ECLI:NL:GHSHE:2014:660
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake onrechtmatige daad met betrekking tot oplichting en vordering tot schadevergoeding
In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om een hoger beroep van appellanten, gevestigd in Duitsland, tegen een vonnis van de rechtbank Breda. De rechtbank had in eerdere vonnissen van 16 maart 2011 en 25 mei 2011 de vordering van appellanten, die een schadevergoeding van € 28.000,= eisten op grond van onrechtmatige daad, afgewezen. De appellanten stelden dat zij slachtoffer waren van oplichting in 2005 met betrekking tot een Mercedes. De rechtbank had de vordering als onbewezen en ongegrond afgewezen, waarbij appellanten in de proceskosten werden veroordeeld.
Het hof heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat tegen het tussenvonnis van 16 maart 2011 geen hoger beroep openstaat, waardoor appellanten in hun hoger beroep tegen dat vonnis niet-ontvankelijk zijn verklaard. Het hof heeft ook opgemerkt dat het procesdossier van appellanten niet voldeed aan de eisen van het procesreglement, omdat het een ongeordende stapel losse bladzijden betrof. Bovendien zijn niet-Nederlandse stukken zonder vertaling buiten beschouwing gelaten.
Het hof heeft appellanten in de gelegenheid gesteld om te reageren op de vraag welk belang zij hebben bij de onderhavige procedure, gezien het feit dat de vordering in een eerdere procedure al aan hen was toegewezen. De zaak is aangehouden voor aktewisseling, waarbij de appellanten hun standpunt verder kunnen toelichten. De uitspraak is gedaan op 11 maart 2014 door de rechters B.A. Meulenbroek, M.G.W.M. Stienissen en Y.L.L.A.M. Delfos-Roy.