Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De beoordeling
4.De uitspraak
22 april 2017;
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak gaat het om de verlenging van de schuldsanering van de appellante, die in hoger beroep is gekomen tegen een vonnis van de rechtbank Limburg. De rechtbank had op verzoek van de bewindvoerder de schuldsanering tussentijds beëindigd, omdat de appellante niet voldeed aan haar verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling. De mondelinge behandeling vond plaats op 17 december 2014, waarbij zowel de appellante als de bewindvoerder aanwezig waren. De rechtbank had vastgesteld dat de appellante niet voldoende had gesolliciteerd en haar informatieplicht niet was nagekomen. De appellante betwistte deze conclusies en voerde aan dat zij zich had ingespannen om werk te vinden en dat zij niet op de hoogte was van haar tekortkomingen.
Het hof heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de appellante vanaf september 2013 te weinig had gesolliciteerd en haar informatieplicht niet had nageleefd. Desondanks heeft de appellante recentelijk verbetering laten zien door een aanvullende baan te vinden en meer sollicitaties te doen. Het hof besloot om de schuldsanering met één jaar te verlengen, in plaats van de door de bewindvoerder gevraagde tussentijdse beëindiging. Het hof benadrukte het belang van adequate hulp voor de appellante om terugval te voorkomen en gaf haar een laatste kans om de schuldsanering succesvol af te ronden. De uitspraak van het hof vernietigde het eerdere vonnis en wees het verzoek van de bewindvoerder tot beëindiging van de schuldsanering af.