ECLI:NL:GHSHE:2014:5491

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 december 2014
Publicatiedatum
23 december 2014
Zaaknummer
HD 200.139.307_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdigheid van verzet door publiekrechtelijke rechtspersoon en bekendheid van verstekvonnis

In deze zaak gaat het om de tijdigheid van het verzet door de Gemeente Eindhoven tegen een verstekvonnis. Het Gerechtshof 's-Hertogenbosch behandelt het hoger beroep van [appellant], die de gemeente had aangeklaagd voor schadevergoeding. Het verstekvonnis van 6 februari 2013 had de gemeente veroordeeld tot betaling van een aanzienlijk bedrag aan schadevergoeding aan [appellant]. De raadsman van [appellant] had het verstekvonnis op 7 februari 2013 per e-mail en post aan de gemeente verzonden. De gemeente heeft echter verzet aangetekend op 11 maart 2013, wat [appellant] betwistte als te laat. Het hof moest beoordelen of de ontvangstbevestiging van de e-mail aan de raadsman van [appellant] kan worden aangemerkt als een daad van bekendheid van de gemeente met het verstekvonnis, zoals vereist door artikel 143 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

Het hof concludeert dat de ontvangstbevestiging niet kan worden beschouwd als een daad van bekendheid. De gemeente had niet op een ondubbelzinnige manier aangetoond dat zij over voldoende informatie beschikte om zich tijdig tegen het vonnis te verzetten. De rechtbank had eerder het verzet ontvankelijk verklaard, maar het hof oordeelt dat de grieven van [appellant] falen. Het hof bekrachtigt het tussenvonnis en veroordeelt [appellant] in de proceskosten van het hoger beroep, die op € 4.961,00 aan verschotten en € 894,00 aan salaris advocaat worden begroot. Dit arrest is openbaar uitgesproken op 23 december 2014.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.139.307/01
arrest van 23 december 2014
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna aan te duiden als [appellant],
advocaat: mr. M.T.C.A. Smets te Eindhoven,
tegen
De Gemeente Eindhoven,
zetelende te Eindhoven,
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als de gemeente,
advocaat: mr. F.A.M. Knüppe te Arnhem,
op het bij exploot van dagvaarding van 13 december 2013 ingeleide hoger beroep van het tussenvonnis in verzet van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 2 oktober 2013, gewezen tussen [appellant] als eiser, gedaagde in verzet, en de Gemeente Eindhoven, hierna: gemeente, als gedaagde, eiseres in verzet.

1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. C/01/260452/HA ZA 13-176)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis, het verstekvonnis van 6 februari 2013 en het tussenvonnis van 3 april 2013.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven met producties (procesdossier in eerste aanleg);
- de memorie van antwoord.
Partijen hebben arrest gevraagd. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken.

3.De beoordeling

3.1.
In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
3.1.1.
De gemeente is bij vonnis van 6 februari 2013 bij verstek veroordeeld tot betaling aan [appellant] van een bedrag aan schadevergoeding en wettelijke rente van
€ 459.380,12, vermeerderd met de wettelijke rente over € 444.135,55 met ingang van 22 november 2012 en met buitengerechtelijke kosten en proceskosten.
3.1.2.
De raadsman van [appellant] heeft bij brief van 7 februari 2013 het verstekvonnis aan het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente gezonden. In zijn brief heeft hij de inhoud van de veroordeling kenbaar gemaakt en heeft hij de gemeente tevens gesommeerd om ter voldoening aan het vonnis een bedrag van € 472.097,19 op zijn derdenrekening over te maken.
3.1.3.
De raadsman van [appellant] heeft voormelde stukken op 7 februari 2013 om 17:05 of 17:06 in een pdf-bestand ook per e-mail gezonden aan de gemeente ([mailadres]). In het toezendbericht staat:
“Het navolgende attachment wordt u zonder begeleidend schrijven toegezonden door mr. M.T.C.A. Smets.”
3.1.4.
In reactie op zijn e-mail heeft de raadsman van [appellant] eveneens op 7 februari 2013 om 17:06 per e-mail het navolgende bericht ontvangen:
“Hartelijk dank voor uw e-mail. Het bericht zal ter afhandeling worden doorgestuurd naar de behandelende afdeling/persoon.
Gemeente Eindhoven
[adres]
[postcode] Eindhoven
tel.[telefoonnummer 2] of [telefoonnummer 1]”
3.1.5.
Bij dagvaarding van 11 maart 2013 heeft de gemeente verzet gedaan tegen het verstekvonnis.
3.2.
[appellant] heeft in de verzetprocedure primair aangevoerd dat de gemeente te laat verzet heeft gedaan en derhalve niet-ontvankelijk is in haar verzet.
3.3.
Bij tussenvonnis van 2 oktober 2013 heeft de rechtbank, voor zover in hoger beroep van belang, het verzet ontvankelijk verklaard, bepaald dat van dit vonnis hoger beroep kan worden ingesteld voordat het eindvonnis is gewezen, en de inhoudelijke behandeling van het geschil voor het overige aangehouden..
3.4.
[appellant] heeft van het tussenvonnis van 2 oktober 2013 hoger beroep ingesteld. Het hof stelt vast dat [appellant] ontvankelijk is in zijn tussentijds hoger beroep van het tussenvonnis van 2 oktober 2013, nu de rechtbank in dit vonnis uitdrukkelijk heeft bepaald dat hoger beroep hiervan kan worden ingesteld voordat het eindvonnis is gewezen.
3.5.
[appellant] heeft tegen genoemd vonnis drie grieven aangevoerd. De eerste grief is gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat het verzet tijdig is gedaan. De tweede grief en derde grief zijn, kort gezegd, gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat de ontvangstbevestiging, die op 7 februari 2013 per e-mail aan de raadsman van [appellant] is verzonden, niet kan worden aangemerkt als een daad van bekendheid door de gemeente in de zin van artikel 143 lid 2 Rv en tegen de maatstaf die de rechtbank daarbij heeft gehanteerd. Het hof zal de grieven gezamenlijk beoordelen.
3.6
Ingevolge artikel 143 lid 2 Rv moet het verzet worden gedaan bij exploot van dagvaarding binnen vier weken:
- ofwel na de betekening van het vonnis of van enige uit kracht daarvan opgemaakte of ter uitvoering daarvan strekkende akte aan de veroordeelde in persoon,
- ofwel na het plegen door deze van enige daad waaruit noodzakelijk voortvloeit dat het vonnis of de aangevangen tenuitvoerlegging aan hem bekend is.
Nu vaststaat dat het vonnis of een daarvan opgemaakte akte niet aan de gemeente is betekend, is de eerste modaliteit niet aan de orde.
3.7.
Mitsdien gaat het om de vraag of sprake is van een daad van bekendheid van de gemeente en het onderhavige geschil spitst zich toe op de vraag of de ontvangstbevestiging die op 7 februari 2013 per e-mail aan de raadsman van [appellant] is verzonden, dient te worden aangemerkt als een daad van bekendheid van de gemeente in de zin van artikel 143 lid 2 Rv.
Voor de beantwoording van die vraag dient beoordeeld te worden of de gemeente zelf een handeling heeft verricht waaruit ondubbelzinnig valt op te maken dat zij over voldoende gegevens met betrekking tot (de inhoud van) haar veroordeling beschikte om zich daartegen tijdig en adequaat te kunnen verzetten (zie HR 9 oktober 2009, ECLI:NL:HR:2009:BJ0652/ NJ 2009, 491). Zoals de rechtbank terecht heeft geoordeeld, is niet noodzakelijk dat uit de handeling van de gemeente blijkt dat zij kennis heeft genomen van het vonnis zelf. Zij kan ook op andere wijze zodanige informatie over de inhoud van het vonnis hebben verkregen dat zij over voldoende gegevens beschikte om zich tijdig en adequaat tegen dit vonnis te verzetten.
3.8.
[appellant] beantwoordt bovenstaande vraag bevestigend, doch volgens de gemeente is het verzenden van deze ontvangstbevestiging geen daad waaruit noodzakelijk voortvloeit dat het vonnis of de aangevangen tenuitvoerlegging aan haar bekend is.
3.9.
De raadsman van [appellant] heeft op 7 februari 2013 een e-mail aan de gemeente toegezonden. Het e-mailbericht zelf bevat geen inhoudelijke informatie. Het als bijlage bij deze e-mail meegezonden pdf-bestand bevat een brief van de raadsman aan het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente van 7 februari 2013 en het verstekvonnis. Zowel kennisneming van het vonnis als van de brief zou de gemeente naar het oordeel van het hof voldoende gegevens hebben verschaft om zich tijdig en adequaat tegen het verstekvonnis te verzetten.
3.10.
Volgens [appellant] kan uit de ontvangstbevestiging worden afgeleid dat de Gemeente kennis heeft genomen van het verstekvonnis en/of de brief in het pdf bestand, en was ook lezing van de e-mail van zijn raadsman voor de ontvanger daarvan (de Gemeente) noodzakelijk om te bepalen naar welke persoon/afdeling de e-mail gestuurd moest worden.
3.11.
Het een noch het ander volgt uit het feit dat er een ontvangstbevestiging is verzonden of uit de tekst daarvan.
Zowel de e-mail van de raadsman van [appellant] als de ontvangstbevestiging vermelden als tijdstip van verzending 17:06 uur. Dit betekent dat de ontvangstbevestiging in dezelfde minuut verzonden is als de e-mail van de raadsman van [appellant]. Dat gegeven wijst erop dat er sprake is van een automatisch gegenereerd antwoord.
Voorts staat in de ontvangstbevestiging niet dat het bericht
isdoorgestuurd, maar dat het
zal wordendoorgestuurd en wordt ook geen specifieke afdeling of persoon genoemd.
Ook heeft de ontvangstbevestiging geen aanhef en wordt deze ondertekend met “Gemeente Eindhoven”, gevolgd door de enkele vermelding van het algemene adres en telefoonnummer.
Dit alles wijst eveneens op een automatisch gegenereerd antwoord en niet op een antwoord waaruit volgt dat de ontvanger kennis heeft genomen van (de inhoud van) de brief of het verstekvonnis in het meegezonden pdf-bestand.
3.12.
[appellant] voert nog aan dat het bij een automatische ontvangstbevestiging zeer aannemelijk is dat het e-mailbericht diezelfde dag of de dag erna gelezen is, althans dat hij erop mocht vertrouwen dat de gemeente onverwijld kennis zou nemen van het e-mailbericht, dan wel van de brief die hij per gewone post heeft verzonden. Anders handelt de gemeente in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, in het bijzonder het zorgvuldigheids- en vertrouwensbeginsel, aldus [appellant].
3.13.
Dit betoog van faalt. De vraag of de gemeente bekend had kunnen zijn met de inhoud van het verstekvonnis is in het kader van artikel 143 lid 2 Rv niet van belang. Het gaat erom dat de gemeente daadwerkelijk bekend was met het verstekvonnis en dat deze bekendheid ondubbelzinnig volgt uit een handeling van de gemeente. Daarvan is in het onderhavige geval geen sprake.
3.14.
Uit het voorgaande volgt dat de ontvangstbevestiging die op 7 februari 2013 aan de raadsman van [appellant] is verzonden, niet kan worden aangemerkt als een daad van bekendheid van de gemeente in de zin van artikel 143 lid 2 Rv en dat de gemeente derhalve tijdig in verzet is gekomen. De grieven van [appellant] falen derhalve.
Het hof zal het tussenvonnis bekrachtigen en [appellant] als in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de proceskosten van dit hoger beroep.

4.De uitspraak

Het hof:
bekrachtigt het tussenvonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
veroordeelt [appellant] in de proceskosten van het hoger beroep, welke kosten tot op heden aan de zijde van de gemeente worden begroot op € 4.961,00 aan verschotten en op € 894,00 aan salaris advocaat;
verklaart dit arrest voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.M. Brandenburg, H.A.W. Vermeulen en Y.L.L.A.M. Delfos-Roy en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 23 december 2014.
griffier rolraadsheer