ECLI:NL:GHSHE:2014:5396

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
19 december 2014
Publicatiedatum
22 december 2014
Zaaknummer
20-001324-14
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van valse aangifte van mishandeling na twijfel over bekentenis verdachte

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 19 december 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg. De verdachte was eerder veroordeeld voor het doen van een valse aangifte van mishandeling en kreeg een voorwaardelijke geldboete van € 340, met een proeftijd van twee jaar. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die vroeg om vernietiging van het eerdere vonnis en vrijspraak van de verdachte. De raadsman van de verdachte heeft eveneens vrijspraak bepleit.

Het hof heeft het beroep van de verdachte gegrond verklaard en het vonnis van de politierechter vernietigd. De tenlastelegging betrof een aangifte van mishandeling door de verdachte tegen haar toenmalige werkgever, waarbij zij op 6 oktober 2012 aangifte deed van mishandeling. De verdachte had blauwe plekken op haar armen en benen, wat door de verbalisant was waargenomen en gefotografeerd. Echter, tijdens een verhoor op 4 november 2012 heeft de verdachte verklaard dat haar eerdere aangifte vals was. Het hof plaatst vraagtekens bij deze bekentenis, vooral omdat deze werd afgelegd in het bijzijn van de beschuldigde, wat de betrouwbaarheid van de verklaring in twijfel trekt.

Het hof concludeert dat er onvoldoende bewijs is om de valse aangifte wettig en overtuigend te bewijzen. Daarom heeft het hof de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde feit. De beslissing van het hof is genomen door een meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de voorzitter en twee raadsheren aanwezig waren, en is op 19 december 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Uitspraak

Afdeling strafrecht

Parketnummer : 20-001324-14
Uitspraak : 19 december 2014
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, locatie Maastricht, van 23 april 2013 in de strafzaak met parketnummer 03-231874-12 tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991,
wonende te [adres].
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van - kort gezegd - het doen van een valse aangifte veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van € 340,=, subsidiair 6 dagen hechtenis, met een proeftijd van 2 jaren.
De verdachte heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de verdachte zal vrijspreken van het ten laste gelegde.
De raadsman van de verdachte heeft vrijspraak bepleit.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, omdat het hof - anders dan de politierechter - niet komt tot een bewezenverklaring.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 6 oktober 2012, in de gemeente Heerlen, aangifte heeft gedaan dat een strafbaar feit was gepleegd, wetende dat dat feit niet was gepleegd, immers heeft verdachte toen aldaar ten overstaan van [verbalisant 1] opzettelijk in strijd met de waarheid aangifte gedaan van eenvoudige mishandeling.
Vrijspraak
De verdachte heeft op 6 oktober 2012 aangifte gedaan van mishandeling door [A], haar toenmalige werkgever en eigenaar van bordeel [club] in Kerkrade. De verbalisant die de aangifte heeft opgenomen, heeft waargenomen dat de verdachte, toen aangeefster, blauwe plekken op haar armen en benen had. Daarvan zijn ook foto’s gemaakt.
De politie heeft [A] op 4 november 2012 gehoord over deze mishandeling. Het hof gaat ervan uit dat de vermelding in het betreffende proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 2] d.d. 7 november 2012 dat zulks geschiedde op 4 oktober 2012 berust op een verschrijving. Dit verhoor van [A] vond plaats in genoemde club. Nadat [A] de mishandeling had ontkend, heeft de verbalisant aan hem gevraagd of de verdachte op dat moment beschikbaar was om te worden gehoord. [A] bevestigde dit en haalde toen de verdachte erbij. Vervolgens heeft de verdachte verklaard dat de door haar gedane aangifte van mishandeling door [A] vals was.
Het hof plaatst vraagtekens bij deze bekennende verklaring van de verdachte. Daartoe overweegt het hof als volgt.
De verdachte had tijdens haar aangifte op 6 oktober 2012 blauwe plekken op haar armen en benen. Die pasten bij haar verklaring omtrent de wijze waarop zij was mishandeld, welke mishandeling naar haar zeggen had plaatsgevonden door [A] in het bordeel waar zij werkzaam was.
Haar verklaring van 4 november 2012 waarin zij bekent dat haar eerdere aangifte tegen [A] vals is, is blijkens het daarvan opgemaakte proces-verbaal van bevindingen afgelegd in het bordeel waar de verdachte die avond werkzaam was, in het bijzijn van deze [A], nadat deze [A] haar op verzoek van de verbalisant van elders in het bordeel erbij had gehaald.
Nu de verdachte in het bijzijn van die [A] is gehoord over de waarachtigheid van haar aangifte van mishandeling, is het hof van oordeel dat de bekentenis van de verdachte niet betrouwbaar is te achten. Bij gebrek aan voldoende overig bewijsmateriaal acht het hof dientengevolge niet wettig en overtuigend bewezen dat die aangifte vals is.
De verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt haar daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr. R.R. Everaars-Katerberg, voorzitter,
mr. A.M.G. Smit en mr. E.F.G.M. Gelderman, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. P. van Glabbeek, griffier,
en op 19 december 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.