Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[appellante 1] V.O.F.,gevestigd te [woonplaats],
[appellante 2],wonende te [woonplaats],
[appellant 3],wonende te [woonplaats],
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om een hoger beroep van appellanten, waaronder een vennootschap onder firma en enkele natuurlijke personen, tegen een vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch. De zaak betreft de vordering van de Stichting Bedrijfspensioenfonds voor het Beroepsvervoer over de Weg, die betaling eist van achterstallige pensioenpremies, rente en buitengerechtelijke incassokosten. De appellanten zijn van mening dat zij niet gehouden zijn tot betaling van de gevorderde bedragen en hebben in eerste aanleg geen verweer gevoerd, wat resulteerde in een veroordeling tot betaling van € 43.638,98 door de kantonrechter.
Het hof heeft in deze procedure de processtukken beoordeeld en vastgesteld dat de Stichting, als bedrijfstakpensioenfonds, op grond van de Pensioenwet en het ministerieel besluit, recht heeft op de betaling van de premies door de appellanten, die werkzaam zijn in de sector beroepsvervoer. De appellanten hebben in hun hoger beroep de vernietiging van het vonnis gevorderd en de Stichting verzocht om terugbetaling van reeds betaalde bedragen, alsook om de proceskosten te vergoeden.
Tijdens de zitting heeft het hof opgemerkt dat niet alle processtukken compleet zijn en heeft het de Stichting de gelegenheid gegeven om ontbrekende stukken in te dienen. Tevens is er ruimte geboden voor de appellanten om te reageren op de door de Stichting ingebrachte producties. Het hof heeft de zaak naar de rol verwezen om partijen in de gelegenheid te stellen hun standpunten verder toe te lichten. De uitspraak van het hof is gedaan op 4 maart 2014, waarbij de verdere beslissing is aangehouden.