In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de Gemeente Peel en Maas en het College van burgemeester en wethouders. [appellant] vorderde schadevergoeding wegens onrechtmatig handelen van de Gemeente, omdat hij na 30 april 2008 geen arbeidsplaats meer had in het kader van de Wet Sociale Werkvoorziening (WSW) en geen financiële middelen ter beschikking waren gesteld voor de verlenging van zijn arbeidsovereenkomst in het kader van de Wet werk en bijstand (WWB). De kantonrechter had in eerste aanleg de vorderingen van [appellant] afgewezen, omdat niet was komen vast te staan dat de Gemeente onrechtmatig had gehandeld.
Het hof heeft de procedure in hoger beroep beoordeeld en vastgesteld dat [appellant] vanaf 7 april 2003 een bijstandsuitkering ontving op grond van de WWB. Hij had een arbeidsovereenkomst met de Stichting Arkant Dienstverbanden, die eindigde op 30 april 2008. Na deze datum ontving hij een WW-uitkering en werd hij op de wachtlijst voor een WSW-plaats geplaatst. Het hof oordeelde dat de Gemeente niet onrechtmatig had gehandeld, omdat zij geen invloed had op het aantal beschikbare WSW-plaatsen en [appellant] niet beschikbaar was voor werk. De Gemeente had de wachtlijst op basis van een first-in/first-out systeem beheerd en [appellant] was op de subwachtlijst geplaatst omdat hij aangaf niet in staat te zijn om te werken.
Het hof concludeerde dat de Gemeente niet verplicht was om [appellant] een WSW-plaats aan te bieden en dat de vorderingen van [appellant] op basis van de WWB ook niet konden worden toegewezen. Het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter en verklaarde [appellant] niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep tegen het College van burgemeester en wethouders. Tevens werd [appellant] veroordeeld in de proceskosten.