De behoefte van de kinderen, te weten € 729,10 in totaal in 2012, is in hoger beroep niet in geschil.
Het hof overweegt hierbij dat bij de berekening van de kinderbijdrage met ingang van 26 november 2013 de behoefte van de kinderen dient te worden berekend door
op deze behoefte het kindgebonden budget dat de vrouw thans ontvangt in mindering te brengen. Volgens de vrouw bedraagt dit € 144,= per maand voor drie kinderen, derhalve € 96,= voor twee kinderen.
De behoefte van de kinderen bedraagt aldus € € 316,55 per kind per maand met ingang van 26 november 2013.
Met ingang van 26 november 2013 houdt het hof rekening met de omgangskosten door op de behoefte een zorgkorting in mindering te brengen. Nu tussen partijen niet in geschil is dat de man gemiddeld zo’n drie dagen per week, waarbij het hof rekening houdt met de helft van de vakanties en feestdagen, de zorg heeft voor de kinderen, geldt een percentage van 35%. Aldus bedraagt de zorgkorting € 110,80 zodat de behoefte van de kinderen uitkomt op een bedrag van € 205,75 per kind per maand.
3.7.2.Met betrekking tot de financiële situatie van de man gaat het hof uit van de volgende gegevens. Voor zover die gegevens in hoger beroep zijn betwist, zal het hof daarop gemotiveerd ingaan bij het desbetreffende onderdeel.
A. Inkomen van de man
De vrouw heeft ter zitting van het hof voor het gesteld dat de man enkele kamers in zijn woning tegen betaling verhuurt aan derden en dat er met deze inkomsten rekening gehouden dient te worden. Nu de man deze stelling echter gemotiveerd heeft betwist, en de vrouw in dit kader haar stelling niet nader heeft onderbouwd, zal het hof hieraan voorbij gaan.
Periode van 3 september 2012 tot 1 januari 2013.
Partijen zijn het erover eens dat voor het jaar 2012 uitgegaan dient te worden van een fiscaal jaarinkomen van € 38.513,=, waarbij het hof rekening zal houden met € 190,= per maand (€ 2.280,= per jaar) aan premie inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet.
De man heeft recht op de algemene heffingskorting en de arbeidskorting.
Periode met ingang van 1 januari 2013 tot 26 november 2013
Uit de inhoud van de overgelegde stukken is gebleken dat de man in 2013 een bruto inkomen heeft ontvangen aan WW-uitkeringen van € 16.915,= totaal. Voorts is de man in 2013 eveneens werkzaam geweest via uitzendbureau Tence. Uit de drie overgelegde loonstroken blijkt dat de man aldaar een totaal bruto inkomen van € 1.639,- heeft genoten.
De man heeft recht op de algemene heffingskorting en de arbeidskorting.
Periode met ingang van 26 november 2013
Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft de man, voor het eerst, verklaard dat hij sinds 26 november 2013 weer een baan heeft. Nu de man hieromtrent geen financiële gegevens in het geding heeft gebracht en dit voor rekening en risico van de man komt, gaat het hof er vanuit dat de man thans weer in staat is om een inkomen ter hoogte van zijn bruto inkomen over het jaar 2012, zijnde € 38.513,= per jaar, te generen.
De man heeft recht op de algemene heffingskorting en de arbeidskorting.
Periode tot 26 november 2013
Wwb-normbedrag
Het hof houdt rekening met het op de Wet werk en bijstand (Wwb) gebaseerde normbedrag, exclusief de ondergrens woonkostencomponent, voor een zelfstandig wonende alleenstaande, inclusief de maximale toeslag, ter voorziening in de noodzakelijke kosten van levensonderhoud.
Woonlasten
Partijen zijn het er in hoger beroep over eens dat uitgegaan dient te worden van de volgende woonlasten:
- € 984,42 aan hypotheekrente en aflossing;
- € 118,60 aan spaarpremie levensverzekering;
- € 95,= aan (forfaitaire) overige eigenaarslasten.
Ziektekosten
Het hof houdt rekening met de navolgende maandelijkse lasten, nu partijen ter zitting van het hof hieromtrent eveneens consensus hebben bereikt:
- € 108,= aan basispremie Zorgverzekeringswet (ZVW), minus € 49,= (2012) en minus € 35,= (2013), zijnde het in het Wwb-normbedrag begrepen nominale deel premie ZVW voor een alleenstaande;
- € 15,= aan eigen risico.
Ter zitting van het hof heeft de vrouw betoogd dat rekening dient te worden gehouden met zorgtoeslag. De man heeft hierop verklaard dat hij dit niet ontvangt, omdat hij nimmer zorgtoeslag heeft aangevraagd. De man weet niet of hij recht heeft, dan wel recht heeft gehad, op zorgtoeslag. Gelet op de zwaarwegende onderhoudsplicht van de man jegens de kinderen, is het hof van oordeel dat het enkele feit dat de man nalaat zorgtoeslag aan te vragen, terwijl hij hier wel degelijk recht op had in de periode van 1 januari 2013 tot 26 november 2013, niet ten koste mag komen van de kinderen.
Het hof becijfert aan de hand van het hierboven onder A. genoemde toetsingsinkomen dat de man in de periode van 1 januari 2013 tot 26 november in 2013 recht had op een zorgtoeslag ad € 69,= per maand en het hof zal dan ook met dit bedrag rekening houden.
Kosten contacten met de kinderen
Periode van 3 september 2012 tot 26 november 2013
In hoger beroep zijn partijen overeengekomen dat de man € 100,= per maand in mindering mag brengen op zijn draagkracht in verband met de kosten die hij heeft gemaakt tijdens de omgangscontacten met de kinderen.
Kosten peuterspeelzaal van [dochter 1.]
Partijen zijn in hoger beroep overeengekomen dat rekening gehouden dient te worden met de volgende bedragen die de man heeft voldaan aan de peuterspeelzaal ten behoeve van [dochter 1.]:
- € 158,54 per maand in de periode van 1 januari 2013 tot 31 maart 2013;
- € 271,72 per maand in de periode van 1 april 2013 tot 13 juni 2013.
Het hof ziet op grond van het vorenstaande aanleiding om de door de man gemaakte kosten te middelen over de gehele periode van 1 januari 2013 tot 26 november 2013, zodat het hof rekening zal houden met een bedrag van € 105,= per maand.
Rente en aflossing schulden
-
Krediet ABN/AMRO
De man stelt dat partijen gedurende hun affectieve relatie gezamenlijk een flexibel krediet zijn aangegaan voor een bedrag van € 12.000 en dat hij hierop aflost met € 180,= per maand, zodat hiermee rekening gehouden dient te worden.
De vrouw betwist dat hiermee rekening dient te worden gehouden, nu de man 8 februari 2013 voor het laatst een aflossing hierop heeft gedaan. Indien de man daadwerkelijk alle termijnen zou hebben afgelost, zou het flexibiel krediet inmiddels helemaal zijn afgelost. De man geeft geen inzicht in het verloop van het flexibel krediet. Daarnaast merkt de vrouw op dat de man het krediet is aangegaan ter aanschaffing van een auto voor hemzelf.
Het hof overweegt als volgt.
Uit de inhoud van de stukken is gebleken dat partijen het flexibel krediet gezamenlijk zijn aangegaan op 5 augustus 2011, gedurende de periode waarin zij nog een affectieve relatie met elkaar hadden, tegen een aflossing van 90 termijnen van € 180,= per maand. Ook indien de man structureel op deze schuld zou hebben afgelost, zou de schuld niet vóór het jaar 2019 afgelost kunnen zijn.
De aflossing van deze schuld betreft derhalve een, ook uitgaande van het oorspronkelijk geleende bedrag, nog geruime tijd bestaande betalingsverplichting voorvloeiende uit een gezamenlijk tijdens de samenwoning aangegane schuld waarmee het hof rekening houdt. Dat de man sedert 8 februari 2013 terzake geen betalingen heeft verricht doet niet af aan de op hem rustende betalingsverplichting. Voor zover het hof rekent met de nieuwe richtlijnen, houdt het hof hiermee rekening in de draagkrachtformule, voor zover het de periode met ingang van 26 november 2013 betreft.
-
Schuld aan de ouders van de man
De man voert aan dat hij tweemaal geld heeft geleend van zijn ouders. Het betreft € 11.000,= ten behoeve van achterstallige hypotheek en een andere schuld ten grootte van € 15.000,=. Volgens de man lost hij hierop € 200,= per maand af. Hij betwist dat deze leningen niet hoeven te worden terugbetaald, zoals de vrouw aanvoert.
De vrouw betwist dat met de eerste schuld rekening dient te worden gehouden nu deze aflossing betrekking heeft op sinds het uiteengaan van partijen ontstane achterstand in betaling van de hypotheeklasten, hetgeen geheel voor rekening van de man dient te komen. Deze lasten zijn immers al verdisconteerd in de draagkrachtberekening van de man. Ten aanzien van de tweede schuld aan de ouders van de man, stelt de vrouw dat niet is aangetoond door de man dat hij hier op aflost. Daarnaast merkt de vrouw op dat de ouders van man herhaaldelijk hebben aangegeven dat de gelden niet terugbetaald hoeven te worden.
Het hof overweegt als volgt.
Het is hof gebleken dat de schuld van € 11.000,= betrekking heeft op achterstallige hypotheekverplichtingen. Het hof heeft reeds bij de woonlasten rekening gehouden met de hypotheekverplichtingen van de man en het hof ziet geen aanleiding om deze last tweemaal te laten drukken op de draagkracht van de man, zodat hieraan voorbij gegaan wordt.
Ten aanzien van de andere schuld aan de ouders van de man, ter grootte van € 15.000,=, overweegt het hof dat het volstrekt onduidelijk is waarop deze lening betrekking heeft gehad. Daarnaast heeft de man onvoldoende betalingsbewijzen overgelegd om te kunnen beoordelen hoeveel en in welke frequentie hij aflost op deze schuld.
Het hof overweegt ten aanzien van deze beide schulden dat de man in het licht van de uitdrukkelijke betwisting van de vrouw dat terzake van deze schulden een aflossingsverplichting bestaat jegens zijn ouders, de betalingsverplichting onvoldoende heeft onderbouwd en met name niet heeft onderbouwd waarom de betalingen aan zijn ouders zouden moeten prevaleren boven zijn dringende onderhoudsverplichting jegens zijn kinderen.
-
Schuld aan Regiobank
Uit de nagekomen stukken en ter zitting is gebleken dat de Regiobank per 9 december 2013 een totale schuld van € 221.997 opeist bij de man. Het betreft met name het opeisen van de gehele hypotheek en achterstallige hypotheekbetalingen.
Het is op dit moment onduidelijk hoe terzake verder zal worden gehandeld, wat daarvan de financiële gevolgen zullen zijn en, voor zover die er zijn, in hoeverre die dienen te prevaleren boven de onderhoudsverplichting van de man jegens de kinderen. Het hof zal met deze schuld dan ook thans geen rekening houden.
Vaststelling van de kinderalimentatie
Periode van 3 september 2012 tot 1 januari 2013.