ECLI:NL:GHSHE:2014:674

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
11 maart 2014
Publicatiedatum
11 maart 2014
Zaaknummer
HD 200.114.596-01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van Waterschap voor schade aan asperges door stuwbeleid in een bepaald gebied

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om de aansprakelijkheid van het Waterschap Roer en Overmaas voor schade aan asperges die zijn ontstaan door het stuwbeleid in een specifiek gebied. De Maatschap, appellante in deze procedure, heeft het hof verzocht om een deskundigenonderzoek naar de schade die zij heeft geleden. Dit arrest volgt op een eerder tussenarrest van 16 juli 2013, waarin het hof partijen de gelegenheid heeft gegeven om zich uit te laten over de deskundigen die benoemd zouden moeten worden en de vragen die aan hen voorgelegd zouden moeten worden.

De partijen hebben in hun aktes aangegeven dat zij overeenstemming hebben bereikt over de benoeming van dr. Ir. [deskundige] als deskundige. Deze deskundige heeft zich bereid verklaard om de benoeming te aanvaarden, maar heeft aangegeven dat hij bij de beantwoording van de vragen ondersteuning wenst van een bodemdeskundige. Het hof heeft vervolgens besloten dat het deskundigenonderzoek zal worden verricht en dat de kosten van dit onderzoek, die zijn begroot op € 8.560,- exclusief BTW, ten laste van de Maatschap zullen komen.

Het hof heeft in zijn uitspraak verder bepaald dat de deskundige de partijen in de gelegenheid moet stellen om opmerkingen te maken op de conceptrapportage en dat hij een schriftelijk en met redenen omkleed bericht moet indienen bij het hof. De termijn voor het indienen van dit rapport is vastgesteld op drie maanden na de start van het onderzoek. Het hof heeft ook de rol van de zaak bepaald voor 26 augustus 2014, waar de Maatschap haar memorie na deskundigenonderzoek moet indienen. Tot slot heeft het hof iedere verdere beslissing aangehouden, in afwachting van het deskundigenbericht.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.114.596/01
arrest van 11 maart 2014
in de zaak van
Maatschap [maatschap] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante,
advocaat: mr. P.J.W.M. Theunissen te Roermond,
tegen
Waterschap Roer en Overmaas,
gevestigd te Sittard, gemeente Sittard-Geleen,
geïntimeerde,
advocaat: mr. R.D. Lubach te Amsterdam,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 16 juli 2013 in het hoger beroep van het door de rechtbank Maastricht, sector civiel recht onder zaaknummer 154871/HA ZA 10-1133 gewezen tussenvonnis van 8 augustus 2012.

6.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenarrest van 16 juli 2013;
- de akte van 27 augustus 2013 van de Maatschap;
- de akte van 27 augustus 2013 van het Waterschap.
Partijen hebben arrest gevraagd.

7.De verdere beoordeling

7.1.
Bij genoemd tussenarrest heeft het hof partijen in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over het aantal, de deskundigheid en – bij voorkeur eensluidend – over de persoon van de te benoemen deskundige(n). Voorts zijn partijen in de gelegenheid gesteld suggesties te doen over de aan de deskundige(n) voor te leggen vragen.
7.2.
Bij gelijktijdige aktes hebben partijen aangeven zich met elkaar verstaan te hebben over de persoon van de eventueel te benoemen persoon, in dit geval dr. Ir. [deskundige] , te [woonplaats] . Voorts hebben zij enkele suggesties gedaan over eventuele aanvullingen op de door het hof in zijn tussenarrest van 16 juli 2013 geformuleerde vragen.
7.3.
De door partijen voorgestelde deskundige heeft zich bereid verklaard de benoeming te aanvaarden. Wel heeft hij daarbij aangetekend dat hij zich bij de beantwoording van de door het hof te stellen vragen wenst te laten bijstaan door een door hem nog te benaderen bodemdeskundige, meer in het bijzonder met betrekking tot de beantwoording van de vraag of de bodem geschikt is voor de teelt van asperges los van de waterhuishoudkundige toestand (vraag a.).
7.4.
Voorts heeft de deskundige [deskundige] een opgave gedaan van de aan zijn rapportage verbonden kosten (inclusief die van de bodemdeskundige) tot een maximaal bedrag van € 8.560,- exclusief BTW, waarbij uiteindelijke declaratie zal geschieden op basis van werkelijk gemaakte uren.
7.5.
Nu partijen het eens zijn over de benoeming van deze deskundige zal het hof daartoe overgaan en daarbij het voorschot ten laste brengen van de Maatschap, zoals reeds eerder overwogen in het tussenarrest van 16 juli 2013.
7.6.
De door partijen gedane suggesties tot het stellen van nadere dan wel aanvullende vragen zal het hof niet overnemen. De door de Maatschap daartoe gedane voorstellen richten zich op algemene vraagstukken van waterstaatkundige aard, die voor zover van belang in de onderhavige zaak, reeds in de meer specifieke vraagstelling door het hof zijn opgenomen.
De door het Waterschap gestelde vraag gericht op de toestand van een gedeelte van het betreffende perceel heeft geen nader onderscheidend vermogen, omdat voldoende duidelijk is dat de door de Maatschap gestelde schade zich met name op dit gedeelte heeft verwezenlijkt, terwijl de vraag naar de invloed van het plaatsen en de wijze van gebruik van stuwen op die wateroverlast (en daarmee de door de Maatschap benoemde oorzaak) ligt besloten in de onder c) en d) door het hof geformuleerde vragen.
7.7.
De Maatschap zal na het uitbrengen van het deskundigenbericht als eerste zich daarover mogen uitlaten bij memorie na deskundigenbericht, waarna het Waterschap vervolgens zal mogen reageren bij antwoordmemorie na deskundigenbericht.
7.8.
In afwachting van het deskundigenbericht zal iedere verdere uitspraak worden aangehouden.

8.De uitspraak

Het hof:
8.1.
bepaalt dat een deskundigenonderzoek wordt verricht naar de in rechtsoverweging 4.6.5. van het tussenarrest van 16 juli 2013 geformuleerde vragen;
8.2.
benoemt tot deskundige ter beantwoording van deze vragen:
Dr. Ir. ing. [deskundige] , wonend en kantoorhoudend te [woonplaats] ;
8.3.
bepaalt dat de griffier van dit hof een afschrift van dit arrest aan de deskundige toezendt;
8.4
bepaalt dat partijen binnen één week na de datum van dit arrest (een afschrift van) de verdere processtukken aan de deskundige ter beschikking zullen stellen en alle door deze gewenste inlichtingen zullen verstrekken;
8.5.
bepaalt dat de deskundige eerst met het onderzoek begint nadat daartoe van de griffier bericht is ontvangen;
8.6.
bepaalt dat de deskundige bij het onderzoek –
en ten aanzien van de conceptrapportage– partijen in de gelegenheid stelt opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat uit het schriftelijk bericht van de deskundige moet blijken of aan dit voorschrift is voldaan, terwijl in het bericht tevens melding wordt gemaakt van de inhoud van zodanige opmerkingen en verzoeken;
8.7.
verzoekt de deskundige een schriftelijk en met redenen omkleed bericht, met een duidelijke conclusie, in te leveren ter griffie van dit hof en tegelijkertijd een afschrift van het bericht aan de advocaten van partijen toe te zenden;
8.8
bepaalt de termijn waarbinnen het schriftelijk, ondertekend bericht ter griffie van dit hof (postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch) moet worden ingeleverd op
drie maandennadat door de griffier is bericht dat met het onderzoek kan worden begonnen;
8.9.
bepaalt het voorschot op de kosten van de deskundige op het door de deskundige begrote bedrag van in totaal € 8.560,- exclusief BTW, tenzij (één van) partijen binnen veertien dagen na deze uitspraak
bij brief aan de griffier van dit hofmet afschrift aan de wederpartij (die binnen twee dagen hierop kan reageren bij brief aan de griffier van dit hof met afschrift aan de wederpartij)tegen de hoogte van het voorschot bezwaar heeft/hebben gemaakt, in welk geval het hof op het bezwaar/de bezwaren zal beslissen en de hoogte van het voorschot zal bepalen;
8.10.
bepaalt dat de griffier een specificatie van het voorschot bij het afschrift van dit arrest meezendt aan de advocaten van partijen;
8.11.
bepaalt dat de Maatschap genoemd voorschot van € 8.560,- ,
binnen 2 weken na hedenzal overmaken naar IBAN-rekeningnummer NL53 RBOS 0569 990572 ten name van het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch onder vermelding van zaaknummer HD 200.114.596/01;
8.12.
verzoekt de deskundige, indien zijn kosten het voorschot te boven mochten gaan, het hof daarover tijdig in te lichten;
8.13.
benoemt mr. Chr. M. Aarts tot raadsheer-commissaris, tot wie de deskundige zich, door tussenkomst van de griffier dient te wenden met (procedurele) vragen en verzoeken indien het onderzoek daartoe aanleiding geeft;
8.14.
verwijst de zaak naar de rol van 26 augustus 2014 voor memorie na deskundigenonderzoek, aan de zijde van de Maatschap;
8.15.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. Chr. M. Aarts, R.R.M. de Moor en J.J.M.B. Maes en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 11 maart 2014.