ECLI:NL:GHSHE:2014:708

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
12 maart 2014
Publicatiedatum
13 maart 2014
Zaaknummer
20-000439-13
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontnemingszaak met betrekking tot hennepkwekerij en wederrechtelijk verkregen voordeel

In deze zaak, die werd behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep tegen een beslissing van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De zaak draait om de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in verband met een hennepkwekerij. De veroordeelde, geboren in 1945 en wonende te Ommel, had eerder een veroordeling gekregen voor het telen van hennepplanten. De politierechter had vastgesteld dat het wederrechtelijk verkregen voordeel op een bedrag van EUR 6.900,-- werd geschat, waarop de veroordeelde een betalingsverplichting was opgelegd.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die vroeg om bevestiging van de eerdere beslissing. De verdediging stelde dat het wederrechtelijk verkregen voordeel lager was, namelijk EUR 2.600,--, wat betrekking had op huurinkomsten van de paardenstal waarin de hennepkwekerij was gevestigd. Het hof heeft echter de eerdere uitspraak van de politierechter vernietigd, omdat het niet kon instemmen met de vastgestelde hoogte van het wederrechtelijk verkregen voordeel.

Het hof heeft vastgesteld dat de veroordeelde voordeel heeft genoten uit een eerdere oogst van 106 hennepplanten, waarbij het hof de opbrengst heeft berekend op basis van normen van het Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie (BOOM). De totale opbrengst werd geschat op EUR 11.195,30, terwijl de kosten voor de hennepteelt op EUR 2.485,08 werden geschat. Dit leidde tot een netto resultaat van EUR 8.710,22. Uiteindelijk heeft het hof het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op EUR 8.700,-- en de veroordeelde verplicht tot betaling aan de Staat van dit bedrag.

De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, en het hof heeft de eerdere uitspraak vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het de verplichting tot betaling van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel heeft opgelegd.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-000439-13
Uitspraak : 12 maart 2014
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen de beslissing van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant van 6 februari 2013 op de vordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, in de zaak met parketnummer 01-820838-12 tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1945],
wonende te [adres].
Hoger beroep
Bij voormelde beslissing is het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op een bedrag van EUR 6.900,-- en is aan veroordeelde ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel de betalingsverplichting opgelegd tot datzelfde bedrag.
De veroordeelde heeft tegen de beslissing hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de veroordeelde naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het gerechtshof de beslissing van de eerste rechter zal bevestigen.
De verdediging heeft bepleit dat de vordering zal worden toegewezen tot een bedrag van EUR 2.600,--, te weten de door veroordeelde ontvangen huurinkomsten voor de verhuur van zijn paardenstal waarin door anderen een hennepkwekerij werd geëxploiteerd.
Vonnis waarvan beroep
De beroepen uitspraak zal worden vernietigd, omdat het hof zich daarmee niet kan verenigen.
De beoordeling
De veroordeelde is bij arrest van dit gerechtshof van 12 maart 2014 in de strafzaak met parketnummer 20-000438-13 veroordeeld ter zake van het in de periode van 1 november 2011 tot en met 13 december 2011 te Ommel opzettelijk telen van 169 hennepplanten.
Ingevolge het bepaalde in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht moet worden onderzocht of, en zo ja in hoeverre, veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen door middel van of uit de baten van het bewezen verklaarde of van soortgelijke feiten waaromtrent voldoende aanwijzingen bestaan dat zij door veroordeelde zijn begaan.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is van de navolgende feiten en/of omstandigheden gebleken.
Uit het proces-verbaal van relaas [1] volgt:
- dat de politie op 13 december 2011 op het adres [adres] te Ommel, op de hooizolder van de paardenstal, een hennepkwekerij heeft aangetroffen;
- dat de aangetroffen kweekruimte een afmeting had van ongeveer 4 meter bij 4 meter;
- dat in de kwekerij 106 potten stonden die waren gevuld met potaarde en in elke pot een hennepplant;
- dat in deze kweekruimte 12 assimilatielampen van 600 watt hingen;
- dat de aangetroffen 106 hennepplanten een hoogte hadden van ongeveer een meter en de toppen van de hennepplanten in volle bloei waren.
Uit de verklaring van verdachte [2] volgt dat hij, buiten de hennepplanten die op 13 december 2011 op de zolder van de paardenstal zijn aangetroffen, een eerdere oogst heeft gehad van ongeveer 105 hennepplanten, dat hij die hennepplanten heeft geoogst en de daarvan afkomstige gedroogde henneptoppen heeft verkocht.
Het hof ontleent aan de inhoud van vorenstaande het oordeel dat de veroordeelde in de op 13 december 2011 aangetroffen hennepkwekerij één keer hennep heeft geoogst, waarbij het hof er -gelet op het aantal aangetroffen potten met planten aangetroffen op de hooizolder van de paardenstal- van uitgaat dat die oogst heeft bestaan uit 106 hennepplanten. Het betreft een (soort)gelijk feit als bewezenverklaard bij arrest van dit gerechtshof van 12 maart 2014 in de strafzaak met parketnummer 20-000438-13.
Schatting van de hoogte van het wederrechtelijk verkregen voordeel
Ter beoordeling ligt dan ook voor of verdachte voordeel heeft verkregen door middel van die eerdere oogst en zo ja, hoeveel dat dan is geweest.
Het hof gaat voorbij aan de stelling van veroordeelde dat hij slechts een voordeel heeft genoten van EUR 2.600,--, te weten de door hem ontvangen huurinkomsten voor de verhuur van zijn paardenstal aan twee andere personen. Het hof heeft blijkens zijn arrest in de strafzaak tegen verdachte die stelling met betrekking tot de verhuur van de paardenstal immers niet geloofwaardig geacht.
Het hof gaat er van uit dat veroordeelde voordeel heeft genoten uit een eerdere oogst van 106 hennepplanten. In zijn bij de politie afgelegde verklaring heeft de veroordeelde verklaard dat hij uit die oogst een opbrengst van 800 gram hennep heeft gehad, waarvoor hij een bedrag van EUR 2.600,-- heeft ontvangen. Het hof acht dit niet aannemelijk nu dit een volstrekt ongeloofwaardig lage opbrengst zou zijn voor het aantal hennepplanten in kwestie. Daarbij merkt het hof nog op dat enige onderbouwing voor die lage opbrengst is uitgebleven.
Bij het vaststellen van het wederrechtelijk verkregen voordeel dat genoemde oogst van 106 hennepplanten heeft opgeleverd gaat het hof daarom uit van de standaardberekening en normen, zoals vastgelegd in de in 2010 geactualiseerde versie van het rapport “Wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij bij binnenteelt onder kunstlicht” van het Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie (BOOM).
De bij veroordeelde aangetroffen kweekruimte had een afmeting van ongeveer (4 meter bij 4 meter =) 16 m² en aldaar stonden 106 hennepplanten, wat neerkomt op (afgerond) 6 hennepplanten per m². Op basis van de normen van BOOM moet bij dat aantal planten per m² worden uitgegaan van een opbrengst per hennepplant van 32,2 gram hennep. Bij de berekening van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel gaat het hof daar vanuit.
Aan het BOOM-rapport ontleent het hof verder de volgende gegevens:
- een verkoopprijs per gram hennep van EUR 3,28;
- de afschrijvingskosten voor een oogst van EUR 150,--;
- de variabele kosten (inkoop stekken en overige kosten) van EUR 6,18 per plant;
- de elektriciteitskosten voor een oogst per lamp EUR 140,--.

A. Opbrengst

De opbrengst bedraagt: 106 hennepplanten x 32,2 gram x EUR 3,28 = EUR 11.195,30.

B. Kosten

Bij de vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel dient tevens acht te worden geslagen op de aannemelijk geworden kosten die in directe relatie staan tot het behaalde voordeel.
Het hof acht aannemelijk dat veroordeelde ten behoeve van de hennepteelt kosten voor elektriciteit (die legaal werd afgenomen van de leverancier) heeft gemaakt. Het hof gaat daarbij uit van de normen van BOOM, nu het dossier geen berekening bevat van de leverancier omtrent de verbruikskosten.
Uit het dossier volgt dat veroordeelde 12 assimilatielampen in de hennepkwekerij aanwezig had. De kosten voor elektriciteit bedragen dan ook: 12 lampen x EUR 140 = EUR 1.680,--.
Overzicht van de aannemelijk geworden kosten:
Afschrijvingskosten : EUR 150,00
Variabele kosten (106 planten x EUR 6,18 ) : EUR 655,08
Kosten voor elektriciteit : EUR 1.680,00 +
----------------------
: EUR 2.485,08

C. Netto resultaat

Opbrengst : EUR 11.195,30
Kosten : EUR 2.485,08 -
-------------------------
: EUR 8.710,22

D. Hoogte van het wederrechtelijk verkregen voordeel

Gelet op al het voorgaande schat het hof het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel op een bedrag van, naar beneden afgerond EUR 8.700,--.
Op te leggen betalingsverplichting
Het hof zal aan de veroordeelde de verplichting opleggen tot betaling van het na te melden bedrag aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Door en namens de verdachte is gesteld dat verdachte financieel niet in staat is enig bedrag ter zake te betalen, maar deze stelling is op geen enkele wijze onderbouwd, zodat het hof daaraan voorbij zal gaan.
Toepasselijk wettelijk voorschrift
De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van
EUR 8.700,00 (zevenentachtighonderd euro).
Legt de veroordeelde de verplichting op tot
betaling aan de Staatter ontneming van
het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van
EUR 8.700,00 (zevenentachtighonderd euro).
Aldus gewezen door
mr. H. Eijsenga, voorzitter,
mr. A.J.M. van Gink en mr. P.M. Frielink, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J. Biljard, griffier,
en op 12 maart 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Dossierpagina’s 13 tot en met 18 van het proces-verbaal van de regiopolitie Brabant Zuid-Oost, Afdeling Deurne Asten Someren, OPS-dossiernummer 2011185784, bestaande uit in wettige vorm opgemaakte processen-verbaal en andere geschriften, doorgenummerde dossierpagina’s 1 tot en met 60, met sluitingsdatum 27 januari 2012.
2.Dossierpagina’s 22 tot en met 24 van het proces-verbaal van de regiopolitie Brabant Zuid-Oost, Afdeling Deurne Asten Someren, OPS-dossiernummer 2011185784, bestaande uit in wettige vorm opgemaakte processen-verbaal en andere geschriften, doorgenummerde dossierpagina’s 1 tot en met 60, met sluitingsdatum 27 januari 2012.