ECLI:NL:GHSHE:2014:606

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
4 maart 2014
Publicatiedatum
4 maart 2014
Zaaknummer
HD 200.134.951-01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident ex artikel 235 Rv inzake zekerheidstelling in hoger beroep bij aanname van werk

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, betreft het een incident ex artikel 235 Rv in een hoger beroep dat door [appellant] is ingesteld tegen M.B.E. Detachering B.V. De zaak is ontstaan uit een eerdere veroordeling door de rechtbank Limburg, waarbij [appellant] werd veroordeeld tot betaling aan MBE van € 85.641,87, exclusief omzetbelasting, vermeerderd met wettelijke handelsrente. [Appellant] vordert in het incident dat aan de uitvoerbaarverklaring van het vonnis de voorwaarde wordt verbonden dat MBE zekerheid stelt voor een bedrag van € 130.000,00, om te waarborgen dat, indien de veroordeling niet in stand blijft, hij in staat zal zijn om het bedrag terug te vorderen. [Appellant] onderbouwt zijn vordering met argumenten over de kredietwaardigheid van MBE, waaruit blijkt dat de financiële situatie van MBE zorgwekkend is. Het hof oordeelt dat de omstandigheden die door [appellant] zijn aangevoerd voldoende zwaarwegend zijn om zijn belang bij zekerheidstelling te laten prevaleren boven het belang van MBE om zonder zekerheid te kunnen voldoen aan de veroordeling. Het hof besluit dan ook om de gevorderde zekerheidstelling toe te wijzen en verbindt aan de uitvoerbaarverklaring bij voorraad de voorwaarde dat MBE deugdelijke zekerheid moet stellen. De beslissing over de proceskosten wordt aangehouden tot de einduitspraak in de hoofdzaak. De zaak wordt verwezen naar de rol van 18 maart 2014 voor memorie van antwoord in incidenteel appel aan de zijde van [appellant].

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.134.951/01
arrest van 4 maart 2014
gewezen in het incident ex artikel 235 Rv in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
advocaat: mr. J.L.E. Marchal te Maastricht,
tegen
M.B.E. Detachering B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
geïntimeerde in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat: mr. J.H.S. Kloots te Nijmegen,
op het bij exploot van dagvaarding van 13 september 2013 ingeleide hoger beroep van de door de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, gewezen vonnissen van 27 juni 2012 en 24 juli 2013 tussen appellant – [appellant] – tezamen met EBA B.V. als gedaagden in conventie, eisers in reconventie en geïntimeerde – MBE – als eiseres in conventie, verweerster in reconventie.

1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. C/04/113452/HA ZA 12-6)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnissen.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven met eiswijziging;
- de memorie in het incident van [appellant] d.d. 19 november 2013.
MBE heeft geen antwoordmemorie in het incident genomen.
[appellant] heeft arrest gevraagd in het incident.

3.De beoordeling

In het incident
3.1.
Bij vonnis van 24 juli 2013 heeft de rechtbank onder meer in conventie [appellant] veroordeeld tot betaling aan MBE van € 85.641,87 exclusief omzetbelasting, vermeerderd met wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW vanaf de vervaldata van de afzonderlijke facturen tot aan de dag van voldoening alsmede tot betaling van de proceskosten. De rechtbank heeft deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
3.2.
[appellant] vordert dat aan het bestreden vonnis de voorwaarde wordt verbonden dat MBE, ingeval van tenuitvoerlegging van dat vonnis, deugdelijke zekerheid moet stellen tot een bedrag van € 130.000,00, zijnde de som van de bedragen (inclusief btw en rente), waartoe [appellant] in eerste aanleg is veroordeeld.
[appellant] stelt hiertoe dat MBE, indien de veroordeling van eerste aanleg uiteindelijk niet in stand kan blijven, niet in staat zal zijn tot terugbetaling van voormeld bedrag. [appellant] heeft diverse producties overgelegd waaruit volgens hem blijkt dat de kredietwaardigheid van MBE zorgwekkend is, dat het eigen vermogen van MBE € 16.412,00 is, terwijl de schulden ruim € 160.000,00 zijn en dat uit een overzicht vennootschappelijke jaarrekeningen van de Kamer van Koophandel blijkt dat de liquiditeit en solvabiliteit slecht is.
Uit deze stukken blijkt volgens [appellant] dat MBE, wanneer zij tot terugbetaling verplicht zou zijn, onvoldoende verhaal zal bieden voor de vorderingen, waarvoor [appellant] in eerste aanleg is veroordeeld, zijnde ruim - inclusief btw en rente - € 130.328,10.
3.3.
Voor toewijzing van een incidentele vordering tot zekerheidstelling is vereist dat [appellant] in het incident belang heeft bij zekerheidstelling en dat zijn belang bij het verkrijgen daarvan zwaarder weegt dan het belang van de wederpartij dat aan de veroordeling wordt voldaan zonder dat zekerheid behoeft te worden gesteld. Bij deze belangenafweging dient de kans van slagen van het rechtsmiddel in de regel buiten beschouwing te blijven.
3.4.
Het hof zal de gevorderde zekerheidstelling toewijzen en aan de uitvoerbaarverklaring bij voorraad alsnog de voorwaarde verbinden dat zekerheid wordt gesteld. De hiervoor onder 3.2 - door MBE onweersproken - genoemde omstandigheden zijn naar het oordeel van het hof immers voldoende zwaarwegend om bij de afweging van de wederzijdse belangen van partijen, het belang van [appellant] te laten prevaleren boven dat van MBE.
3.5. De beslissing omtrent de kosten van het incident zal worden gereserveerd tot de einduitspraak.
In de hoofdzaak
3.6.
De zaak wordt naar de rol verwezen van 18 maart 2014 voor memorie van antwoord in incidenteel appel aan de zijde van [appellant]. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

4.De beslissing

Het hof:
in het incident:
verbindt aan de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van het door de rechtbank Limburg, onder zaak-/rolnummer C/04/113452/HA ZA 12-6 gewezen vonnis van 24 juli 2013 alsnog de voorwaarde dat door MBE ten gunste van [appellant] deugdelijke zekerheid wordt gesteld tot een bedrag van € 130.000,00, zulks tot zekerheid voor hetgeen eventueel dient te worden terugbetaald indien en zodra in de hoofdzaak door het hof onherroepelijk zal zijn beslist;
bepaalt dat voornoemd vonnis pas ten uitvoer gelegd mag worden nadat deze zekerheid is gesteld;
wijst af het meer of anders gevorderde;
houdt de beslissing over de proceskosten aan tot de einduitspraak in de hoofdzaak;
in de hoofdzaak:
verwijst dat de zaak naar de rol van 18 maart 2014 voor memorie van antwoord in incidenteel appel aan de zijde van [appellant];
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.M.A.M. Venhuizen, C.N.M. Antens en M.G.W.M. Stienissen en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 4 maart 2014.