ECLI:NL:GHSHE:2014:702

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
10 maart 2014
Publicatiedatum
12 maart 2014
Zaaknummer
20-002563-13
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van diefstal elektriciteit en bewezenverklaring van opzettelijk voorhanden hebben van hennepplanten

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 10 maart 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Hertogenbosch. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden voor het telen van hennep en diefstal van elektriciteit. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld en ontkent de ten laste gelegde feiten. Het hof heeft het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep uitgevoerd en kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die een taakstraf van 240 uur heeft gevorderd.

Het hof heeft het eerdere vonnis vernietigd, omdat de politierechter niet aan de motiveringsverplichtingen heeft voldaan. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van de diefstal van elektriciteit, omdat er onvoldoende bewijs was voor zijn betrokkenheid of wetenschap van de manipulatie van de elektriciteitsmeter. De verdachte was wel de huurder van het pand, maar er waren twaalf andere personen die toegang hadden tot de ruimte waar de elektriciteitsmeter zich bevond.

Wel heeft het hof bewezen verklaard dat de verdachte opzettelijk een groot aantal hennepplanten aanwezig heeft gehad in het door hem gehuurde pand. De bewezenverklaring is gebaseerd op de bevindingen van de politie en de verklaringen van getuige [getuige]. Het hof heeft geconcludeerd dat de verdachte de hennepplanten opzettelijk aanwezig heeft gehad, ondanks zijn ontkenning. De verdachte is strafbaar voor het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, en het hof heeft een taakstraf van 200 uur opgelegd, rekening houdend met zijn persoonlijke omstandigheden en het feit dat hij sinds het bewezen verklaarde geen nieuwe strafbare feiten heeft gepleegd.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-002563-13
Uitspraak : 10 maart 2014
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Hertogenbosch van 24 januari 2012 in de strafzaak met parketnummer
01-840775-11 tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats], [adres].
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van - kort gezegd – het telen van een grote hoeveelheid hennep (feit 1 primair) en diefstal van elektriciteit (feit 2 primair) veroordeel tot een gevangenisstraf van vijf maanden.
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de verdachte ter zake van het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde zal veroordelen tot een taakstraf van 240 uur, subsidiair 120 dagen hechtenis.
De verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat hij zich aan geen van de ten laste gelegde feiten schuldig heeft gemaakt.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat de politierechter kon volstaan met aantekening van de uitspraak op een aan het dubbel van de dagvaarding gehecht stuk, maar het hof gebonden is aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering. Bovendien komt het hof voor wat betreft feit 1 tot een andere bewezenverklaring dan de eerste rechter en is het beroepen vonnis voor wat de bewezenverklaring van feit 2 betreft niet te verenigen met de hierna te nemen beslissing.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 01 oktober 2010 tot en met 11 december 2010 te Grave (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres]) een hoeveelheid hennep en/of een groot aantal of grote aantallen hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
subsidiair,
een of meer onbekend gebleven personen in of omstreeks de periode van 01 oktober 2010 tot en met 11 december 2010 te Grave met elkaar, althans één van hen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad in een pand aan de [adres] (een) hoeveelheid/hoeveelheden hennep en/of een groot aantal of grote aantallen hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks de periode van 01 oktober 2010 tot en met 11 december 2010 te Grave, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door voornoemd pand op zijn, verdachtes, naam te huren en/of aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 oktober 2010 tot en met 11 december 2010 te Grave (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid of hoeveelheden elektriciteit, in elk geval enig goed, (telkens) geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
subsidiair,
een onbekend gebleven persoon op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 oktober 2010 tot en met 11 december 2010 te Grave (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid of hoeveelheden elektriciteit, in elk geval enig goed, (telkens) geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die onbekend gebleven persoon en/of zijn mededader(s) en/of aan verdachte, tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 01 oktober 2010 tot en met 11 december 2010 te Grave en/of elders in Nederland (telkens) opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of behulpzaam is geweest door een (bedrijfs-)pand aan de [adres] op zijn, verdachtes, naam te huren en/of (vervolgens) dat pand en/of een zich aldaar bevindende elektriciteitsvoorziening aan die onbekend gebleven persoon en/of zijn mededaders ter beschikking te stellen ten behoeve van die diefstal(len);
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan. Behoudens de omstandigheid dat de verdachte de huurder van de loods was, ontbreken concrete aanwijzingen voor verdachtes betrokkenheid bij de manipulatie van de elektriciteitsmeter of zijn wetenschap daarvan. Daar komt bij dat blijkens de verklaring van de verhuurder van het pand, [getuige], twaalf andere personen toegang hadden tot de ruimte waar de elektriciteitsmeter hing. Het hof spreekt de verdachte dan ook vrij.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 01 oktober 2010 tot en met 11 december 2010 te Grave opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres]) een groot aantal hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
De verdachte heeft steeds nadrukkelijk ontkend iets met de hennepkwekerij in het pand aan de [adres] te maken te hebben. Het hof komt echter tot een andere conclusie. Het hof baseert de bewezenverklaring op de bevindingen van de politie omtrent de aanwezigheid van de hennepkwekerij en voorts de verklaringen van getuige [getuige]. Vast staat dat in een bedrijfsruimte aan de [adres] te Grave een hennepkwekerij is aangetroffen met een omvang van ongeveer zestienhonderd hennepplanten. Voorts heeft getuige [getuige] verklaard dat de verdachte zelf de huurovereenkomst voor dit pand heeft ondertekend, dat de getuige daarbij een kopie van het identiteitsbewijs van de verdachte heeft gemaakt, dat de getuige en de verdachte samen de ruimte hebben bekeken en dat de getuige de sleutel aan de verdachte heeft overhandigd. De getuige heeft de verdachte vervolgens ook bij het pand gezien, voor het laatst half november 2010. Het hof leidt uit de bewijsmiddelen dan ook af dat de verdachte de hennepplanten in het door hem gehuurde pand op zijn minst opzettelijk aanwezig heeft gehad.
In hetgeen de verdachte ter terechtzitting heeft aangevoerd, ziet het hof geen reden om aan de geloofwaardigheid van de verklaringen van getuige [getuige] te twijfelen. Verdachtes eigen verklaring daarentegen, inhoudende dat hij in een casino op verzoek van een ander tegen betaling een gevouwen papier, zijnde - naar het hof begrijpt- de huurovereenkomst van de betreffende bedrijfsruimte, ongezien heeft ondertekend en dat dit zijn enige betrokkenheid in het geheel is, acht het hof niet aannemelijk.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaard uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf of maatregel
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft een groot aantal hennepplanten opzettelijk aanwezig gehad in het door hem gehuurde pand. Hij heeft zodoende indirect de hennepteelt en de handel in softdrugs bevorderd. Deze handel bevordert allerlei aanverwante criminele activiteiten. Van de softdrugs zelf is bovendien bekend dat deze nadelige gevolgen kunnen hebben voor de gezondheid van de gebruikers.
Gelet op de oriëntatiepunten straftoemeting voor de rechterlijke macht en straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd, zou een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van enkele maanden in deze zaak als passend kunnen worden beschouwd. Rekening houdend met verdachtes persoonlijke omstandigheden, met het feit dat verdachte blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 13 januari 2014 sedert het plegen van het bewezene geen nieuwe strafbare feiten meer heeft gepleegd en met het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, is het hof echter van oordeel dat in het onderhavige geval een taakstraf van 200 uur daarvoor in de plaats kan worden gesteld.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 9, 22c, 22d en 63 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
200 (tweehonderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
100 (honderd) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. W.E.C.A. Valkenburg, voorzitter,
mr. E.A.A.M. Pfeil en mr. O.A.J.M. Lavrijssen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R. van den Munckhof, griffier,
en op 10 maart 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. W.E.C.A. Valkenburg is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.