8.Een proces-verbaal van verhoor van verdachte van 30 november 2011, p. 315 t/m 324, voor zover dit inhoudt al verklaring van verdachte [betrokkene]:
V=Vraag verbalisanten
A= Antwoord verdachte
Pag. 317
V: Hebben jullie besproken wat er overvallen zou worden?
A: Geld.
V: Maar wat zou hij dan gaan overvallen?
A: Op de [adres 2]. Het huisnummer weet ik niet.
Pag. 318
V: [betrokkene] heeft verklaard dat er afspraken gemaakt zijn over de buit. Wat kun jij daar over zeggen.
A: Hij zei dat ik wat zou krijgen. Ik kan me niet herinneren hoeveel ik zou krijgen.
V: Je hebt eerder verklaard dat[betrokkene] een vistas bij zich had en dat daar een wapen in zat. Is het wapen bij jullie in de woning uit de vistas geweest?
A: Ja, in de woonkamer.
V: Wat heeft[betrokkene] met het wapen gedaan?
A: Klaarmaken.
Pag. 319
V: Jij en [betrokkene] hebben verklaard dat[betrokkene] chirurgenhandschoenen droeg toen hij bij jullie wegging. Dat klopt?
A: Gloves.
V: Waarom droeg hij die?
A: Vingerafdrukken. Om te voorkomen.
V: Waar kwamen die handschoentjes vandaan?
A: Van mij. Die gebruik ik wel eens als ik aan het sleutelen ben.
V: [getuige] heeft verklaard dat jij geholpen hebt om het wapen te verstoppen en[betrokkene] min of meer hebt aangekleed. Wat heb je daar op te zeggen?
A: Dat kan.
Het hof is van oordeel dat bij gebrek aan voldoende wettige bewijsmiddelen niet kan worden bewezen dat de verdachte het onder 2. primair ten laste gelegde heeft begaan, immers ontbreekt een bewijsmiddel op basis waarvan kan worden vastgesteld dat het op een vuurwapen gelijkende voorwerp dat de verdachte voorhanden heeft gehad, daadwerkelijk een jachtgeweer was. De verdachte wordt derhalve van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijgesproken.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde
De verdediging heeft aangevoerd dat de verdachte niet als medepleger van de poging tot overval in de woning kan worden aangemerkt. Het hof overweegt met betrekking tot dit verweer het volgende.
Het bestanddeel ‘door twee of meer verenigde personen’ in artikel 312, tweede lid, onder 2°, van het Wetboek van Strafrecht kan worden opgevat als medeplegen in de zin van artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht. Van medeplegen kan worden gesproken indien er een bewuste en nauwe samenwerking is tussen de verdachte en zijn mededader(s), gericht op het te plegen strafbare feit. Een bewuste en nauwe samenwerking kan onder meer blijken uit voorafgaande – uitdrukkelijke of stilzwijgende - afspraken over de uitvoering, taakverdelingen, de aanwezigheid van de verdachte ten tijde van het delict, het blijven meedoen daaraan (het zich niet distantiëren) en de verdeling van de buit.
Niet is zonder meer vereist dat de verdachte zelf een uitvoeringshandeling heeft verricht. Zelfs fysieke afwezigheid ten tijde van de uitvoering van het delict hoeft niet aan het aannemen van medeplegen in de weg te staan, mits de verdachte op een andere wijze voldoende substantieel heeft bijgedragen aan het delict. In dat kader is het relevant in hoeverre de verdachte het delict heeft medegeorganiseerd, plannen heeft gemaakt, aanwijzingen heeft gegeven en middelen heeft verschaft. Door een weging van deze factoren kan worden beoordeeld of de medepleger daadwerkelijk een met de fysiek aanwezige dader vergelijkbare verantwoordelijkheid heeft gedragen voor het delict.
In de onderhavige zaak acht het hof de volgende, aan de bewijsmiddelen ontleende feiten en omstandigheden van belang voor de beoordeling van de mate van betrokkenheid van de verdachte bij de poging tot overal in de woning:
- de verdachte en zijn medeverdachte hebben vóór 11 december 2010 overleg gehad over de te plegen overval aan de [adres 2] te Breda;
- bij het aan 11 december 2010 voorafgaande overleg zijn in elk geval afspraken gemaakt over het vervoer van de medeverdachte vanuit Sint Willibrord naar Breda en terug en over het tijdstip van vertrek vanuit het huis van verdachte naar de plek van de overval.
- in de vroege ochtend van 11 december 2010 heeft de verdachte zijn medeverdachte in Sint Willibrord opgehaald en mee naar zijn woning genomen.
- in de ochtend van 11 december 2010 hebben de verdachte en zijn medeverdachte bij verdachte thuis afspraken gemaakt over de uitvoering van de overval. Daarbij is besproken dat de medeverdachte ‘[betrokkene]’ naar de woning aan de [adres 2] te Breda zou gaan. Er werd ook besproken dat er mogelijk kinderen aanwezig zouden zijn in de woning;
- de verdachte en de medeverdachte hebben besproken hoe het wapen gedragen zou worden dat de medeverdachte ‘[betrokkene]’ mee zou nemen;
- de verdachte heeft de medeverdachte min of meer aangekleed, waarbij het jachtgeweer onder de kleding verstopt is;
- de verdachte heeft zijn medeverdachte witte wegwerphandschoenen gegeven om aan te doen;
- de medeverdachte kreeg een koevoet mee van de familie van verdachte;
- de verdachte en de medeverdachte bespraken wat de vluchtroute zou zijn;
- de verdachte en de medeverdachte spraken af dat de verdachte de camerabeelden in gaten zou houden, zodat hij direct de deur voor de medeverdachte kon opendoen als hij terugkwam;
- de verdachte en de medeverdachte spraken af dat de verdachte kleren zou klaarleggen voor de medeverdachte, zodat hij zich na de overval kon omkleden;
- de verdachte en de medeverdachte spraken af dat de verdachte de medeverdachte na de overval naar huis zou brengen;
- de verdachte zou een deel van de buit krijgen;
- De verdachte heeft de medeverdachte na de mislukte overval weer naar Sint Willibrord gebracht;
Hetgeen hiervoor is opgesomd duidt naar het oordeel van het hof op een grote mate van betrokkenheid van de verdachte. Hij heeft de poging tot overval mede georganiseerd, hij heeft onontbeerlijke hulp verschaft en hij zou meedelen in de buit. De verdachte was op de hoogte van de wijze waarop de overval zou worden uitgevoerd en heeft daar vooraf en, krachtens vooraf gemaakte afspraken ook achteraf een substantiële bijdrage aan geleverd. Het hof is dan ook van oordeel dat aangemerkt kan worden als die van medepleger van de poging tot overval en dat hij verantwoordelijk kan worden gehouden voor de in de bewezenverklaring opgesomde uitvoeringshandelingen.
Anders dan de verdediging acht het hof de verklaringen van getuige [getuige] bij de politie en de raadsheer-commissaris betrouwbaar, omdat deze verklaringen zowel in de grote lijnen als ten aanzien van belangrijke details met elkaar in overeenstemming zijn en bovendien op belangrijke punten bevestiging vinden in de verklaringen van verdachte. Redenen om aan te nemen dat getuige [getuige] structureel onwaarheden heeft verklaard, zijn niet aannemelijk geworden. Het hof hecht in dat kader ook geen betekenis aan de omstandigheid dat de omschrijving die getuige [getuige] heeft gegeven van de woning van verdachte, niet (geheel) overeenkomt met de door de raadsman overgelegde foto’s van die woning. Het is immers niet ondenkbaar dat de inrichting en indeling van de woning in de loop van de tijd is veranderd
Het hof verwerpt de verweren van de verdediging.
Ten aanzien van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte het wapen dat de medeverdachte bij de poging tot overval heeft gebruikt, uit de bosjes heeft gehaald en naar Sint Willibrord heeft gebracht. Daarmee heeft de verdachte het wapen opzettelijk voorhanden gehad. De omstandigheid dat hij het wapen niet wilde houden en het na verloop van tijd zou afgeven aan de medeverdachte, doet daar niet aan af.
Een deskundigenrapport waaruit kan volgen dat het door getuige [getuige] en de verdachte zelf als jachtgeweer omschreven wapen daadwerkelijk een jachtgeweer was, ontbreekt. Vaststaat echter dat het wapen eruit zag als een jachtgeweer en daarmee een op een vuurwapen gelijkend voorwerp was.
De verweren van de verdediging ten aanzien van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde worden derhalve verworpen.
Op basis van de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 11 december 2010 te Breda ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld, toebehorende aan[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2],
zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak, door met een voorwerp een ruit te vernielen, en
daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en te doen vergezellen van bedreiging met geweld tegen[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken,
- de woning aan de[adres 1] heeft betreden en
- aan voornoemde personen een vuurwapen heeft getoond en
- dat vuurwapen op voornoemde personen heeft gericht en
- daarbij meermalen, althans eenmaal heeft gezegd tegen voornoemde personen "ik weet dat jullie een kluis in de kelder hebben staan. Ik wil geld. Dan overkomt u niets" en "ik wil geld anders schiet ik je kop eraf" en "we gaan nu naar beneden" en "Ik wil geld",
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2.
hij op 11 december 2010 te Breda een wapen van categorie I onder 7°, te weten een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen, voorhanden heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:
poging tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Het onder 2 subsidiair bewezen verklaarde levert op: