In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 10 maart 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van twintig weken en een verbeurdverklaring van € 2.025,75 wegens het medeplegen van het vervoeren van hennep. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die bevestiging van het eerdere vonnis vroeg. De verdediging heeft echter vrijspraak bepleit en subsidiair een strafmaatverweer gevoerd.
Het hof heeft het beroep op vrijspraak serieus overwogen. De verdachte verklaarde dat hij als bijrijder in de bestelauto van een medeverdachte was gestapt zonder te weten dat er verdovende middelen in de laadruimte lagen. Het hof oordeelde dat deze verklaring niet als onaannemelijk kon worden afgewezen. Na zorgvuldige afweging van het bewijs heeft het hof geconcludeerd dat er onvoldoende wettige bewijsmiddelen waren om de verdachte te veroordelen voor het ten laste gelegde feit.
Daarom heeft het hof het vonnis waarvan beroep vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastelegging. Tevens is gelast dat het in beslag genomen geldbedrag van € 2.025,75 aan de verdachte wordt teruggegeven. Deze beslissing werd genomen in aanwezigheid van de griffier en is op de openbare terechtzitting uitgesproken.