95tot en met 97, voor zover inhoudende het relaas van bevindingen en eigen
waarnemingen van de verbalisant W.J.H.G. Schouten, agent van politie, zakelijk
weergegeven:
Op 2 maart 2011 werd door mij een onderzoek verricht in een café aan [adres] te Heesch, gemeente Bernheze. Bij het door mij ingestelde onderzoek zag ik het volgende:
De toegang was verkregen door de ruit in de buitendeur. Door de ontstane opening kon het café worden binnen geklommen. Binnen waren bij de twee speelautomaten de kleppen voor de geldbakken en de geldlades opengebroken. De geldbakken en geldlades waren uit de speelautomaten genomen en het geld was eruit weggenomen.
7.
Een proces-verbaal van relaas, d.d. 23 maart 2011, doorgenummerde dossierpagina’s 30 tot
en met 48, voor zover inhoudende het relaas van bevindingen en eigen waarnemingen van
de verbalisant W.M.J. Stensen, zakelijk weergegeven:
(pagina’s 34-37)
Camerabeelden:
Op 2 maart 2011 deelde aangever [slachtoffer 1] mee dat hij een DVD met beelden van de inbraak had gekregen van [getuige 2].
Nader onderzoek camerabeelden:
Op 2 maart 2011 werden door mij de beelden bekeken. Zichtbaar is het pand [adres] te Heesch. Met name de zijgevel van het pand, waar de toegangsdeur zit, is goed zichtbaar.
Om 05.57.22/23/24/25 uur
(opmerking hof: gelet op de onder bewijsmiddel 8 weergegeven verklaring van getuige [getuige 2], is dit tijdstip in werkelijkheid 4.41.12/13/14/15 uur)is zichtbaar dat drie personen aan komen lopen over [straat 1]. Een persoon blijft in eerste instantie staan nabij een raam in de zijgevel en de twee andere personen begeven zich iets verder en blijven kort stilstaan nabij een ander raam c.q. de raamluiken. Zichtbaar is dat een persoon zich bukt, waarbij de andere 2 personen zich naar en/of in de richting van de toegangsdeur begeven.
De drie personen lopen weer terug naar de toegangsdeur en gaan verder met hun bezigheden, waar zij eerder in gestoord werden. Het is dan 05.58.02 uur
(opmerking hof: gelet op de onder bewijsmiddel 8 weergegeven verklaring van getuige [getuige 2], is dit tijdstip in werkelijkheid 4.41.52 uur). Zichtbaar is dat de personen zich bij de toegangsdeur bevinden.
Om 5.58.07 uur is zichtbaar dat een persoon iets door de ruit gooit. Er valt iets naar beneden uit de toegangsdeur. Kort daarop is de toegangsdeur open. De personen zijn niet meer zichtbaar; ze zijn dan binnen.
Om 5.59.37
(opmerking hof: gelet op de onder bewijsmiddel 8 weergegeven verklaring van getuige [getuige 2], is dit tijdstip in werkelijkheid 4.43.27 uur)komt een persoon naar buiten en loopt hard weg over [straat 1] in de richting van [straat 2]. Deze persoon draagt iets in zijn handen.
Om 5.59.41 uur komt wederom een persoon naar buiten en loopt hard weg over [straat 1] in de richting van [straat 2]. Deze persoon draagt iets in zijn handen.
Om 5.59.45 uur komt wederom een persoon naar buiten en loopt hard weg over [straat 1] in de richting van [straat 2]. Deze persoon draagt iets onder zijn arm.
(pagina’s 45 en 46)
Onder verdachte [verdachte] werden in beslag genomen een spaarkas en een tas met inhoud. De inhoud van de tas bestond onder meer uit muntgeld, handschoenen, twee bivakmutsen, een handlamp, een breekijzer en twee schroevendraaiers. Na telling bleek dat het 1583,80 euro aan munten betrof. De spaarkas en de euromunten werden teruggegeven aan aangever [slachtoffer 1].
8.
Een proces-verbaal van verhoor getuige, d.d. 2 maart 2011, doorgenummerde dossierpagina’s 87 en 88, voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige 2], zakelijk weergegeven:
Ik heb een bedrijf te Heesch. Ik hoorde van [slachtoffer 1]
(het hof begrijpt, gelet op de inhoud van het procesdossier: aangever [slachtoffer 1]), dat in zijn bedrijf was ingebroken. Ik heb mijn bewakings-beelden bekeken. Ik zag hierop dat 3 personen bij het pand van [slachtoffer 1] stonden en daar inbraken. Ik sta deze DVD af voor het onderzoek. Het tijdstip is niet juist. Deze moet je 1 uur, 16 minuten en 10 seconden terug denken.
9.
Een proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 2 maart 2011, doorgenummerde dossierpagina’s 63 tot en met 67, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Ik weet dat ik word verdacht van inbraak. Ik was op het goede pad, maar ik heb me weer laten beïnvloeden door anderen. Ik ben naar Heesch gereden. Dit was 2 maart 2011. Ik reed in mijn auto, een rode Volkswagen Golf, en zag een politieauto aan komen. Mijn twee vrienden zaten bij mij in de auto.
Ik heb geprobeerd de tas in mijn auto uit de auto te gooien en dit was gelukt.
10.
Een proces-verbaal van aanhouding, d.d. 2 maart 2011, doorgenummerde dossierpagina’s 53 en 54, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 2 maart 2011, omstreeks 04.50 uur, hielden wij als verdachte aan:
Achternaam : [achternaam verdachte]
Voornaam : [voornaam verdachte]
Geboren : [geboortedatum verdachte]
Geboorteplaats : [geboorteplaats verdachte]
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
A.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit.
Daartoe is in de kern aangevoerd dat uit bewijsmiddelen niet kan volgen dat verdachte één van de drie inbrekers is geweest zoals die zijn waargenomen op de camerabeelden. Voorts zijn er geen bewijsmiddelen waaruit volgt dat verdachte ten aanzien van de inbraak als medepleger nauw en bewust heeft samengewerkt met anderen.
Dat verdachte niet een van de drie inbrekers was en evenmin vooraf op de hoogte was van de inbraak is, aldus de raadsman, aannemelijk op grond van de verklaring die verdachte heeft gegeven voor zijn aanwezigheid in Heesch die nacht en de aanwezigheid van de onder hem aangetroffen goederen die bij de betreffende inbraak zijn weggenomen. Die verklaring van verdachte houdt in:
- dat hij op enig moment op 2 maart 2011 door vrienden cq. kennissen werd gebeld met het verzoek om hen in Heesch met de auto op te komen halen;
- dat hij daarop naar Heesch is gereden en op een afgesproken plek heeft staan wachten;
- dat de plek waar hij langere tijd heeft staan wachten op een afstand van circa 800 meter van [café] ligt;
- dat op een gegeven moment de vrienden cq. kennissen aan kwamen gerend, dat zij goederen in zijn auto gooiden, dat zij zijn ingestapt en dat ze tegen hem zeiden dat hij weg moest rijden;
- dat hij, op het moment dat de politie hem achterna kwam gereden, is gevlucht;
- dat hij, op een moment dat hij de politie niet achter zich zag, is gestopt en zijn passagiers uit de auto heeft gezet;
- dat hij alleen verder is gereden en zag dat hij wederom door de politie werd achtervolgd, en
- dat hij op een gegeven moment de door zijn passagiers daarin gelegde tas uit zijn auto heeft gegooid.
Het hof overweegt als volgt.
B.
Uit de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen volgt onder meer:
- dat op 2 maart 2011, tussen 04.41.12 uur en 4.43.35 uur drie personen hebben ingebroken in [café], waarbij muntgeld uit gokkasten is gehaald en een spaarkas werd buitgemaakt;
- dat de drie inbrekers vervolgens met de buit in dezelfde richting zijn weggerend;
- dat verdachte zich zeer kort daarna met twee andere personen in een auto bevond, immers vastgesteld is dat hij zich als bestuurder van een personenauto kort na 04.45 uur aan de politie heeft willen onttrekken;
- dat hij, op zijn vlucht voor de politie, een tas via het autoportier naar buiten heeft gegooid;
- dat verdachte omstreeks 04.50 uur door de politie is aangehouden;
- dat in de auto van verdachte de bij de inbraak buitgemaakte spaarkas is aangetroffen, en
- dat in de tas die verdachte uit zijn auto heeft gegooid, een aanzienlijke hoeveelheid muntgeld zat.
Op grond van vorenstaande is het hof van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte één van de drie personen is geweest die op 2 maart 2011 hebben ingebroken in [café] en daarbij een hoeveelheid geld en een spaarkas hebben weggenomen.
Het hof hecht dan ook geen geloof aan de hierboven weergegeven verklaring van verdachte, te meer niet nu verdachte zelf ter terechtzitting in hoger beroep ten aanzien van het aantal “kennissen/vrienden” zonder enige motivering/onderbouwing zijn verklaring heeft gewijzigd: hij heeft alstoen verklaard dat het er geen twee maar drie waren.
Het hof verwerpt het verweer.
Op grond van de redengevende feiten en omstandigheden, zoals deze volgen uit de hiervoor vermelde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang beschouwd, alsmede de bewijsoverwegingen, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 02 maart 2011 te Heesch, gemeente Bernheze, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in [café] heeft weggenomen een spaarkas, toebehorende aan [slachtoffer 1] en een hoeveelheid geld, toebehorende aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3], waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf of maatregel
Het hof heeft bewezen verklaard dat verdachte zich, samen met anderen, heeft schuldig gemaakt aan – kort gezegd – diefstal met braak.
De eerste rechter heeft verdachte daarvoor een gevangenisstraf van 8 weken opgelegd.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte ter zake daarvan zal veroordelen tot een gevangenisstraf van 2 maanden.
De verdediging heeft oplegging van een werkstraf en een gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijke gedeelte gelijk is aan het voorarrest bepleit.
Het hof overweegt het volgende.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft samen met anderen ingebroken in een horecagelegenheid. Zij hebben een ruit van de toegangsdeur vernield om het pand te kunnen betreden en hebben vervolgens gokautomaten opengebroken en een spaarkas en muntgeld weggenomen.
Ten aanzien van de ernst van het feit heeft het hof rekening gehouden met:
- de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- de mate waarin feiten als het bewezen verklaarde in het algemeen schade teweeg brengen aan de eigenaar van de weggenomen goederen dan wel diens verzekeraar, alsmede de mate van overlast en ergernis die door dergelijke delicten wordt veroorzaakt voor de gedupeerde.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft het hof voorts gelet op:
- de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d.
3 december 2013, waaruit (onder meer) blijkt dat verdachte op 25 januari 2011 is veroordeeld voor een op 15 maart 2010 gepleegde inbraak in een bedrijf en diefstal van een auto;
- de omstandigheid dat verdachte onderhavige inbraak heeft gepleegd, terwijl hij in een proeftijd liep van een op 25 januari 2011 aan hem opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf;
- de overige persoonlijke omstandigheden van verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Het hof heeft zich wat betreft de op te leggen strafsoort en hoogte van de straf rekenschap gegeven van de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten, dienende als indicatie voor een gebruikelijk rechterlijk straftoemetingsbeleid. Genoemde oriëntatiepunten geven als indicatie voor de op te leggen straf bij een inbraak in een bedrijfspand, waarbij sprake is van recidive, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 10 weken.
Het hof ziet geen aanleiding, evenmin in de ter terechtzitting naar voren gebrachte persoonlijke omstandigheden van verdachte, om van voornoemd oriëntatiepunt af te wijken. Het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht maakt dat niet anders.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het hof aan de verdachte een gevangenisstraf van 10 weken zal opleggen.
Onder verdachte zijn voorwerpen in beslag genomen. Anders dan de eerste rechter ziet het hof niet dat daar voorwerpen onder zijn die onttrekking aan het verkeer rechtvaardigen. Omdat verbeurdverklaring, gelet op de daarvoor geldende criteria, evenmin in aanmerking komt en niet is gebleken dat er verder enig strafvorderlijk belang zich tegen teruggave verzet, zal het hof daarvan de teruggave aan verdachte gelasten.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van EUR 226,89. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Het hof ziet aanleiding ter zake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
Verdachte en zijn mededaders zijn naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 63, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.