
Vervolgens is verdachte op 8 mei 2007 in een telefoongesprek met een medewerker van[kredietverzekeraar 2] gevraagd om toezending van recentere financiële informatie betreffende [bedrijf]. Diezelfde dag ontving [kredietverzekeraar 2] een faxbericht van [bedrijf], onder verwijzing naar het telefoongesprek, uit naam van en ondertekend door [verdachte], waarbij de jaarcijfers over het jaar van 2006 van [bedrijf] werden overgelegd.
Nu verdachte inmiddels wist dat er twee versies van de jaarstukken bestonden, en hij zich er niet van heeft vergewist welke versie correct was, terwijl dat ook op zijn weg had gelegen als bestuurder van [bedrijf], en hij op 27 maart 2007 op het kantoor van de [bank] in Arnhem de hypotheekofferte heeft ondertekend, zonder mededeling te doen van de omstandigheid dat er twee versies van de jaarcijfers in omloop waren, en op 8 mei 2007 de valse jaarstukken van [bedrijf] over 2006 aan [kredietverzekeraar 2] zijn verzonden, is het hof van oordeel dat verdachte welbewust de kans heeft aanvaard dat bedoelde stukken vals waren en daarvan gebruik heeft gemaakt, zoals is bewezen verklaard.
Feiten of omstandigheden die zouden moeten leiden tot een ander oordeel zijn uit het onderzoek ter terechtzitting niet naar voren gekomen.
Het hof verwerpt het verweer.
Bewezenverklaring
Op grond van de redengevende feiten en omstandigheden, zoals deze volgen uit de hiervoor vermelde bewijsmiddelen alsmede de bijzondere overwegingen omtrent het bewijs, in onderlinge samenhang en (tijds)verband beschouwd, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 15 maart 2007 tot en met 8 mei 2007 in Nederland opzettelijk gebruik heeft gemaakt van
- een valse jaarrekening van [bedrijf] betreffende het boekjaar 2005 en
- een valse jaarrekening van [bedrijf] betreffende het boekjaar 2006 en
- meerdere valse aanbiedingsbrieven van [accountant]
- elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als waren
die geschriften echt en onvervalst,
bestaande dat gebruikmaken hierin dat hij, verdachte, de jaarrekeningen en aanbiedingsbrieven heeft doen toekomen aan [bank] ter verkrijging van een hypotheek op het pand gelegen aan de [vestigingsadres]
en bestaande die valsheid hierin dat verdachte heeft doen voorkomen dat de voormelde jaarrekeningen en aanbiedingsbrieven waren opgemaakt door [accountant];
en
hij in de periode van 15 maart 2007 tot en met 8 mei 2007 in Nederland opzettelijk gebruik heeft gemaakt van
- een valse jaarrekening van [bedrijf] betreffende het boekjaar 2006 en
- een valse aanbiedingsbrief van [accountant]
- elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als waren
die geschriften echt en onvervalst,
bestaande dat gebruikmaken hierin dat hij, verdachte, de jaarrekening en aanbiedingsbrief heeft doen toekomen aan [kredietverzekeraar 2] voor de beoordeling van kredieten van leveranciers van [bedrijf]
en bestaande die valsheid hierin dat verdachte heeft doen voorkomen dat de voormelde jaarrekening en aanbiedingsbrief waren opgemaakt door [accountant].
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezen verklaarde levert telkens op:
Opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf of maatregel
Het hof heeft bewezen verklaard dat verdachte meermalen opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals geschrift.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte ter zake daarvan zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden met een proeftijd van 1 jaar.
De raadsman van verdachte heeft, gelet op het tijdsverloop en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, een schuldigverklaring zonder oplegging van straf bepleit. Oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf, zoals door de advocaat-generaal is gevorderd, zou volgens de raadsman een symbolische straf betekenen, aangezien verdachte vanwege zijn slechte gezondheid niet in staat is om in de toekomst nog strafbare feiten te plegen, hetgeen ook door de reclassering wordt onderschreven.
Het hof overweegt als volgt.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Ten aanzien van de ernst van het bewezen verklaarde heeft het hof in het bijzonder gelet op:
- de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- de omstandigheid dat het bewezen verklaarde handelen van verdachte heeft geleid tot fors financieel nadeel voor [bank] en [kredietverzekeraar 2];
- de omstandigheid dat verdachte het vertrouwen dat in het (handels)verkeer moet kunnen worden gesteld in de juistheid van geschriften door zijn bewezen verklaarde handelen ernstig heeft geschaad.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft het hof in het bijzonder gelet op:
  • de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 19 december 2013, waaruit blijkt dat hij niet eerder door de strafrechter is veroordeeld;
  • de inhoud van het hem betreffend Reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 20 april 2011 en 20 januari 2013, waarin wordt geadviseerd – gelet op de omstandigheid dat verdachte, als gevolg van diverse ziekten, zowel lichamelijk als geestelijk nog tot zeer weinig in staat is – een geheel voorwaardelijke straf op te leggen;
  • zijn persoonlijke omstandigheden, zoals daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Het hof onderkent dat de gezondheidstoestand van verdachte zeer slecht is. In hetgeen de raadsman daarover ter terechtzitting in hoger beroep heeft aangevoerd, ziet het hof geen reden om verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van straf ex artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, nu daarmee onvoldoende recht zou worden gedaan aan de ernst van het bewezen verklaarde.
Met de advocaat-generaal acht het hof in het onderhavige geval oplegging van een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden een passende straf.
Schending van de redelijke termijn in de zin van artikel 6 EVRM
De fase van berechting van verdachte heeft langer geduurd dan de termijn die daarvoor, in principe en behoudens bijzondere omstandigheden, geldt. Sinds de aanvang van de redelijke termijn op 7 mei 2008 (de aanhouding van verdachte) tot het moment waarop het hof arrest wijst op 17 maart 2014, is een periode van bijna 6 jaar verstreken. Het hof heeft vastgesteld dat zowel de termijn van berechting in eerste aanleg (een kleine 3 jaar) als die van de berechting in hoger beroep (bijna 33 maanden), fors zijn overschreden. Het hof zal deze overschrijding compenseren door vermindering van de op te leggen straf, te weten een vermindering van de op te leggen straf met een maand.
Alles bijeengenomen komt het hof tot oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met een proeftijd van 1 jaar. Met oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf van deze duur wordt de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht. Een stroman, ook een die weinig feitelijke inbreng heeft gehad in de delicten, maakt het mogelijk dat anderen strafbare feiten plegen en daarbij niet onmiddellijk in het zicht komen. Verdachte die in het verleden ondernemer is geweest en ook leiding heeft gegeven aan een bedrijf met 30 man personeel had dit moeten beseffen. Het is juist ook dit aspect dat het hof hem aanrekent.
Vorderingen van de benadeelde partijen
[benadeelde partij 3]
De benadeelde partij [benadeelde partij 3] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van EUR 33.921,28. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
De vordering is ingediend door [medewerker 1]. Uit het dossier blijkt dat [medewerker 1] directeur/eigenaar is van [benadeelde partij 3] Gelet daarop is het hof, anders dan de raadsman, van oordeel dat genoegzaam is komen vast te staan dat [medewerker 1] bevoegd is om namens de benadeelde partij de vordering in te dienen, zodat de benadeelde partij niet om die reden niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
[benadeelde partij 4]
De benadeelde partij [benadeelde partij 4] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van EUR 3.696,36, te vermeerderen met de wettelijke rente. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
Namens de benadeelde partij is naar het oordeel van het hof aan de hand van overgelegde stukken voldoende duidelijk gemaakt dat [naam rechtsopvolger] de rechtsopvolger is van [benadeelde partij 4] Anders dan de raadsman ziet het hof daarin geen beletsel om de benadeelde partij in hoger beroep te ontvangen. Bovendien is de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 4] in eerste aanleg volledig toegewezen, zodat deze tot dat bedrag toch al van rechtswege voortduurt in hoger beroep.
[benadeelde partij 5]
De benadeelde partij heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van EUR 20.483,92, te vermeerderen met de wettelijke rente. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
[benadeelde partij 6]
De benadeelde partij [benadeelde partij 6] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van EUR 6.013,00. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
[benadeelde partij 7]
De benadeelde partij [benadeelde partij 7] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van EUR 32.330,00. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van EUR 3.050,00.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering.
[benadeelde partij 8]
De benadeelde partij [benadeelde partij 8] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van EUR 18.429,20, te vermeerderen met de wettelijke rente. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van EUR 14.429,20.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering.
Oordeel van het hof:
Nu aan verdachte ter zake van het ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade veroorzaakt zou zijn, geen straf of maatregel wordt opgelegd en evenmin toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, kunnen de hiervoor genoemde benadeelde partijen in hun vordering niet worden ontvangen.
Het hof zal de hiervoor genoemde benadeelde partijen telkens veroordelen in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Ten aanzien van de vordering van benadeelde partij [benadeelde partij 9]:
De benadeelde partij [benadeelde partij 9] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van EUR 58.899,37. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
Op het door [medewerker 2] namens de benadeelde partij [benadeelde partij 9] ingediende voegingsformulier is vermeld dat [medewerker 2] gemachtigde is van de benadeelde partij. Het hof is uit de vordering en het dossier evenwel niet gebleken dat genoemde [medewerker 2] bevoegd is de benadeelde partij te vertegenwoordigen. Mitsdien is het hof met de raadsman van oordeel dat, nu niet is gebleken van een bevoegde vertegenwoordiging, de benadeelde partij in haar vordering niet kan worden ontvangen.
Het hof zal de benadeelde partij veroordelen in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 225 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart het openbaar ministerie ontvankelijk in zijn vervolging.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
1 (één) jaaraan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart de benadeelde partijen:
- [benadeelde partij 3];
- [benadeelde partij 4];
- [benadeelde partij 5];
- [benadeelde partij 9];
- [benadeelde partij 6];
- [benadeelde partij 7];
- [benadeelde partij 8];
elk in hun vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Verwijst elk van de hiervoor genoemde benadeelde partijen in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Aldus gewezen door
mr. F.C.J.E. Meeuwis, voorzitter,
mr. H. Eijsenga en mr. M.I.A. Schlaghecke-Bouman, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J. Biljard, griffier,
en op 17 maart 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. M.I.A. Schlaghecke-Bouman is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.