Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
primair: het verzoek van de man af te wijzen tot het aan hem toekennen van het voortgezet gebruik van de woning aan de [adres 1] te ( [postcode] ) [plaats] en tot het gebruik van de bij die woning en tot de inboedel daarvan behorende zaken gedurende zes maanden na inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand;
primairte bepalen dat de vrouw binnen veertien dagen na de te geven beschikking aan de man een bedrag van € 46.964,44 dient te voldoen, te vermeerderen met de helft van datgene dat de vrouw heeft opgenomen van de in de gemeenschap vallende rekeningen voor 1 januari 2012 ten behoeve van de aankleding / het schilderen / behangen etc. en het betrekken van haar huurwoning;
- de vrouw, bijgestaan door mr. De Bruijn;
- de man, bijgestaan door mr. Zonnenberg.
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 21 mei 2013;
- de brief met bijlagen van de advocaat van de man d.d. 14 april 2014;
- de brief van de advocaat van de vrouw d.d. 23 april 2014;
- de ter zitting door de advocaat van de vrouw voorgedragen pleitnota.
3.De beoordeling
- bepaald dat de man tegenover de vrouw bevoegd is de bewoning van de echtelijke woning en het gebruik van de bij die woning en tot de inboedel behorende zaken gedurende zes maanden na inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand voort te zetten;
- bepaald dat de man vanaf de dag waarop de echtscheidingsbeschikking zal zijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand als bijdrage in de kosten levensonderhoud en studie van de jong-meerderjarige [zoon van partijen 1] dient te betalen een bedrag van € 500,- per maand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
- de beslissing met betrekking tot de bijdrage in de kosten levensonderhoud en studie uitvoerbaar bij voorraad verklaard;
- het verzoek van de vrouw tot vaststelling van partneralimentatie afgewezen;
- de wijze van verdeling van de huwelijksgemeenschap vastgesteld zoals in die beschikking is overwogen;
- bepaald, uitvoerbaar bij voorraad, dat de vrouw ter zake verrekening van kosten een bedrag van in totaal € 1.537,87 aan de man dient te voldoen, te vermeerderen met strikte privé uitgaven en –opnamen van de vrouw, die ten laste van gemeenschappelijk vermogen zijn gedaan;
- het meer of anders verzochte afgewezen.
- [zoon van partijen 2] € 1.100,-
- [dochter van partijen] € 1.158,-
- [zoon van partijen 1] € 1.100,-
- Wat is de huidige vrije verkoopwaarde (de datum van het taxatierapport) van de woning staand en gelegen aan [adres 1] te ( [postcode] ) [plaats] (daarbij de door of namens de man gedane verbouwingen buiten beschouwing latend)?
- Heeft u voor het overige nog opmerkingen waarvan u het zinvol acht dat het hof daarvan kennis neemt?
bij Rabobank met rekeningnummer [Rabo-bankrekeningnummer] (waar het hier om gaat).Hoe uit deze overschrijving dan volgt dat het saldo op de onderhavige rekening aan [zoon van partijen 1] toekomt, is zonder nadere toelichting die de man heeft nagelaten te geven niet in te zien. Ook overigens is in de overgelegde processtukken geen steun te vinden voor de stelling van de man. In zoverre slaagt de grief van de vrouw dan ook. Het beroep dat de vrouw doet op artikel 3:194 lid 2 BW gaat echter niet op, nu iedere onderbouwing van die stelling ontbreekt.
- rechtmatig belang: de verzoeker moet een rechtmatig belang bij inzage, uittreksel of afschrift hebben. Het moet gaan om stukken waarbij een partij een direct en concreet belang heeft. De partij die inzage, een uittreksel of afschrift verlangt dient voldoende concrete feiten en omstandigheden te stellen waaruit dit belang blijkt.
- bepaalde bescheiden: de verzoeker moet inzage, uittreksel of afschrift vorderen van een bepaald bescheiden. Fishing expeditions zijn daardoor uitgesloten.
- partij zijn bij de rechtsbetrekking: de inzage, het afschrift of uittreksel moet gaan om een onderhandse akte of een ander bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarin verzoeker of zijn rechtsvoorganger partij is. Het hebben van een rechtens relevant belang is niet voldoende.
4.De beslissing
en ten aanzien van de conceptrapportage– partijen in de gelegenheid stelt opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat uit het schriftelijk bericht van de deskundige moet blijken of aan dit voorschrift is voldaan, terwijl in het bericht tevens melding wordt gemaakt van de inhoud van zodanige opmerkingen en verzoeken;
drie maandennadat door de griffier is bericht dat met het onderzoek kan worden begonnen;
bij brief aan de griffier van dit hofmet afschrift aan de wederpartij (die binnen twee dagen hierop kan reageren bij brief aan de griffier van dit hof met afschrift aan de wederpartij)tegen de hoogte van het voorschot bezwaar heeft/hebben gemaakt, in welk geval het hof op het bezwaar/de bezwaren zal beslissen en de hoogte van het voorschot zal bepalen;
binnen 2 weken na hedenzal overmaken naar IBAN-rekeningnummer NL53 RBOS 0569 990572 ten name van het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch onder vermelding van zaaknummers F 200.134.690/01 en F 200.134.691/01.