5.1De voorzieningenrechter heeft in het vonnis van 15 mei 2012 onder “2. De feiten” weergegeven over welke feiten het in dit geschil gaat. Die feiten zijn niet bestreden en vormen daarom ook in hoger beroep het uitgangspunt. Voorts kan van nog enkele andere feiten worden uitgegaan. Het hof zal hierna een overzicht geven van de relevante feiten.
a. [geïntimeerden] zijn eigenaar van de woning [straatnaam 1][huisnummer A] te [woonplaats], gelegen naast de woning van [appellanten] aan de [straatnaam 1][huisnummer B]. De woning van [geïntimeerden] betreft een (grotendeels) vrijstaande woning, aan de linkerzijde (gezien vanaf de [straatnaam 1]) voorzien van een aanbouw, welke in 1971 is gebouwd en vergund als volière, door [geïntimeerden] thans in gebruik als bibliotheek, en een garage.
b. In mei 2007 zijn [appellanten] gestart met de bouw van een zwembad in de oprit aan de rechterzijde van hun (grotendeels) vrijstaande woning (dus de zijde grenzend aan de woning van [geïntimeerden]) ter hoogte van de bibliotheek. De fundering van dit zwembad is
- zonder toestemming van [geïntimeerden] - voor een deel gelegd onder de fundering van de woning van [geïntimeerden] Het zwembad is tegen een bestaande spouwmuur gebouwd en vervolgens nog voorzien van een overkapping.
c. Bij vonnis van de rechtbank Roermond van 9 juni 2010 heeft de rechtbank, voor zover in dit hoger beroep van belang:
i. voor recht verklaard dat [geïntimeerden] eigenaar zijn van de spouwmuur;
ii. [appellanten] veroordeeld tot het staken door hen van alle inbreuken op het eigendomsrecht van de spouwmuur door deze binnen zes weken na betekening van het vonnis in de oude toestand te herstellen door het wegnemen van de aangebrachte isolatie, de dakbedekking, stucwerk en andere materialen en de muur te herstellen (hierna genoemd “veroordeling sub ii”);
iii. [appellanten] veroordeeld de door hen aangebrachte betonnen fundering onder de woning van [geïntimeerden] te verwijderen en de oude situatie te herstellen (hierna genoemd “veroordeling sub iii”).
d. De rechtbank Roermond heeft aan voormelde voordelingen een dwangsom verbonden van € 5.000,-- voor iedere dag dat [appellanten] na ommekomst van de hiervoor genoemde termijn van 6 weken niet hebben voldaan aan het vorenstaande, waarbij het bedrag waarboven geen dwangsommen meer zullen worden verbeurd is bepaald op € 100.000,--.
e. Bij arrest van 14 februari 2012 heeft dit hof - kort samengevat - het vonnis van de rechtbank van 9 juni 2010 bekrachtigd, inclusief de opgelegde dwangsommen, zij het dat daarvoor aan [appellanten] een termijn van 12 weken na betekening van het arrest is gegeven.
f. Het arrest is op 17 februari 2012 aan [appellanten] betekend, waardoor zij het door dit hof bevolen herstel in de oude situatie uiterlijk 11 mei 2012 gerealiseerd hadden moeten hebben om geen dwangsommen te verbeuren.
g. Op 30 maart 2012 heeft de gemeente [woonplaats], nadat door een toezichthouder van de gemeente was geconstateerd dat sloopwerkzaamheden zijn uitgevoerd op het perceel van [appellanten], aan [appellanten] een bouwstop opgelegd vanwege het ontbreken van een omgevingsvergunning.
h. Bij op 8 mei 2012 aan [geïntimeerden] betekende dagvaarding vorderden [appellanten] dat dit hof op de voet van artikel 611d Rv, kort gezegd, zou opheffen de tenuitvoerlegging van de dwangsommen waartoe [appellanten] zijn veroordeeld bij vonnis van de rechtbank Roermond en welke dwangsommen zijn gehandhaafd bij arrest van dit hof van 14 februari 2012. Deze vordering is door dit hof bij op 3 september 2013 gewezen arrest afgewezen.
5.2.1[appellanten] hebben in dit kort geding in eerste aanleg gevorderd:
Ia.
primair: de tenuitvoerlegging van het tussen partijen gewezen arrest van dit hof van 14 februari 2012 met onmiddellijke ingang te schorsen totdat het hof uitspraak heeft gedaan in de inmiddels opgestarte procedure ex artikel 611d Rv;
Ib.
subsidiair: de tenuitvoerlegging van het tussen partijen gewezen arrest van dit hof van 14 februari 2012 met onmiddellijke ingang te schorsen, voor wat betreft het verwijderen van de betonnen fundering onder de “muur/scheidsmuur” zonder die muur te beschadigen en een en ander te herstellen in de oude toestand, (…) totdat het hof uitspraak heeft gedaan aan de inmiddels opgestarte procedure ex artikel 611d Rv,
Ic.
meer subsidiair: [geïntimeerde 1] met onmiddellijke ingang te verbieden de tenuitvoerlegging van het arrest van het hof van 14 februari 2012 voort te zetten,
II. veroordeling van [geïntimeerde 1] in de kosten van dit kort geding.
5.2.2De voorzieningenrechter heeft bij het bestreden vonnis van 15 mei 2012, voor zover hier van belang, de vorderingen in conventie van [appellanten] afgewezen en hen veroordeeld in de proceskosten van het geding in eerste aanleg. De voorzieningenrechter heeft in het vonnis voorop gesteld dat de zaak die is voorgelegd een executiegeschil betreft als bedoeld in art. 438 Rv. [appellanten], aldus de voorzieningenrechter, hebben aan hun vordering niet ten grondslag gelegd dat het bestreden arrest van dit hof van 14 februari 2012 een juridische of feitelijke misslag kent. Dit betekent, aldus de voorzieningenrechter, dat alleen de vraag ter beantwoording voorlag of de tenuitvoerlegging op grond van ná het genoemde arrest voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk aan de zijde van [appellanten] een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard. Daarvan is volgens de voorzieningenrechter niet gebleken.