In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch werd behandeld, ging het om de beoordeling van de onderhoudsbijdrage na een echtscheiding. De vrouw, appellante in principaal appel, had verzocht om vernietiging van een eerdere beschikking van de rechtbank Oost-Brabant, waarin de onderhoudsbijdrage van de man was vastgesteld. De vrouw was op het moment van de echtscheiding nog studerend en had studievertraging opgelopen door de echtscheiding. Het hof hield rekening met deze studievertraging tot een bepaalde datum, maar oordeelde dat de vrouw na deze datum zelf verantwoordelijk was voor haar levensonderhoud. Het hof concludeerde dat de vrouw vanaf 1 april 2013 in haar eigen levensonderhoud kon voorzien, ondanks haar argumenten dat zij nog niet was afgestudeerd en dat de arbeidsmarkt slecht was. De man, verweerder in principaal appel, had in incidenteel appel verzocht om de onderhoudsbijdrage op nihil te stellen en om terugbetaling van teveel ontvangen alimentatie. Het hof oordeelde dat de vrouw onvoldoende had aangetoond dat zij niet in haar eigen levensonderhoud kon voorzien en dat de studievertraging na 1 april 2013 voor haar rekening kwam. De beslissing van de rechtbank werd bekrachtigd, waarbij het hof de verzoeken van de man afwees. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van partijen om in hun eigen levensonderhoud te voorzien, vooral na een echtscheiding.