ECLI:NL:GHSHE:2014:5420

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 december 2014
Publicatiedatum
23 december 2014
Zaaknummer
HD 200.137.982_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake niet nakomen overeenkomst energieafrekening

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellante] tegen een vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant, waarin [appellante] werd veroordeeld tot betaling van een bedrag aan Direct Pay Services B.V. De zaak betreft een geschil over een eindafrekening voor geleverde energie. [appellante] had een overeenkomst gesloten met Greenchoice voor de levering van groene energie, maar had de factuur van Greenchoice niet betaald. Greenchoice had de vordering gecedeerd aan Direct Pay, die vervolgens de betaling van de openstaande bedragen vorderde. Het hof heeft vastgesteld dat de meterstanden die door Direct Pay zijn gepresenteerd niet voldoende onderbouwd zijn, en dat er onduidelijkheid bestaat over het werkelijke verbruik van [appellante]. Het hof heeft geoordeeld dat [appellante] wel degelijk energie heeft verbruikt, maar dat het door Direct Pay gevorderde bedrag niet volledig gerechtvaardigd is. Uiteindelijk heeft het hof de vordering van Direct Pay toegewezen tot een bedrag van € 1.199,42, met wettelijke rente, en de proceskosten gecompenseerd. Het arrest is uitgesproken op 23 december 2014.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.137.982/01
arrest van 23 december 2014
in de zaak van
[appellante],
wonende te [woonplaats],
appellante,
hierna aan te duiden als [appellante],
advocaat: mr. A.M. Engelen te Velp (Noord-Brabant),
tegen
Direct Pay Services B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als Direct Pay,
advocaat: mr. B.M. van Dijk te Barendrecht,
op het bij exploot van dagvaarding van 21 november 2013 ingeleide hoger beroep van het vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 19 september 2013, gewezen tussen [appellante] als gedaagde en Direct Pay als eiseres.

1.Het geding in eerste aanleg (zaaknummer 2152127/431, rolnummer 13-5951)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven met vier producties;
- de memorie van antwoord met vier producties;
- de akte van [appellante] met een productie;
- de antwoordakte van Direct Pay met een productie.
Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De beoordeling

3.1.
In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
[appellante] heeft op 27 april 2011 met Greenchoice een overeenkomst gesloten inzake de verkoop en levering van groene energie. Op 28 april 2011 heeft er bij [appellante] een heraansluiting plaatsgevonden, omdat zij vanaf 21 april 2011 afgesloten was van de stroomvoorziening.
Greenchoice heeft [appellante] een factuur gezonden d.d. 24 februari 2012 van € 2.265,46 voor geleverde energie (stroom en gas) in de periode van 28 april 2011 tot 8 december 2011.
[appellante] heeft de factuur niet betaald.
Greenchoice heeft de vordering gecedeerd aan Direct Pay.
3.2.1.
In de onderhavige procedure vordert Direct Pay betaling van een bedrag van
€ 2.654,09 (de hoofdsom van € 2.265,46 plus de (naar het hof begrijpt: wettelijke) rente over de hoofdsom (naar het hof begrijpt vanaf 24 maart 2012, 30 dagen na de factuurdatum) tot aan 11 juni 2013 van € 88,63 plus buitengerechtelijke incassokosten van € 300,=), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 juni 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
3.2.2.
Aan deze vordering heeft Direct Pay, kort samengevat, ten grondslag gelegd dat [appellante] met Greenchoice een contract voor de levering van energie heeft afgesloten en dat [appellante], ondanks aanmaningen en sommatie, de eindafrekening voor de geleverde energie niet heeft betaald.
3.2.3.
[appellante] heeft gemotiveerd verweer gevoerd, stellende dat de meter is opgehangen met een strand van 08000 en dat de eindstand niet in de buurt is van wat er op de nota staat.
3.2.4.
Op 5 september 2013 heeft een comparitie van partijen plaatsgevonden. Direct Pay is op de comparitie verschenen en heeft haar vordering nader toegelicht. [appellante] is niet verschenen. Van de comparitie is proces-verbaal opgemaakt.
3.3.
In het bestreden (eind)vonnis heeft de kantonrechter overwogen dat nu [appellante], hoewel behoorlijk opgeroepen, niet op de comparitie is verschenen, zij de stellingen van Direct Pay niet heeft weersproken en dat de kantonrechter daarom uitgaat van de juistheid van de stellingen van Direct Pay en dat op grond daarvan Direct Pay het verweer van [appellante] voldoende heeft weerlegd. De kantonrechter heeft – bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad – [appellante] veroordeeld om aan Direct Pay te betalen de som van € 2.654,09, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 2.354,09 vanaf 11 juni 2013 tot aan de dag van voldoening, en [appellante] in de proceskosten veroordeeld.
3.4.
[appellante] heeft in hoger beroep drie grieven aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van het beroepen vonnis en afwijzing van de vorderingen van Direct Pay.
3.5.1.
In grief I betoogt [appellante] dat de kantonrechter ten onrechte ervan is uitgegaan dat de meterstanden die op de eindafrekening van 24 februari 2012 staan de juiste standen zouden zijn en dat het bedrag van de eindafrekening van € 2.265,46 eveneens juist zou zijn. Ter onderbouwing van haar stelling voert [appellante] onder meer aan dat de door Greenchoice gehanteerde meterstanden niet overeenkomen met het verbruik volgens de ESDN gegevens die als productie 7 door Direct Pay in eerste aanleg zijn overgelegd en dat de gegevens die als productie 6 door Direct Pay in eerste aanleg zijn overgelegd het vermoeden doen rijzen dat Greenchoice ten onrechte probeert een gat tussen de meterstand van de vorige leverancier en Greenchoice te dichten op kosten van [appellante].
3.5.2.
Direct Pay stelt in hoger beroep dat [appellante] de beginstanden en de eindstanden van de meter zoals gehanteerd door Greenchoice onvoldoende gemotiveerd heeft betwist. Ter onderbouwing van haar vordering heeft Direct Pay in hoger beroep gewezen op het Mutatie- en storingsformulier Standaard Aansluitingen van 28 april 2011, dat als productie 12 bij de memorie van antwoord (nogmaals) is overgelegd. Daaruit blijkt volgens Direct Pay dat de netbeheerder op die dag een meterstand heeft opgenomen van 0 (hoog tarief) en 82 (laag tarief). Gelet op de handtekening van [appellante] op het formulier was zij akkoord met deze meterstanden. Verder blijkt uit de als productie 13 bij de memorie van antwoord overgelegde uitdraai uit het Toegankelijk Meetregister van EDSN dat Greenchoice de factuur heeft opgemaakt aan de hand van de eindstanden die ook in het meetregister zijn genoemd, te weten 2.366 (hoog tarief) en 19.834 (laag tarief). Uit het historisch verbruik is voorts af te leiden dat [appellante] altijd al ruim heeft verbruikt.
3.5.3.
Het hof overweegt dienaangaande het volgende. Het geschil tussen partijen spitst zich toe op de vraag of de juiste hoeveelheid stroom in het lage tarief in rekening is gebracht; niet in geschil is dat [appellante] 2.366 kWh stroom in het hoge tarief heeft verbruikt. Ook de rekening voor geleverd gas is niet in geschil.
Greenchoice heeft haar vordering gebaseerd op het verschil tussen de meterstanden op
28 april 2011 en 8 december 2011. Volgens Greenchoice stond de meter voor het lage tarief op 28 april 2011 op 82 kWh en op 8 december 2011 op 19.834 kWh. Het verschil van 19.752 kWh heeft Greenchoice vervolgens als verbruikte stroom in het lage tarief aan [appellante] in rekening gebracht.
3.5.4.
Het hof is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat [appellante] in de periode van 28 april 2011 tot 8 december 2011 een hoeveelheid van 19.752 kWh stroom heeft verbruikt. Daartoe overweegt het hof het volgende.
De als productie 13 bij de memorie van antwoord overgelegde uitdraai uit het Toegankelijk Meetregister van EDSN vermeldt, kennelijk in het lage tarief, een meterstand van 82 op 28 april 2011, een verbruik van 2.622 kWh in de periode van 28 april 2011 tot 7 september 2011, een meterstand van 10.704 op 7 september 2011, een verbruik van 9.130 van 7 september 2011 tot 8 december 2011 en een stand van 19.834 op 8 december 2011. Opvallend is, dat hoewel in de periode van 28 april 2011 tot 7 september 2011 een verbruik is geregistreerd van 2.622 kWh, de meterstand op 7 september 2011 10.704 is. Logischerwijs zou de meterstand op 7 september 2011 met een verbruik van 2.622 sinds 28 april 2011 moeten zijn toegenomen tot 2.704 (82 + 2.622). Volgens het register geeft de meter op
7 september 2011 echter een stand weer die 8.000 kWh hoger is, kennelijk zonder dat daar een daarmee evenredig verbruik aan ten grondslag ligt.
Daarnaast kan uit de als productie 6 in eerste aanleg door Direct Pay overgelegde “contactmomenten” worden afgeleid dat de beginstanden van de meter van [appellante] onderwerp van geschil zijn geweest tussen de betrokken energieleveranciers en aanleiding zijn geweest voor het voorstel een verbruik van 8.000 kWh onderling te verrekenen en te factureren.
3.5.5.
In het licht van het voorgaande heeft Direct Pay met de verwijzing naar de meterstanden en naar het ruime verbruik van [appellante] in het verleden naar het oordeel van het hof haar stelling van het verbruik van 19.752 kWh onvoldoende onderbouwd. De kantonrechter is dan ook ten onrechte uitgegaan van een verbruik van 19.752 kWh.
In zoverre slaagt grief 1.
3.6.
Dat neemt echter niet weg dat [appellante] energie heeft verbruikt die deels nog onbetaald is gebleven.
3.6.1.
Uit de als productie 13 bij de memorie van antwoord overgelegde uitdraai uit het Toegankelijk Meetregister van EDSN blijkt dat [appellante] in het lage tarief in de periode van 28 april 2011 tot 7 september 2011, zoals hiervoor overwogen, 2.622 kWh heeft verbruikt en in de periode van 7 september 2011 tot 8 december 2011 9.130 kWh; in totaal derhalve een verbruik van 11.752 kWh (de eerder genoemde 8000 kWh minder dan Direct Pay stelt).
3.6.2.
Het hof baseert zich verder zich op de eindafrekening, die als productie 4 door Direct Pay in eerste aanleg is overgelegd. Afgezien van de verbruikte hoeveelheid energie in het lage tarief is de eindafrekening verder niet in geschil.
Uitgaande van een bedrag van € 0,1389 per kWh, is de prijs van een verbruik van 11.752 kWh in het lage tarief € 1.632,35. Daarbij dienen een bedrag van € 426,12 aan verbruik in het hoge tarief, een bedrag van € 18,32 aan vastrecht levering en een bedrag van € 139,40 aan transportkosten netbeheer te worden opgeteld en een bedrag van -/- € 232,69 aan korting milieubelasting in mindering te worden gebracht. De totale kosten aan elektriciteit bedragen dan € 1.983,50 inclusief 19% BTW.
De kosten van gas zijn niet in geschil. Zij bedragen € 330,76 inclusief 19% BTW.
Over de periode van 28 april 2011 tot 8 december 2011 kan Greenchoice derhalve een bedrag van € 2.314,26 aan [appellante] in rekening brengen als kosten van verbruikt stroom en gas.
3.6.3.
Niet in geschil is dat [appellante] een bedrag van € 1.160,- heeft betaald, zodat resteert een door [appellante] te betalen en een door Direct Pay te vorderen bedrag van € 1.154,26.
3.7.1.
In grief II betoogt [appellante] dat de vordering wat betreft de buitengerechtelijke incassokosten afgewezen dient te worden. Volgens [appellante] zijn er geen werkzaamheden verricht die meer betreffen dan het voorbereiden van een procedure en heeft Direct Pay niet aangetoond dat er daadwerkelijk (meer)kosten zijn gemaakt. Bovendien is de procedure gestart voor een volstrekt onterechte vordering, aldus [appellante].
3.7.2.
Het hof is van oordeel dat de gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke kosten afgewezen dient te worden. In het licht van de gemotiveerde betwisting van [appellante] heeft Direct Pay onvoldoende onderbouwd dat is voldaan aan de dubbele redelijkheidstoets. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat de correspondentie waarop Direct Pay zich beroept juist ziet op het onverklaarde verschil in de meterstanden, op welk punt zij in het ongelijk is gesteld.
Grief II slaagt.
3.8.
Uit het voorgaande volgt dat het bestreden vonnis niet in stand kan blijven en dat de vordering van Direct Pay zal worden toegewezen tot een bedrag van € 1.199,42 (de hoofdsom van € 1.154,26 plus de aangepaste wettelijk rente over deze hoofdsom tot aan
11 juni 2013 van € 45,16).
3.9.
Partijen zijn over en weer in het gelijk c.q. ongelijk gesteld. Het hof ziet daarin aanleiding de proceskosten, zowel van de eerste aanleg als van het hoger beroep, te compenseren.
Grief III hoeft niet meer besproken te worden.

4.De uitspraak

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en opnieuw rechtdoende:
veroordeelt [appellante] om aan Direct Pay te betalen de som van € 1.199,42, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.199,42 vanaf 11 juni 2013 tot aan de dag van voldoening;
compenseert de kosten van de procedure in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt, zowel van de eerste aanleg als van dit hoger beroep;
wijst af het meer of anders gevorderde;
verklaart het arrest wat betreft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. P.M.A. de Groot-van Dijken, W.H.B. den Hartog Jager en H.A.W. Vermeulen en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 23 december 2014.
griffier rolraadsheer