ECLI:NL:GHSHE:2014:635

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
10 maart 2014
Publicatiedatum
10 maart 2014
Zaaknummer
20-001700-12
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot diefstal in vereniging met geweld in een woning en wapenbezit

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Breda, waarbij de verdachte is veroordeeld voor medeplichtigheid aan een poging tot diefstal met geweld en het voorhanden hebben van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. De feiten dateren van 11 december 2010, toen de verdachte samen met een medeverdachte een woning in Breda binnenging met de bedoeling om geld te stelen. De medeverdachte bedreigde de bewoners met een vuurwapen en eiste geld. De verdachte had de medeverdachte geholpen bij de voorbereiding van de overval, waaronder het verstrekken van een wapen en het regelen van vervoer. Het hof heeft het beroep van de verdachte behandeld en is tot de conclusie gekomen dat de verdachte als medepleger van de poging tot overval kan worden aangemerkt. Het hof heeft het eerdere vonnis vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar. De verdachte is vrijgesproken van het voorhanden hebben van een jachtgeweer, omdat er onvoldoende bewijs was dat het voorwerp daadwerkelijk een jachtgeweer was. Het hof heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers meegewogen in de strafmaat.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-001700-12
Uitspraak : 10 maart 2014
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Breda van 27 april 2012 in de strafzaak met parketnummer 02-801232-11 tegen:

[verdachte],

geboren te[geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres 1].
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van - kort gezegd - medeplichtigheid aan een poging tot diefstal voorafgegaan van bedreiging met geweld (feit 1 subsidiair) en het voorhanden hebben van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp (feit 2 subsidiair) veroordeeld tot een gevangenisstraf van twintig maanden met aftrek van voorarrest, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en met reclasseringstoezicht als bijzondere voorwaarde. Voorts is de onttrekking aan het verkeer gelast van de onder verdachte in beslag genomen drugs.
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de verdachte ter zake het medeplegen van een poging tot diefstal met geweld (feit 1 primair) en het voorhanden hebben van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp (feit 1 subsidiair) zal veroordelen tot een gevangenisstraf van vier jaar met aftrek van voorarrest. Voorts heeft de advocaat-generaal de onttrekking aan het verkeer gevorderd van de onder verdachte in beslag genomen drugs.
De verdediging heeft vrijspraak van de gehele tenlastelegging bepleit. Subsidiair heeft de verdediging een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 11 december 2010 te Breda ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen goederen en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en
zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die goederen/geld onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, door met een voorwerp een ruit te vernielen, en/of
daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
- de woning aan de[adres 1] heeft betreden en/of
- aan voornoemde personen een vuurwapen heeft getoond en/of
- dat vuurwapen op voornoemde personen heeft gericht en/of
- daarbij meermalen, althans eenmaal heeft gezegd tegen voornoemde personen "geld of ik schiet je kapot" en/of "ik weet dat jullie een kluis in de kelder hebben staan. Ik wil geld. Dan overkomt u niets" en/of "ik wil geld anders schiet ik je kop eraf" en/of "we gaan nu naar beneden, als je doet wat ik wil overkomt jullie niets" en/of "mevrouw ik doe u niets. Ik wil geld", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
subsidiair dat:
[betrokkene] op of omstreeks 11 december 2010 te Breda, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen goederen en/of geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [betrokkene] en/of zijn mededader(s) en/of aan verdachte, welke poging tot diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
- zich naar de woning aan de[adres 1] heeft begeven en/of
- de woning aan de[adres 1] heeft betreden en/of
- aan voornoemde personen een vuurwapen heeft getoond en/of
- dat vuurwapen op voornoemde personen heeft gericht en/of
- daarbij meermalen, althans eenmaal heeft gezegd tegen voornoemde personen "geld of ik schiet je kapot" en/of "ik weet dat jullie een kluis in de kelder hebben staan. Ik wil geld. Dan overkomt u niets" en/of "ik wil geld anders schiet ik je kop eraf" en/of "we gaan nu naar beneden, als je doet wat ik wil overkomt jullie niets" en/of "mevrouw ik doe u niets. Ik wil geld", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 11 december 2010 te Breda en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door:
- die [betrokkene] op te halen in zijn woonplaats en/of
- die [betrokkene] te helpen met de voorbereidingen van de overval en/of
- met die [betrokkene] afspraken te maken over de verdeling van de buit en/of
- die [betrokkene] een schuilplaats te verschaffen en/of
- het door die [betrokkene] gebruikte en door hem verstopte vuurwapen op te halen en/of
- die [betrokkene] na de overval naar huis te brengen.
2.
hij op of omstreeks 11 december 2010 te Breda een of meer wapens van categorie II en/of III, te weten een jachtgeweer, voorhanden heeft gehad;
subsidiair dat:
hij op of omstreeks 11 december 2010 te Breda (een) wapen(s) van categorie I onder 7°, te weten een jachtgeweer, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, zijnde (een) voorwerp(en) dat/die voor wat betreft zijn/hun vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde(n) met (een) vuurwapen(s) en/of met (een) voor ontploffing bestemde voorwerp(en) voorhanden heeft gehad;
De in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsmiddelen [1]
1.
Een proces-verbaal van verhoor aangever van 8 januari 2011, pagina 87 t/m 90, voor zover dit inhoudt als verklaring van aangever[slachtoffer 1]:
Mijn naam is [slachtoffer 1] en ik woon op de[adres 1]. Zaterdag 11 december 2010, omstreeks 08:15 à 08:20 uur, werd ik wakker van gegil van mijn 9-jarige dochter [slachtoffer 5] en een knal. Ik ben gelijk uit bed gestapt en de overloop opgelopen. [slachtoffer 5] kwam de trap opgerend. Ik zag dat er een persoon achter [slachtoffer 5] de trap op kwam gerend. Ik zag dat deze persoon een bivakmuts op had en een dubbelloops jachtgeweer in de hand had. Hij richtte het wapen naar boven in mijn richting. Ik zal hem van nu af de overvaller noemen. De overvaller stopte op ¾ van de trap. Op dat moment kwam ook mijn vrouw de overloop opgelopen. Ook mijn 12-jarige dochter [slachtoffer 1] kwam de overloop opgelopen en ik zag dat mijn 11-jarige dochter[slachtoffer 4] de zoldertrap af kwam gelopen.
Ik zag dat de overvaller de overloop op kwam lopen. De overvaller stond toen tussen mij en mijn vrouw in. Hij richtte het wapen toen op mijn vrouw[slachtoffer 2]. Hij riep daarbij: “Ik weet dat jullie ene kluis in de kelder hebben staan. Ik wil geld. Dan overkomt u niets.” Hij draaide zich naar mij. Hij zei: “Ik wil geld anders schiet ik je kop eraf.” De overvaller richtte daarop het wapen weer op mijn vrouw en zei daarbij: “We gaan nu naar beneden.”
2.
Een proces-verbaal van verhoor benadeelde van 12 december 2010, p. 91 t/m 93, voor zover dit inhoudt als verklaring van [slachtoffer 2]:
Mijn naam is[slachtoffer 2] en ik woon op de[adres 1].
Ik woon samen met mijn man, [slachtoffer 1] en mijn drie dochters [slachtoffer 1],[slachtoffer 4] en [slachtoffer 5].
Ik werd vanochtend op een gegeven moment wakker. Nog geen vijf minuten later hoorde ik paniek. Ik rende de gang in. Ik zag een onbekende man samen met mijn man en mijn drie kinderen op de overloop staan. Ik hoorde dat de man riep: “Mevrouw, ik doe u niets. Ik wil geld. Ik wil geld.” Ik zag dat hij stond te zwaaien met een jachtgeweer. Ik pakte het geweer met twee handen vast en duwde het de lucht in, zodat hij niet kon schieten. Ineens rende hij de trap af. Hij rende via de voordeur naar buiten.
3.
Een proces-verbaal van sporenonderzoek van 11 december 2010, p. 228 t/m 230, voor zover dit inhoudt als relaas van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant], beiden inspecteur:
Op zaterdag 11 december 2010 te 10.00 uur werd door ons een forensisch onderzoek naar sporen verricht in verband met een overval in een woning, gepleegd op zaterdag 11 december 2010.
Het onderzoek is verricht in een vrijstaand pand bij [slachtoffer 2],[adres 1].
De plaats waar men het pand binnendrong was gelegen aan de linkerzijde van het pand.
Men drong de woning binnen door de onderste ruit van de linkerhelft van de in de linkerzijgevel aanwezige tuindeur te vernielen. De in deze deurhelft aanwezige thermopaneruit werd ingeslagen met een onbekend voorwerp.
Tegen de rechterzijgevel van het pand stond links naast de poort een bandenlichter.
4.
Een proces-verbaal van verhoor getuige van 23 november 2011, p. 207 t/m 218, voor zover dit inhoudt als verklaring van getuige [getuige]:
V=Vraag verbalisanten
A=Antwoord getuige
Pag. 208
A: De familie van[betrokkene], en dan bedoel ik [verdachte] en [betrokkene], hebben een tip gehad van een goede kennis van hun. Ze hebben de tip gehad van een kennis uit het Bruin Café op het Nolensplein. Degene die de tip heeft gehad, is ook degene die de overval gepleegd heeft. Ik weet dat de tip was dat er 80.000 euro zou liggen in een huis aan de[adres 1].
Ik weet dat ze die tip samen uitgewerkt hebben. Die ochtend van de overval, is de man die de tip had gekregen en die dus de overval uiteindelijk heeft gepleegd, rond 05.30 uur bij hen binnengekomen. Ik lag beneden op de bank te slapen. [verdachte] was al beneden en die heeft die overvaller binnengelaten. Ik werd daar wakker van omdat de hond aansloeg. [verdachte] en de overvaller hebben samen een gesprek gehad. Ze zaten in de eethoek in de woonkamer. Zij hadden niet in de gaten dat ik op dat moment wakker was geworden. [verdachte] en de overvaller hadden dus een gesprek over die 80.000 euro die in dat huis aanwezig zou zijn en de overval zelf.
Ze moesten snel geld hebben. De familie [betrokkene] heeft een huurachterstand en de overvaller had ook snel geld nodig om boetes en leningen etc. af te betalen. Hij moest anders een aantal dagen gaan zitten. Ze zeiden dat ze het na de overval allemaal beter zouden hebben, omdat ze ver uit de financiële problemen zouden zijn.
Er werd besproken dat de overvaller die de overval zou gaan doen, dat alleen zou gaan doen en daarna zou terugkomen naar de familie [betrokkene] om daar te schuilen.
Wat ik er van mee heb gekregen is dat ze er al eerder over hadden gesproken.
[verdachte] heeft de overvaller min of meer aangekleed. Die overvaller moest namelijk een groot jachtgeweer meenemen en dat moest onder zijn kleding verstopt worden.
Pag. 209.
Ik heb ze [het hof begrijpt: [verdachte] en de overvaller] samen binnen horen en zien komen. . [verdachte] had zijn jas aan en was weg geweest met de auto..
De overvaller was helemaal in het donker gekleed. Ze hadden meerdere mutsen en kleding klaarliggen en daar zijn ze in de gang mee aan het rommelen geweest.
Het wapen werd met moeite in zijn broek gedaan. Het leek mij een lang jachtgeweer.
Pag. 210
Rond 08.00 uur is de overvaller vertrokken uit de woning van [betrokkene] en [betrokkene]. Hij ging lopend. [verdachte] is redelijk op zijn gemak gaan zitten. Er hangen camera’s aan de woning van [betrokkene] en [betrokkene] waar je een deel van de straat op kunt zien. De camera’s zijn op 2 aparte tv’s aangesloten. Hij hield de camera in de gaten om te zien wanneer die gozer terug kwam en hij dus de deur open kon doen.
Pag. 211
Iets over 08.30 uur kwam de overvaller weer terug bij de woning van [betrokkene] en [betrokkene]. [betrokkene] en [betrokkene] zaten op de camera’s te kijken en zeiden tegen elkaar: “Oh, daar is tie weer.” [betrokkene] is toen snel de deur open gaan doen en liet de overvaller binnen, ook omdat een oudere man uit de straat net met zijn boodschappentas zijn huis verliet. [betrokkene] en [betrokkene] zeiden tegen elkaar dat de deur snel open moest voordat die man iets zou zien. Op het moment dat de overvaller binnen gelaten werd was er een hoop gestommel in de gang en in de keuken omdat hij daar zijn kleding aan het uittrekken was.
De overvaller kwam best paniekerig binnen. Hij zei dat het niet gelukt was omdat hij op een paar bewoners was gestuit. Er waren kinderen aanwezig en daar was hij van geschrokken.
Pag. 212
De overvaller zei dat hij zijn jachtwapen ergens op de hoek bij de [adres 1] in de bossen had gegooid. Dit omdat het al daglicht werd en er al een postbode en wat andere mensen op straat waren. Hij zei dat dat ding te groot was om onopvallend mee te pakken. Daarom had hij het daar dus snel gedumpt.
V: Hoe reageerde de familie [betrokkene] daarop?
A: De eerste prioriteit was dat dat wapen daar snel weg moest en daarop heeft [betrokkene] meteen actie ondernomen om dus meteen samen met zijn zoon [betrokkene] in de auto te stappen, de Opel Astra, om het wapen te gaan halen. [betrokkene] zei nog dat hij goed moest kijken hoe hij dat zou gaan doen, omdat daar nogal wat familie van hem woont en die auto van hem zeer opvallend is.
[betrokkene] en [betrokkene] stapten in de auto. Na ongeveer een kwartiertje kwamen [betrokkene] en [betrokkene] met de auto weer thuis aan. Ze hadden het jachtwapen bij zich.
De overvaller zat gewoon te wachten. Hij vroeg zich af of ze het wapen zouden vinden en hoopte dat ze snel terug waren.
[betrokkene] is met de overvaller weer in de auto gestapt, die blauwe Opel Astra. Ze hebben dat wapen meegenomen en [betrokkene] heeft die overvaller naar huis gebracht.
Pag. 215
De overvaller droeg van die witte wegwerp ziekenhuishandschoenen. Die had hij aangedaan om geen vingerafdrukken achter te laten. Die handschoenen zijn bij [betrokkene] en [betrokkene] nog wel te vinden, want die hadden er nog meer in huis.
Ik weet dat de overvaller iets van een koevoet of een stuk ijzer bij zich had. Dat ding heeft hij daar in de tuin laten liggen. Dat ding heeft hij meegenomen bij de familie Van[betrokkene].
5.
Een proces-verbaal van getuigenverhoor bij de raadsheer-commissaris van 17 juni 2013, voor zover dit inhoudt als verklaring van getuige [getuige]:
Ik weet van de tip waarover ik op pagina 208 van het politiedossier spreek uit de gesprekken die [verdachte] en de hoofdverdachte op 11 december 2010 ’s ochtends voerden en/of uit gesprekken die de avond daarvoor werden gevoerd tussen [betrokkene], [verdachte] en de hoofdverdachte. Ik kan nu niet meer met zekerheid zeggen of ik die avond daarvoor al van die tip hoorde. De hoofdverdachte liep die avond wel een paar keer in en uit de woning van [verdachte]. In ieder geval hoorde ik die ochtend van de tip.
[betrokkene], de hoofdverdachte, wilde de hulp van [verdachte] bij de overval. Zij hadden alle twee
geldproblemen. [verdachte] zou voor een schuilplaats zorgen voor en na de overval. En vervoer vanuit zijn woonplaats Sint Willibrord naar Breda op de heenweg en de terugweg. Als [verdachte] daaraan mee zou werken zou hij een geldbedrag krijgen. In mijn bijzijn is er niet over gesproken hoeveel dat zou zijn.
De avond ervoor is tussen [verdachte] en [betrokkene] besproken dat er een telefoon klaar zou liggen en welk tijdstip gunstig zou zijn voor het vertrek vanuit het huis van [verdachte] naar de plek van de overval. ’s Nachts zou er nog telefonisch contact zijn tussen [betrokkene] en [verdachte] over het moment waarop [betrokkene] opgehaald zou worden. Ik heb niet gehoord dat er ’s nachts een telefoongesprek is gevoerd, maar ik heb dat later afgeleid uit het gesprek dat [betrokkene] en [verdachte] voerden voorafgaand aan de overval.
Bij de uitwerking ’s ochtends van de overval is gesproken over hoe het wapen gedragen zou worden dat [betrokkene] mee zou nemen, over het dragen van handschoenen en over de mogelijkheid dat er kinderen aanwezig zouden zijn in de woning waar de overval plaats zou vinden. Verder kreeg [betrokkene] een koevoet mee die later is aangetroffen in de tuin waar de overval plaatsvond. Ook is gesproken over de vluchtroute en is afgesproken dat [verdachte] en [betrokkene] de camerabeelden op de televisie in de gaten zouden houden zodat zij direct de deur voor [betrokkene] zouden kunnen opendoen als hij terug kwam. Verder zou hij na de overval kleding van [verdachte] of [betrokkene] aandoen die ook werd klaargelegd en zou hij door [betrokkene] in de Opel Astra naar huis worden gebracht.
6.
Een proces-verbaal van getuigenverhoor bij de raadsheer-commissaris van 11 december 2013, voor zover dit inhoudt als verklaring van getuige [getuige]:
Ik heb gezien dat de overvaller van die witte wegwerphandschoenen droeg. Ik heb dat gezien toen [verdachte] die pakte en aan [betrokkene] gaf. Die zijn uit een kastje in de woonkamer gepakt.
U vraagt mij of ik [betrokkene] daarvoor al eens had gezien. Ik heb hem alleen toen gezien bij de familie. Hij is daarvoor een keer bij de familie geweest om het een en ander te bespreken over de overval. Ik weet niet hoe lang daarvoor dat geweest is. Ik weet dat omdat ik dat heb opgevangen. Ik weet nu niet mee precies hoe dat is gegaan. Toen ik bij de politie de verklaring heb afgelegd stond me dit nog helder voor ogen. Ik weet nu niet meer hoe lang daarvoor die voorbespreking is geweest. Het zal geen maanden zijn, eerder dagen of weken.
7.
Een proces-verbaal van verhoor verdachte van 24 november 2011, p. 305 t/m 312, voor zover dit inhoudt als verklaring van verdachte [betrokkene]:
V=Vraag verbalisanten
A= Antwoord verdachte
Pag. 306
V: Nu zit je hier als verdachte van betrokkenheid bij een overval op de[adres 1]. Wat kun je hierover vertellen.
A: Er wordt gebeld, ik lig te slapen, we nemen op. Ik moet daar naartoe, naar Willebrord, naar[betrokkene], want hij had geen geld voor de taxi. Ik ga hem ophalen en ik zet hem af.
Daarna is hij nog bij mij geweest. Hij kwam van de [adres 2].
Pag. 307
V: Wat is er gebeurd tussen dat hij bij jou aan de deur kwam en voordat jij hem naar huis bracht?
A: Toen ben ik gaan rijden, langs de [adres 1]. Daar ben ik gaan kijken. Ik heb dat ding opgehaald, dat geweer. Het was een langwerpige. Het leek wel een buks. Ik ben toen naar huis gereden, toen dat ding weggebracht.
V: Waar lag dat wapen?
A: Dat lag in de bossen.
V: Wat bedoel je met dat ding weggebracht?
A: Naar[betrokkene], die was toen al thuis.
Pag. 308
V: Heb je eerst[betrokkene] naar huis gebracht dan?
A: Ja.
V: Je zei eerder dat hij jou belde en dat je hem hebt opgehaald.
A: Toen zijn we nog bij mij thuis geweest. Hij pakte zijn spullen en ging weg.
Pag. 309
V: Hoe lang was[betrokkene] binnen voordat hij wegging?
A: 20 minuten, om en nabij.
V: Wat zou hij in die woning vinden?
A: Geld, grote bedragen.
Pag. 310
V: Wat hebben jullie daarover [het geld] afgesproken?
A: Een bedrag, ik weet niet meer hoeveel.
8.
Een proces-verbaal van verhoor van verdachte van 30 november 2011, p. 315 t/m 324, voor zover dit inhoudt al verklaring van verdachte [betrokkene]:
V=Vraag verbalisanten
A= Antwoord verdachte
Pag. 317
V: Hebben jullie besproken wat er overvallen zou worden?
A: Geld.
V: Maar wat zou hij dan gaan overvallen?
A: Op de [adres 2]. Het huisnummer weet ik niet.
Pag. 318
V: [betrokkene] heeft verklaard dat er afspraken gemaakt zijn over de buit. Wat kun jij daar over zeggen.
A: Hij zei dat ik wat zou krijgen. Ik kan me niet herinneren hoeveel ik zou krijgen.
V: Je hebt eerder verklaard dat[betrokkene] een vistas bij zich had en dat daar een wapen in zat. Is het wapen bij jullie in de woning uit de vistas geweest?
A: Ja, in de woonkamer.
V: Wat heeft[betrokkene] met het wapen gedaan?
A: Klaarmaken.
Pag. 319
V: Jij en [betrokkene] hebben verklaard dat[betrokkene] chirurgenhandschoenen droeg toen hij bij jullie wegging. Dat klopt?
A: Gloves.
V: Waarom droeg hij die?
A: Vingerafdrukken. Om te voorkomen.
V: Waar kwamen die handschoentjes vandaan?
A: Van mij. Die gebruik ik wel eens als ik aan het sleutelen ben.
V: [getuige] heeft verklaard dat jij geholpen hebt om het wapen te verstoppen en[betrokkene] min of meer hebt aangekleed. Wat heb je daar op te zeggen?
A: Dat kan.
Vrijspraak
Het hof is van oordeel dat bij gebrek aan voldoende wettige bewijsmiddelen niet kan worden bewezen dat de verdachte het onder 2. primair ten laste gelegde heeft begaan, immers ontbreekt een bewijsmiddel op basis waarvan kan worden vastgesteld dat het op een vuurwapen gelijkende voorwerp dat de verdachte voorhanden heeft gehad, daadwerkelijk een jachtgeweer was. De verdachte wordt derhalve van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijgesproken.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde
De verdediging heeft aangevoerd dat de verdachte niet als medepleger van de poging tot overval in de woning kan worden aangemerkt. Het hof overweegt met betrekking tot dit verweer het volgende.
Het bestanddeel ‘door twee of meer verenigde personen’ in artikel 312, tweede lid, onder 2°, van het Wetboek van Strafrecht kan worden opgevat als medeplegen in de zin van artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht. Van medeplegen kan worden gesproken indien er een bewuste en nauwe samenwerking is tussen de verdachte en zijn mededader(s), gericht op het te plegen strafbare feit. Een bewuste en nauwe samenwerking kan onder meer blijken uit voorafgaande – uitdrukkelijke of stilzwijgende - afspraken over de uitvoering, taakverdelingen, de aanwezigheid van de verdachte ten tijde van het delict, het blijven meedoen daaraan (het zich niet distantiëren) en de verdeling van de buit.
Niet is zonder meer vereist dat de verdachte zelf een uitvoeringshandeling heeft verricht. Zelfs fysieke afwezigheid ten tijde van de uitvoering van het delict hoeft niet aan het aannemen van medeplegen in de weg te staan, mits de verdachte op een andere wijze voldoende substantieel heeft bijgedragen aan het delict. In dat kader is het relevant in hoeverre de verdachte het delict heeft medegeorganiseerd, plannen heeft gemaakt, aanwijzingen heeft gegeven en middelen heeft verschaft. Door een weging van deze factoren kan worden beoordeeld of de medepleger daadwerkelijk een met de fysiek aanwezige dader vergelijkbare verantwoordelijkheid heeft gedragen voor het delict.
In de onderhavige zaak acht het hof de volgende, aan de bewijsmiddelen ontleende feiten en omstandigheden van belang voor de beoordeling van de mate van betrokkenheid van de verdachte bij de poging tot overal in de woning:
  • de verdachte en zijn medeverdachte hebben vóór 11 december 2010 overleg gehad over de te plegen overval aan de [adres 2] te Breda;
  • bij het aan 11 december 2010 voorafgaande overleg zijn in elk geval afspraken gemaakt over het vervoer van de medeverdachte vanuit Sint Willibrord naar Breda en terug en over het tijdstip van vertrek vanuit het huis van verdachte naar de plek van de overval.
  • in de vroege ochtend van 11 december 2010 heeft de verdachte zijn medeverdachte in Sint Willibrord opgehaald en mee naar zijn woning genomen.
  • in de ochtend van 11 december 2010 hebben de verdachte en zijn medeverdachte bij verdachte thuis afspraken gemaakt over de uitvoering van de overval. Daarbij is besproken dat de medeverdachte ‘[betrokkene]’ naar de woning aan de [adres 2] te Breda zou gaan. Er werd ook besproken dat er mogelijk kinderen aanwezig zouden zijn in de woning;
  • de verdachte en de medeverdachte hebben besproken hoe het wapen gedragen zou worden dat de medeverdachte ‘[betrokkene]’ mee zou nemen;
  • de verdachte heeft de medeverdachte min of meer aangekleed, waarbij het jachtgeweer onder de kleding verstopt is;
  • de verdachte heeft zijn medeverdachte witte wegwerphandschoenen gegeven om aan te doen;
  • de medeverdachte kreeg een koevoet mee van de familie van verdachte;
  • de verdachte en de medeverdachte bespraken wat de vluchtroute zou zijn;
  • de verdachte en de medeverdachte spraken af dat de verdachte de camerabeelden in gaten zou houden, zodat hij direct de deur voor de medeverdachte kon opendoen als hij terugkwam;
  • de verdachte en de medeverdachte spraken af dat de verdachte kleren zou klaarleggen voor de medeverdachte, zodat hij zich na de overval kon omkleden;
  • de verdachte en de medeverdachte spraken af dat de verdachte de medeverdachte na de overval naar huis zou brengen;
  • de verdachte zou een deel van de buit krijgen;
  • De verdachte heeft de medeverdachte na de mislukte overval weer naar Sint Willibrord gebracht;
Hetgeen hiervoor is opgesomd duidt naar het oordeel van het hof op een grote mate van betrokkenheid van de verdachte. Hij heeft de poging tot overval mede georganiseerd, hij heeft onontbeerlijke hulp verschaft en hij zou meedelen in de buit. De verdachte was op de hoogte van de wijze waarop de overval zou worden uitgevoerd en heeft daar vooraf en, krachtens vooraf gemaakte afspraken ook achteraf een substantiële bijdrage aan geleverd. Het hof is dan ook van oordeel dat aangemerkt kan worden als die van medepleger van de poging tot overval en dat hij verantwoordelijk kan worden gehouden voor de in de bewezenverklaring opgesomde uitvoeringshandelingen.
Anders dan de verdediging acht het hof de verklaringen van getuige [getuige] bij de politie en de raadsheer-commissaris betrouwbaar, omdat deze verklaringen zowel in de grote lijnen als ten aanzien van belangrijke details met elkaar in overeenstemming zijn en bovendien op belangrijke punten bevestiging vinden in de verklaringen van verdachte. Redenen om aan te nemen dat getuige [getuige] structureel onwaarheden heeft verklaard, zijn niet aannemelijk geworden. Het hof hecht in dat kader ook geen betekenis aan de omstandigheid dat de omschrijving die getuige [getuige] heeft gegeven van de woning van verdachte, niet (geheel) overeenkomt met de door de raadsman overgelegde foto’s van die woning. Het is immers niet ondenkbaar dat de inrichting en indeling van de woning in de loop van de tijd is veranderd
Het hof verwerpt de verweren van de verdediging.
Ten aanzien van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte het wapen dat de medeverdachte bij de poging tot overval heeft gebruikt, uit de bosjes heeft gehaald en naar Sint Willibrord heeft gebracht. Daarmee heeft de verdachte het wapen opzettelijk voorhanden gehad. De omstandigheid dat hij het wapen niet wilde houden en het na verloop van tijd zou afgeven aan de medeverdachte, doet daar niet aan af.
Een deskundigenrapport waaruit kan volgen dat het door getuige [getuige] en de verdachte zelf als jachtgeweer omschreven wapen daadwerkelijk een jachtgeweer was, ontbreekt. Vaststaat echter dat het wapen eruit zag als een jachtgeweer en daarmee een op een vuurwapen gelijkend voorwerp was.
De verweren van de verdediging ten aanzien van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde worden derhalve verworpen.
Bewezenverklaring
Op basis van de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 11 december 2010 te Breda ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld, toebehorende aan[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2],
zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak, door met een voorwerp een ruit te vernielen, en
daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en te doen vergezellen van bedreiging met geweld tegen[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken,
- de woning aan de[adres 1] heeft betreden en
- aan voornoemde personen een vuurwapen heeft getoond en
- dat vuurwapen op voornoemde personen heeft gericht en
- daarbij meermalen, althans eenmaal heeft gezegd tegen voornoemde personen "ik weet dat jullie een kluis in de kelder hebben staan. Ik wil geld. Dan overkomt u niets" en "ik wil geld anders schiet ik je kop eraf" en "we gaan nu naar beneden" en "Ik wil geld",
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2.
hij op 11 december 2010 te Breda een wapen van categorie I onder 7°, te weten een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen, voorhanden heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:
poging tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Het onder 2 subsidiair bewezen verklaarde levert op:

handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte is medepleger van een brutale poging tot overval op een woning, gepleegd met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. Op een zaterdagochtend is de medeverdachte via een raam een woning binnengedrongen en heeft hij onder dreiging van een wapen een echtpaar gesommeerd om geld af te geven. De drie jonge dochters van het echtpaar waren daar getuige van. Een van de dochters is zelfs door de medeverdachte achterna gerend terwijl de medeverdachte het wapen zichtbaar bij zich droeg. Het spreekt voor zich dat een overval als de onderhavige enorme inbreuk moet hebben gemaakt op het gevoel van veiligheid van de slachtoffers in hun eigen woning.
De verdachte heeft deze overval medegeorganiseerd en er mede uitvoering aan gegeven. De verdachte zou daar financieel beter van worden. Bij het beramen van het plan is ter sprake gekomen dat er kinderen in de woning aanwezig konden zijn. Desondanks heeft de verdachte zijn best gedaan om een op een wapen gelijkend voorwerp, in de kleding van zijn medeverdachte te verstoppen ten behoeve van de overval. De verdachte regelde vervoer, inbrekersgerei en kleding. Vanuit zijn woning werd de overval in gang gezet en zijn woning diende daarna als schuilplaats.
Ten aanzien van een overval als de onderhavige kan naar het oordeel van het hof niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een gevangenisstraf van enkele jaren. Het hof let daarbij op de ernst ervan in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Volgens de oriëntatiepunten van de rechtspraak zou een gevangenisstraf van vijf jaar als passend kunnen worden beschouwd voor een voltooide gewelddadige overval in een woning. In het onderhavige geval zijn de planmatigheid van deze overval, het gebruik van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, en de omstandigheid dat bewust is aanvaard dat er kinderen slachtoffer zouden kunnen worden strafverzwarende omstandigheden, die een gevangenisstraf van zes jaar voor een voltooide overval zouden rechtvaardigen. Nu de overval niet is voltooid, vermindert het hof die straf met een derde, waarbij het hof wel opmerkt dat het mislopen van de buit in deze zaak van ondergeschikt belang is.
Het voorhanden hebben van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp is in deze straf verdisconteerd.
In de omstandigheid dat niet de verdachte, maar zijn medeverdachte de woning is binnengegaan, ziet het hof geen aanleiding om de straf voor de verdachte verder te matigen. De verdachte zat, gelet op het voor- en natraject van de overval, er even “diep” in als zijn medeverdachte.
Beslag
Het hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp, dat bij gelegenheid van het onderzoek naar de door verdachte begane misdrijven werd aangetroffen, wordt op grond van artikel 13a van de Opiumwet onttrokken aan het verkeer.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 45, 47, 57, 63 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 13 en 55 van de Wet wapens en munitie en artikel 13a van de Opiumwet, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 2 subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: 1.00 STK drugs, kleur: bruin (voorwerp 644218).
Aldus gewezen door
mr. E.A.A.M. Pfeil, voorzitter,
mr. W.E.C.A. Valkenburg en mr. O.A.J.M. Lavrijssen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R. van den Munckhof, griffier,
en op 10 maart 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. W.E.C.A. Valkenburg is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De hierna opgesomde bewijsmiddelen zijn - tenzij anders vermeld - opgenomen in het in