Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
5 Het verloop van de procedure
- de memorie van grieven met producties tevens akte wijziging van eis;
- de memorie van antwoord in principaal appel tevens memorie van grieven in voorwaardelijk incidenteel appel met producties;
- de memorie van antwoord in voorwaardelijk incidenteel appel;
- het pleidooi, waarbij de advocaten pleitnotities hebben overgelegd;
6.De gronden van het hoger beroep
7.De beoordeling
a) Tussen de heer [statutair bestuurder] (statutair bestuurder van [Beheer] hierna: [statutair bestuurder] ) en [geïntimeerde] heeft op 30 maart 2010 een gesprek plaatsgevonden over onder meer de verkoop en koop van het perceel kadastraal bekend als gemeente Sint Philipsland sectie [sectieletter] nummer [perceel 2] en een strook van 10 meter breed van het perceel sectie [sectieletter] nummer [perceel 1] , welke strook thans kadastraal bekend is als perceel sectie [sectieletter] nummer [perceel 3] .
- [geïntimeerde] te veroordelen tot levering aan [Beheer] van de gronden als omschreven in de koopovereenkomst d.d. 30 maart 2010 inclusief paardenbak, verhardingen, bosschages, afrasteringen, hekwerk, toegangspoorten, windsingels, waterput, buitenkast elektra en overige opstallen en exclusief containers, voor een bedrag van € 126.250,00, althans voor een door het hof in goede justitie te bepalen bedrag, binnen 8 dagen nadat [Beheer] financiering heeft verkregen voor de aankoop van de gronden, althans binnen 12 weken na betekening van het arrest, althans binnen een door het hof in goede justitie te bepalen termijn, op verbeurte van een dwangsom van € 10.000,00 per dag dat [geïntimeerde] daarmee in gebreke blijft;
Op 22 april 2010 vernam [statutair bestuurder] van [makelaar] voor het eerst dat [geïntimeerde] geen medewerking van gemeente en buren kreeg voor het verplaatsen van zijn (eerder illegaal op perceel [perceel 2] opgerichte) paardenstal. [geïntimeerde] weigerde tot overdracht van de percelen te zullen overgaan zolang de vergunning voor de nieuwe paardenstal niet rond zou zijn. Notaris [notaris 2] bood toen op enig moment aan te bemiddelen en dat is de reden geweest dat er op 17 juni 2010 bij notaris [notaris 2] een gesprek tussen partijen plaatsvond. In dat gesprek heeft de notaris een voorstel gedaan ter oplossing van het probleem met de vergunning voor de paardenstal, welk voorstel hij nadien in een concept koopovereenkomst heeft neergelegd. Ook uit dat concept blijkt dat partijen het (verder) eens waren. In dat concept staat in de considerans opgenomen dat partijen op 30 maart 2010 een schriftelijke koopovereenkomst zijn aangegaan. Ook staat in dat concept € 126.250,= als prijs voor het gekochte opgenomen. [geïntimeerde] heeft vervolgens echter de hiervoor onder 7.2.e) genoemde brief geschreven, waarin hij zich ten onrechte heeft beroepen op een in de overeenkomst van 30 maart 2010 terzake de vergunning van de stallen overeengekomen ontbindende voorwaarde.