ECLI:NL:GHSHE:2014:5467

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 december 2014
Publicatiedatum
23 december 2014
Zaaknummer
HD 200.155.369_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Aanbestedingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake aanbesteding beveiligingsdiensten door gemeente Venlo

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [X.] Beveiliging B.V. tegen de gemeente Venlo en Eye Watch Security Group B.V. naar aanleiding van een aanbestedingsprocedure voor beveiligings- en consignatiediensten. De gemeente Venlo had op 16 april 2014 een Europese openbare aanbesteding uitgeschreven, waarbij de uiterste offertedatum op 27 mei 2014 lag. De gunning was beoogd per 1 juli 2014, met als gunningscriterium de economisch meest voordelige inschrijving. [X.] Beveiliging B.V. heeft de meeste punten behaald, maar beschikte niet over het vereiste certificaat Keurmerk Beveiliging, herziene versie 3, wat leidde tot een protest van Eye Watch. De voorzieningenrechter oordeelde dat [X.] Beveiliging B.V. niet besteksconform had ingeschreven en dat de gemeente de gunningsbeslissing aan [X.] Beveiliging B.V. moest intrekken. In hoger beroep vorderde [X.] Beveiliging B.V. vernietiging van dit vonnis en toewijzing van haar vorderingen. Het hof oordeelde dat de gemeente terecht de eis stelde dat het certificaat bij de inschrijving diende te worden overgelegd en dat [X.] Beveiliging B.V. niet voldeed aan deze eis. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank Limburg, waarbij [X.] Beveiliging B.V. werd veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.155.369/01
arrest van 23 december 2014
in de zaak van
[X.] Beveiliging B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1],
appellante,
advocaat: mr. W. van de Wier te gemeente Beek,
tegen:
de gemeente Venlo,
zetelend te Venlo,
geïntimeerde,
niet verschenen,
en
Eye Watch Security Group B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 2],
geïntimeerde,
advocaat: mr. B.A.P. Sijben te Weert,
op het bij exploot van dagvaarding van 1 september 2014 ingeleide hoger beroep van het door de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht gewezen vonnis in kort geding van 5 augustus 2014 tussen appellante -[appellante]- als tussenkomende partij en geïntimeerden, de gemeente Venlo als gedaagde en Eye Watch als eiseres.
1. Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnr. C/03/192884/KG ZA 14-347)
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2 Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep tevens memorie van grieven waarbij vijf grieven zijn voorgedragen en acht producties zijn overgelegd;
  • de memorie van antwoord waarbij drie producties zijn overgelegd;
  • het pleidooi, waarbij partijen pleitnotities hebben overgelegd en vragen van het hof hebben beantwoord;
  • de door [appellante] ten behoeve van het pleidooi (tijdig) overgelegde productie 9.
Vervolgens is arrest gevraagd. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken
van de eerste aanleg.

3.De gronden van het hoger beroep

Het hof verwijst voor de inhoud van de grieven naar de memorie van grieven.

4.De beoordeling

4.1.1
De voorzieningenrechter heeft in r.o. 2.1 tot en met 2.9 van het bestreden vonnis vermeld van welke feiten bij de beoordeling is uitgegaan. [appellante] heeft daar geen grieven tegen gericht, zodat deze feiten ook in hoger beroep het uitgangspunt vormen. Het hof zal hierna een overzicht geven van die feiten en van nog enige relevante feiten.
a. a) De Gemeente Venlo heeft op 16 april 2014 een Europese openbare aanbesteding in de zin van de Aanbestedingswet 2012 (hierna Aw 2012) uitgeschreven terzake een “Raamovereenkomst beveiligings- en consignatiediensten”. De uiterste offertedatum is 27 mei 2014. De opdracht is beoogd aan te vangen per 1 juli 2014. Het gunningscriterium is de economisch meest voordelige inschrijving.
b) Hoofdstuk 4 van de aanbestedingsdocumenten gaat over de eisen en de bijbehorende documenten.
Paragraaf 4.1 beschrijft de bewijsmiddelen. Omkaderd is opgenomen in welke gevallen de inschrijving ongeldig wordt verklaard. De tekst in dit kader luidt, voor zover relevant:
“Een inschrijving wordt ongeldig verklaard indien:
- de bewijsmiddelen niet overeenkomen met wat in de documenten wordt verklaard
- niet alle gevraagde documenten worden ingediend (afgezien van de mogelijkheden die een kennelijke omissie biedt tot navraag)
- […].
De tekst in een volgend kader luidt:
Na de (voorlopige) gunning van de opdracht zal de Opdrachtgever (kunnen) controleren of verifiëren of (zoals het hof “op” leest) de Inschrijver daadwerkelijk voldoet aan de Eisen. Indien dit niet (volledig) het geval blijkt te zijn wordt de Inschrijver alsnog uitgesloten en vindt een nieuwe beoordeling en gunning plaats op basis van de gunningscriteria.”
Paragraaf 4.2 gaat over de uniforme eigen verklaring (UEV) en bepaalt dat onderdeel 5 betreffende de geschiktheidseisen moet worden ingevuld. Ten aanzien van de geschiktheidseisen wordt in het aanbestedingsdocument onder meer het volgende vereist:
“4.2.2.
Kwalitatieve Minimumeisen: technische bekwaamheid
Certificaat
De inschrijver beschikt over het ‘Keurmerk Beveiliging Herziene versie 3 (juni 2013)’. Dit certificaat dient bijgevoegd te worden. […].”
c) In antwoord op een vraag (noot hof: 45761 NvI) van een potentiële inschrijver of ook een andere, recentere, versie van het Keurmerk Beveiliging herziene versie 3 mag worden overgelegd (namelijk een versie van 1 juli 2013 in plaats van een versie van 1 juni 2013), antwoordt de Gemeente in de Nota van Inlichtingen dat vastgehouden wordt aan de formulering zoals gesteld, omdat volgens de branchevereniging de gevraagde versie de laatste is.
d) Onder de inschrijvers bevonden zich Eye Watch en [appellante].
e) Bij brief van 6 juni 2014 heeft de Gemeente Eye Watch bericht dat [appellante] de meeste punten heeft behaald en dat de opdracht aan [appellante] zal worden gegund.
f) [appellante] beschikt niet over een certificaat Keurmerk Beveiliging, herziene versie 3 (juni 2013) van de Nederlandse Veiligheidsbranche. Zij beschikt wel over een Keurmerk Beveiliging versie 2 (2009).
g) Bij brief van 4 juni 2014 heeft de door de Nederlandse Veiligheidsbranche erkende auditorganisatie Det Norske Veritas Certification B.V. (DNV) het volgende, voor zover relevant, medegedeeld aan [appellante]:
“De firma [appellante] Beveiliging is sinds 24 februari 2009 in bezit van het Keurmerk Beveiliging, het huidige certificaat is geldig t/m 29 maart 2015.
Op basis van de laatste audit, gehouden op 27 februari 2014, kan worden opgemaakt dat [appellante] Beveiliging B.V. voldoet aan de eisen zoals gesteld in het Keurmerk Beveiliging, Herziene versie 3 (juni 2013).”
h) Bij brief van 11 juni 2014 heeft Eye Watch bij de Gemeente geprotesteerd tegen de gunning aan [appellante] omdat [appellante] niet beschikt over de vereiste versie van het keurmerk.
i. i) Op 12 juni 2014 antwoordt de Gemeente Eye Watch als volgt, voor zover relevant:
“Na binnenkomst van de offertes is geconstateerd dat [appellante] Beveiliging niet over het certificaat versie 3 beschikt, maar over versie 2. [appellante] voldoet echter de facto aan de eisen die aan het Keurmerk versie 3 worden gesteld. De gemeente beschikt over een verklaring van den Norske Veritas, de audit instantie, dat bij de laatste audit van 27 januari 2014 geconstateerd is dat [appellante] Beveiliging voldoet aan de eisen zoals gesteld in versie 3 van het Keurmerk. Nu [appellante] de facto voldoet aan de gestelde eisen en in augustus 2014 overgaat naar versie 3 van het Keurmerk, kan de conclusie alleen maar zijn dat zij voldoen. Voor een uitsluiting enkel omdat het Keurmerk versie 3 op papier ontbreekt, is dan ook geen grond.
De versies in het Keurmerk zijn niet bedoeld om als zelfstandige certificaten te dienen, zo bevestigde de branchevereniging. Een beveiliger die een keurmerk ontvangt, heeft drie jaar om te voldoen aan de eisen die in een volgende versie worden gesteld. Voldoet de beveiliger na drie jaar, dan ontvangt deze na positief verlopen audit, automatisch een opvolgende versie. De versies zijn daarmee geen zelfstandig certificaat. Gezien bovenstaande, heeft de gemeente dan ook besloten om inschrijvers die de facto voldoen aan de eisen voor versie 3 van het Keurmerk toe te laten en niet uit te sluiten.”
4.1.2
Behoudens de hierboven vermelde feiten staat ook nog als gesteld en erkend dan wel als onvoldoende betwist het volgende vast.
j) De website van de Nederlandse Veiligheidsbranche (productie 9 bij de dagvaarding in eerste aanleg en productie 2 bij de pleitnota van de Gemeente in eerste aanleg) vermeldt dat sprake is van drie versies van het Keurmerk Beveiliging: Keurmerk Beveiliging versie 2 (2009), Keurmerkbeveiliging versie 3 (juni 2012) en Keurmerk Beveiliging Herziene versie 3 (juni 2013). Met betrekking tot Herziene Versie 3 wordt vermeld:
“Het Keurmerk Beveiliging is op 4 juni 2013 aangepast. De keurmerknorm die gaat over de kwaliteit van de onderaannemer is aangescherpt. De norm (4.5.5 Uitbesteding van dienstverlening) bestond al in het bestaande keurmerk, maar was facultatief. In de Herziene versie 3 (juni 2013) is het een verplichte norm geworden. Voortaan moet de onderaannemer van een keurmerkhouder beschikken over hetzelfde kwaliteitsniveau als het Keurmerk Beveiliging. Dit geldt voor alle vormen van onderaanneming.”
4.2
Eye Watch heeft in eerste aanleg bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad gevorderd om, kort gezegd, de Gemeente te gebieden de voorlopige gunning aan [appellante] in te trekken en de opdracht aan Eye Watch te gunnen, althans de aanbesteding te hervatten onder uitsluiting van [appellante], althans over te gaan tot heraanbesteding, met veroordeling van [appellante] in de kosten van de procedure. [appellante] heeft bij incidentele conclusie van tussenkomst, subsidiair voeging, verzocht om tussen te komen in de procedure tussen Eye Watch en de Gemeente, welk verzoek door de rechtbank is toegewezen. De Gemeente en [appellante] hebben verweer gevoerd tegen de vorderingen van Eye Watch en verzocht om Eye Watch in haar vorderingen niet ontvankelijk te verklaren althans haar vorderingen af te wijzen, waarbij [appellante] voorts heeft gevorderd de Gemeente te gebieden de opdracht definitief aan [appellante] te gunnen.
4.3
De voorzieningenrechter heeft de Gemeente veroordeeld om de gunningsbeslissing aan [appellante] in te trekken alsmede om over te gaan tot herbeoordeling van de geldige inschrijvers op de aanbesteding voor zover de Gemeente de aanbesteding wenst voort te zetten. De voorzieningenrechter heeft in dat kader geoordeeld dat door [appellante] niet besteksconform is ingeschreven omdat [appellante] bij haar inschrijving niet het vereiste certificaat (Herziene versie 3), noch een gelijkwaardige verklaring heeft overgelegd. Daardoor is volgens de voorzieningenrechter sprake van een incomplete en daarmee ongeldige inschrijving, zodat [appellante] uitgesloten had moeten worden van de aanbestedingsprocedure.
4.4
In hoger beroep vordert [appellante], samengevat, dat het hof, uitvoerbaar bij voorraad het vonnis van de voorzieningenrechter vernietigt, de oorspronkelijke eisen van Eye Watch in eerste aanleg afwijst en de vorderingen van [appellante] als tussenkomende partij in eerste aanleg alsnog toewijst, met veroordeling van Eye Watch in de kosten van de procedures in beide instanties.
4.5
Eye Watch heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
4.6.1
[appellante] heeft in haar eerste grief aangevoerd dat de rechtbank buiten de grenzen van de rechtsstrijd is getreden. Zij stelt dat de voorzieningenrechter de vorderingen van Eye Watch niet heeft toegewezen op de door Eye Watch aan de vorderingen ten grondslag gelegde stellingen. Volgens [appellante] heeft Eye Watch uitsluitend aan haar vorderingen ten grondslag gelegd dat [appellante] niet over het door de Gemeente gevraagde keurmerk Herziene versie 3
beschikt, terwijl de voorzieningenrechter de vorderingen heeft toegewezen omdat [appellante] op het moment van inschrijving niet het gevraagde keurmerk (of een gelijkwaardig document) zou hebben
overgelegd, hetgeen door Eye Watch niet is gesteld. [appellante] stelt dat zij de stellingen die Eye Watch aan de vorderingen ten grondslag heeft gelegd voldoende heeft weerlegd: Keurmerk versie 2 waarover [appellante] beschikt zou volgens [appellante], al dan niet tezamen met de verklaring van DNV (r.o. 4.1.1 sub g), gelijkwaardig zijn aan Herziene versie 3 zodat zij in feite over het gevraagde keurmerk beschikt. De rechtbank had reeds op grond daarvan de vorderingen van Eye Watch moeten afwijzen.
4.6.2
Eye Watch heeft in de memorie van antwoord deze stellingen van [appellante] gemotiveerd bestreden. Zij heeft onder meer gesteld dat zij bij de mondelinge behandeling in eerste aanleg heeft betwist dat sprake is van een gelijkwaardig certificaat/bewijsstuk en dat zij toen heeft aangevoerd dat dit certificaat/bewijsstuk in strijd met de aanbestedingsdocumentatie niet door [appellante] bij de inschrijving is overgelegd. [appellante] heeft deze gang van zaken bij pleidooi in hoger beroep niet bestreden. Het hof begrijpt, net zoals de voorzieningenrechter kennelijk impliciet heeft gedaan, dat Eye Watch met deze opmerkingen haar grondslag heeft aangevuld. Uit niets blijkt dat [appellante] daar bezwaar tegen heeft gemaakt. Het hof overweegt daarnaast dat de stelling van Eye Watch dat [appellante] niet over het gevraagde keurmerk beschikt, ook impliceert dat [appellante] het gevraagde keurmerk niet heeft overgelegd en daarmee niet besteksconform heeft ingeschreven. De eerste grief faalt.
4.6.3
Het hof zal vervolgens de derde en vierde grief behandelen omdat [appellante] daarin stelt dat zij reeds door het ondertekenen en indienen van de Uniforme Eigen Verklaring, waarin zij heeft aangegeven dat zij aan de gevraagde geschiktheidseisen voldeed, besteksconform heeft ingeschreven. Ter onderbouwing daarvan stelt [appellante] in grief 4 dat de in artikel 2:85 lid 3 Aw 2012 genoemde uitzonderingen op het uitgangspunt dat bij aanmelding of inschrijving uitsluitend een eigen verklaring kan worden ingediend, zich hier niet voordoen. Op grond daarvan had de Gemeente volgens [appellante] niet de eis mogen stellen dat het certificaat Keurmerk Beveiliging Herziene versie 3 (juni 2013) bij de inschrijving diende te worden overgelegd. Voorts stelt Sevens in grief 3 dat nergens uit blijkt dat het certificaat met betrekking tot keurmerk Herziene versie 3 bij de inschrijving overgelegd diende te worden, terwijl in de "Checklist van in te dienen documenten" het betreffende certificaat niet wordt vermeld. Zij verwijst voorts naar hoofdstuk 4.1 van het aanbestedingsdocument waarin wordt vermeld dat eventuele bewijsmiddelen op een later tijdstip kunnen worden toegezonden.
4.6.4
Naar aanleiding van het beroep van [appellante] op artikel 2:85 lid 2 en 3 Aw 2012 merkt het hof op dat de eigen verklaring niet ziet op certificaten die aantonen dat producten of diensten aan specifieke vereisten voldoen (MvT, Kamerstukken II 2009/10, 32 440 nr. 3, p.77). Daarmee is voldaan aan de eerste in artikel 2:85 lid 3 Aw 2012 bedoelde uitzondering, zodat de Gemeente deze eis kon stellen. [appellante] stelt, zoals het hof hierna in r.o. 4.6.6 ook zal bespreken, dat zij bij de inschrijving het gevraagde certificaat heeft overgelegd. Daarmee heeft zij zonder protest gevolg gegeven aan de door de Gemeente gestelde eis en daarmee deze eis geaccepteerd.
4.6.5
Het hof is voorts van oordeel dat uit het aanbestedingsdocument voldoende duidelijk volgt dat een certificaat (Keurmerk Herziene versie 3) bijgevoegd diende te worden. In hoofdstuk 4.2.2 wordt expliciet vermeld: "Dit certificaat dient te worden bijgevoegd." Het woord 'bijvoegen' duidt erop dat het certificaat bij de inschrijving overgelegd dient te worden en dat daarmee niet wordt gedoeld op de in hoofdstuk 4.1 genoemde bewijsmiddelen die de Gemeente desgewenst later nog kan opvragen van een inschrijver. Dat wordt, voor zover nodig, ook bevestigd in de Nota van Inlichtingen, vraag 45586, waarin wordt vermeld:
"45586 Technische bekwaamheid 4.2.2
Vraag:
U geeft aan bij 4.2.2 dat een Keurmerk certificaat dient te worden toegevoegd. Waar dient deze te worden toegevoegd?
Antwoord:
U kunt een copie van dit keurmerk als apart document in pdf toevoegen oploaden naar Tenderned. De plaats maakt niet uit."
4.6.6
Het feit dat het certificaat niet in de Checklist wordt genoemd doet daar niet aan af, nu het aanbestedingsdocument hierover verder voldoende duidelijk is en [appellante], gelet op de pro-actieve houding die van een inschrijver mag worden verwacht (zoals in hoofdstuk 1.5 van het aanbestedingsdocument ook wordt vermeld), anders de Gemeente over de vermeende onduidelijkheid had moeten informeren. Bovendien merkt het hof op dat [appellante] kennelijk ook heeft begrepen dat een certificaat diende te worden bijgevoegd. Zij heeft immers bij herhaling gesteld dat zij een certificaat heeft bijgevoegd, namelijk certificaat Keurmerk versie 2 en dat dat certificaat in materiële zin gelijkwaardig is aan het in het aanbestedingsdocument genoemde certificaat Keurmerk Herziene versie 3. Daarmee falen de grieven 3 en 4.
4.6.7
Omdat daarmee vast staat dat bij de inschrijving een certificaat Keurmerk Herziene versie 3 diende te worden overgelegd, rijst vervolgens de vraag of [appellante] aan die eis heeft voldaan en of zij, door overlegging van Keurmerk versie 2, van welke door Eye Watch betwiste stelling het hof veronderstellenderwijs zal uitgaan, al dan niet tezamen met de verklaring van DNV, aan die eis heeft voldaan. De tweede grief is gericht tegen de rechtsoverwegingen van het vonnis waarin, kort gezegd, door de voorzieningenrechter is overwogen dat [appellante] op het moment van inschrijving niet de door de Gemeente gevraagde verklaring noch een gelijkwaardig bewijsstuk heeft overgelegd. [appellante] stelt dat zij over Keurmerk versie 2 beschikt en, naar het hof begrijpt, dat zij die heeft overgelegd. Keurmerk versie 2 zou dezelfde waarborgen bieden als Keurmerk versie 3. Dat is volgens [appellante] voldoende om aan de door de Gemeente gestelde eisen te voldoen omdat de Nederlandse Veiligheidsbranche het voorschrijven van 'Herziene' versie 3 niet nodig zou achten tenzij de opdrachtgever daar een specifieke reden voor heeft, terwijl de Gemeente in het aanbestedingsdocument daar niet een specifieke reden voor heeft genoemd. Voorts stelt [appellante] dat zij door overlegging van Keurmerk versie 2 (ook) voldoet aan de eisen die in Herziene versie 3 worden gesteld hetgeen voor zover nodig nog wordt bevestigd door de verklaring van DNV die dateert van 27 februari 2014, dus van ruimschoots voor de datum van inschrijving. Versie 2 dient volgens [appellante], al dan niet tezamen met de verklaring van DNV, te worden beschouwd als een gelijkwaardig certificaat als bedoeld in artikel 2.96 lid 2 Aw 2012. De Gemeente was om die reden verplicht om deze stukken als zodanig te accepteren zodat [appellante] niet vanwege het niet-voldoen aan de in hoofdstuk 4.2.2 geformuleerde kwalitatieve minimumeis kan worden uitgesloten van de aanbesteding.
4.6.8
Het hof oordeelt daarover als volgt.
De stelling van [appellante] dat de Gemeente in feite beoogd heeft Keurmerk Beveiliging versie 3 voor te schrijven omdat zij geen specifieke reden heeft genoemd om
Herzieneversie 3 voor te schrijven, wordt door het hof verworpen. Uit de letterlijke tekst van het aanbestedingsdocument volgt dat de Gemeente Herziene versie 3 (juni 2013) heeft voorgeschreven. Voorts volgt uit de Nota van Inlichtingen (r.o. 4.1.1 sub c) dat de Gemeente daadwerkelijk heeft bedoeld om die versie voor te schrijven. Indien [appellante] van mening was dat die eis niet zonder het noemen van een specifieke reden had mogen worden gesteld in het aanbestedingsdocument, had zij daar voorafgaand aan de inschrijving over moeten klagen. Dat heeft zij echter niet gedaan. Datzelfde geldt voor de stelling dat dat een onwenselijke of onnodige eis zou zijn, zoals [appellante] in haar pleitnota betoogt onder verwijzing naar de e-mail van de NVB die zij als productie 9 heeft overgelegd. Dat betekent dat voor het antwoord op de vraag of [appellante] besteksconform heeft ingeschreven, Herziene versie 3 als uitgangspunt moet worden genomen. De vraag of Keurmerk versie 2, die [appellante] stelt te hebben ingediend, dezelfde waarborgen biedt als Keurmerk versie 3, behoeft om die reden niet te worden beantwoord.
4.6.9
De vraag die dan rijst is of [appellante] door overlegging van Keurmerk versie 2 voldoet aan de eisen die worden gesteld in Herziene Versie 3. Hoewel vast staat dat [appellante] niet over dat certificaat beschikt, is de aanbestedende dienst op grond van artikel 2.96 lid 2 Aw 2012 verplicht om een gelijkwaardig certificaat of bewijsstuk te accepteren. Het hof deelt niet de mening van [appellante] dat zij met Keurmerk versie 2 aantoonbaar voldoet aan de eisen van Herziene versie 3. Uit de website van de Nederlandse Veiligheidsbranche (r.o. 4.1.2) volgt dat Herziene versie 3 een essentieel (kwaliteits)verschil bevat ten opzichte van versie 2 (en versie 3): een onderneming die over Herziene versie 3 beschikt, is bij het inschakelen van onderaannemers verplicht om onderaannemers te contracteren die over hetzelfde kwaliteitsniveau beschikken als het Keurmerk Beveiliging. Houders van versies 2 en 3 hebben die verplichting niet. [appellante] heeft dit verschil ook expliciet erkend (onder andere pleitnota randnummer 3, tweede alinea) en in de door [appellante] nog als productie 9 overgelegde e-mail van de Nederlandse Veiligheidsbranche wordt eveneens bevestigd dat die norm (dat onderaannemers aan hetzelfde kwaliteitsniveau als Keurmerk Beveiliging dienen te beschikken) in oudere versies facultatief was, maar in Herziene versie 3 een vereiste is. Houders van versie 2 zijn bij het inschakelen van onderaannemers dus niet verplicht om onderaannemers te contracteren die aan hetzelfde kwaliteitsniveau als Keurmerk Beveiliging voldoen. Daarmee staat vast dat versie 2 niet gelijkwaardig is aan Herziene versie 3, zodat overlegging van deze versie niet voldoende was om besteksconform in te schrijven.
4.6.10
[appellante] stelt vervolgens dat uit de verklaring van audit instantie DNV (r.o. 4.1.1 sub g) volgt dat zij in materiële zin voldoet aan de door de gemeente gestelde eisen en dat daarmee sprake is van een gelijkwaardig keurmerk. Tussen partijen staat echter vast dat deze verklaring niet bij de inschrijving is overgelegd en dat [appellante] daar op het moment van de inschrijving niet over beschikte. De toets of de verklaring van DNV als een gelijkwaardig certificaat of bewijsstuk kan worden beschouwd, kan dus achterwege worden gelaten. Die toets zou slechts uitgevoerd moeten worden indien [appellante] de verklaring van DNV bij de inschrijving had overgelegd. Dat betekent dat ook de tweede grief dient te falen.
4.6.11
In de vijfde grief betoogt [appellante] dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat [appellante] haar inschrijving niet mocht aanvullen door overlegging van de verklaring van DNV. Zij stelt dat zij bij de inschrijving Keurmerk versie 2 heeft ingediend en dat de Gemeente na inschrijving (slechts) om nadere bewijsmiddelen heeft gevraagd zodat het toesturen daarvan niet tot een nieuwe inschrijving leidt. En anders zou het niet overleggen van het vereiste of een gelijkwaardig certificaat als een kennelijke omissie moeten worden beschouwd die [appellante] het recht gaf om de inschrijving aan te vullen.
4.6.12
Zoals het hof in r.o. 4.6.9 heeft overwogen, kan Keurmerk versie 2 niet als een aan Herziene versie 3 gelijkwaardig certificaat worden aangemerkt. Het toesturen van de verklaring van DNV betreft om die reden geen nader bewijsmiddel, maar een stuk waarin [appellante] de gelegenheid krijgt om alsnog – na de inschrijving – te bewijzen dat zij over een aan Herziene versie 3 gelijkwaardig certificaat beschikt. Daarmee wordt het beginsel van gelijke mededinging geschaad. [appellante] zou daardoor immers ten opzichte van andere inschrijvers na de datum van inschrijving een extra kans krijgen om te bewijzen dat zij aan de eisen in het aanbestedingsdocument voldoet. Het feit dat bij de inschrijving het in het aanbestedingsdocument gevraagde stuk ontbrak, impliceert voorts dat ook geen sprake kan zijn van een kennelijke omissie die op eenvoudige wijze kan worden hersteld. [appellante] miskent dat haar inschrijving geen omissie of kenbare fout bevatte die op eenvoudige wijze kon worden hersteld, maar dat zij een ongeldige inschrijving heeft gedaan omdat versie 2 niet gelijkwaardig is aan de in het aanbestedingsdocument gevraagde Herziene versie 3. Het beginsel van gelijke behandeling en transparantie verzetten zich ertegen dat een aanbestedende dienst om aanvullende informatie verzoekt bij inschrijvingen die niet in overeenstemming zijn met de specificaties in het bestek. Daarmee faalt ook grief 5.
4.7
Een en ander betekent dat het vonnis waarvan beroep moet worden bekrachtigd, met veroordeling van [appellante] als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van dit beroep gerezen aan de zijde van Eye Watch Security.

5.De uitspraak

Het hof:
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Limburg van 5 augustus 2014;
veroordeelt [appellante] in de proceskosten van het hoger beroep, welke kosten aan de zijde van Eye Watch tot op heden worden begroot op € 704,- aan verschotten en op € 2.682,- aan salaris advocaat;
verklaart dit arrest in zoverre uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.M. Brandenburg, J.R. Sijmonsma en M.J. Pesch en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 23 december 2014.