Uitspraak
s-HERTOGENBOSCH
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om een hoger beroep van de vader tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant, waarin de kinderen onder toezicht zijn gesteld van de Stichting Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant. De vader, die in hoger beroep is gekomen, betwist de noodzaak van de ondertoezichtstelling en stelt dat er nieuwe ontwikkelingen zijn die deze beslissing niet langer rechtvaardigen. De mondelinge behandeling vond plaats op 25 november 2014, waarbij zowel de vader als de moeder, vertegenwoordigers van de Raad voor de Kinderbescherming en de stichting aanwezig waren. De minderjarige dochter heeft haar mening kenbaar gemaakt aan het hof, wat ook in de beoordeling is meegenomen.
De rechtbank had eerder op 18 juni 2014 besloten om de kinderen onder toezicht te stellen, omdat de veiligheid en ontwikkeling van de kinderen in het geding waren. De vader voerde aan dat het contact tussen de ouders verbeterd was en dat hulpverlening in een vrijwillig kader voldoende zou zijn. De moeder en de stichting daarentegen stelden dat de ondertoezichtstelling nog steeds noodzakelijk was, gezien de negatieve invloed van de vader op de kinderen en de onopgeloste conflicten tussen de ouders.
Het hof heeft de argumenten van beide partijen zorgvuldig afgewogen en is tot de conclusie gekomen dat de ondertoezichtstelling gerechtvaardigd blijft. De vader's stellingen over verbeterd contact zijn niet overtuigend gebleken, en de hulpverlening is essentieel voor de ontwikkeling van de kinderen. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarmee de ondertoezichtstelling van de kinderen is gehandhaafd.